Advanced Search found 1 item(s) featuring "Joan Luyken"

1922-02-18 JOAN LUYKEN'S DUYTSE LIER (Anon.)
  • . . . JOAN LUYKEN 'S DUYTSE LIER Geen volk staat verder van zijne klassieke schrijvers af, dan het Nederlandsche, en de Vlamingen meer nog dan de Hollanders. . . .
  • . . . aan Vergilius ). Er kan bijkomen, dat wij literair niet zoo heel vaderlandslievend zijn. En het brengt mee dat een boekje als Joan Luyken 's Duytse Lier, dat elders gemeengoed zou zijn geworden, bij ons geldt als een curiosum, waarvan ons nauwelijks de titel bekend is. Het was . . .
  • . . . die van 1783 (in 's-Gravenhage, bij H.H. van Drecht, Boekdrukker en boekverkoper), welke zich bevinden op de Universiteitsbibliotheek te Gent. Of ze van Jan Luyken zelf zijn, kan ik weer niet nagaan en is zoo goed als uitgesloten: de Duytse Lier werd uitgegeven in 1671, en volgens van . . .
  • . . . weer niet nagaan en is zoo goed als uitgesloten: de Duytse Lier werd uitgegeven in 1671, en volgens van Eeghen bezitten wij van Luyken geen prenten van voor 1677. Doch, hoe dan ook vermoedelijk door een ander ontworpen en uitgevoerd, zijn deze etsjes voor de hier besproken poëzie . . .
  • . . . omvat een zin der soms platte, altijd redelijke natuurlijkheid. Meer dan de Vlamingen, zijn de Hollanders, ook in Italiaansch gewaad, Hollanders gebleven. En Joan Luyken , die zijn bundel door verzen schrijft op Fransche danswijzen en op de "vooys" van Italiaansche liederen, hij is een Hollander die zich nimmer . . .
  • . . . stemmigheid; het "animal triste" der Latijnsche spreuk uitgesloten want nimmer begrepen: tragiek of zelfs maar eenvoudig weemoed van steeds ontgoochelende zinnelijkheid: de Hollander Joan Luyken zou ze niet kennen. Hij weet verzen te maken vol sierlijkheid; verzen zou men zeggen van een uitnemend vrijer, die de buitenlandsche manieren . . .
  • . . . het van verre, denken aan het plaatje uit dezelfde Duytse Lier waar een bolle Amor aan het boterkernen is. Dat het den jongen Luyken , twee en twintig oud toen de Duytse Lier verscheen, niet aan ernst ontbrak, dat hij, muziekliefhebber en plastisch kunstenaar als hij was, niet louter . . .
  • . . . om waarachtige ascesis te worden, maar de ascesis toch heel nabij kwam; een "air" als het volgende bewijst het, en bewijst weer hoe Luyken in het godsdienstige een echt Hollander was, - zonder passie, met veel overtuiging: Droom is't leven, anders niet; 't Glijt voorbij gelijk een vliet, . . .
  • . . . vel en vlees en been Slaat aan't kraaken, d'Oogen waaken Met de dood in duysterheen. Men heeft gesproken van het dualisme bij Joan Luyken , het dualisme van den zinnelijken en tevens - of even later - mystischen mensch. Ik meen dat de mystiek bij Luyken . . .
  • . . . Joan Luyken , het dualisme van den zinnelijken en tevens - of even later - mystischen mensch. Ik meen dat de mystiek bij Luyken al even onecht is geweest als de erotiek zooals zij spreekt uit het grootste gedeelte der Duytse Lier De mystiek is ontleend: het blijkt . . .
  • . . . na zijne zoogezegde bekeering: "Jezus en de Ziel", die, net als de Duytse Lier en meer nog dan zij, in hoofdzaak navolging was. Luyken is steeds, onder het ontleende kleed, in de eerste plaats een degelijk Hollander geweest, zoo in de liefde tot God als tot de meisjes. . . .
  • . . . Die echtheid is dikwijls afwezig als bij de meeste dichters van zijn tijd. Zij is echter gemakkelijk te erkennen. En dan blijkt dat Luyken zich meestal gelijk is gebleven. Wat bij een Hollander als hij, een Hollander die zich-zelf niet verloochenen kon, waarlijk niet verwonderen kan. N.R.C,