Nogmaals en encore
VRAGEN NAAR EEN TONEELBELEID
En nu wordt de crisis dus zichtbaar als de mist in september. De kou is reeds voelbaar en het vriesweer is op komst. Het geharrewar rond het krimpende geld van de overheid voor toneel heeft weliswaar nog niet geleid tot een diepgaande discussie over het toneelbeleid, maar het embryo van het debat spookt wel al rond in vakbondslokalen, magazines, studiedagen, ministeriële kabinetten,
Meer of minder?
Voorlopig beperkt het debat omtrent het toneel zich hoofdzakelijk tot de kreet 'meer of minder geld'. De economen en ministers van financies beslissen: 'minder geld' Het verenigde toneelleven roept solidair: 'meer'. Natuurlijk moet het Vlaams toneel meer geld krijgen. De meest simpele economische reflex leert dat het debiel moet zijn arbeidsintensieve KMO's als de toneelgezelschappen af te bouwen. En een evidente sociale reflex eist dat alle werknemers tweede klas die nu in toneelland ronddwalen (
Dit jaar levert het toneel minstens vijftien miljoen frank in. En van de belofte van Poma, in
En nog ter attentie van hen die cultuur tegenover economie stellen, en de cultuur willen opofferen, het volgende citaat, van
Een tweede discussiepunt in de huidige golf gesprekken rondom het toneel wordt vaak lacherig aangebracht. Zo
Geld van de
Naarmate de overheid steeds harder roept geen geld meer te ontwaren in de put onder de staatskas, gaan de toneelmakers meer en meer op zoek naar sponsoring buiten de staatskanalen om. Bij financiële instellingen, privé-bedrijven en privé-personen. De resultaten van die zoektocht zijn vooralsnog matig. En het is de vraag of er überhaupt veel te verwachten is uit die hoek. Alhoewel de weg zeker moet bewandeld worden. Maar de filmmakers van het VAK berichten alvast: "We moeten vaststellen dat de meeste sponsors slechts oog hebben voor de sport enerzijds en voor dure en sjieke aangelegenheden anderzijds:
Eigen inkomsten, een subsidiefactor?
Gaat de liefde van het toneel door de maag? In elk geval hebben de restaurants verbonden aan sommige gezelschappen een betere faam dan de groep zelf. Via de kunst van de kok slagen sommige slimme toneelbedrijfsleiders erin hun zalen vol te krijgen voor de kunst van de acteur. Sommige critici doen daar nogal neerbuigend over. Zeker, de kwaliteit van een diner heeft weinig van doen met de kwaliteit van een voorstelling. Maar dat argument werkt naar de twee kanten. Klantenbinding via de tafel doet ook niets af van het artistieke niveau van een produktie. Het probleem dat zich hier verschuilt is dat van de publiekswerving. Ik denk dat men rustig mag stellen dat de verloedering van een paar van onze grote gezelschappen te maken heeft met het feit dat ze zo goed als onafhankelijk functioneren van het aantal toeschouwers. Volle zalen, lege zalen, het maakt weinig uit in de totale turnover van het bedrijf.
In veel gevallen zou de hoogte van de eigen inkomsten van een groep inderdaad een factor kunnen zijn voor het vaststellen van de subsidies. Ik weet niet of ik erg gecharmeerd ben door de toekomstbeelden van de
minnaars die actief informatie verzamelt, maar niet voor de groept participanten die slechts een paar keer per jaar een evenement bezoekt, laat staan voor de groep die kunst weliswaar welgezind is maar nooit ergens heen gaat... Het produkt is bovendien moeilijk via publiciteit over te dragen. Je gaat niet naar
Een toneelbeleid, mag dat?
Wanneer de Vlaamse beleidsmensen nog maar eens te horen krijgen dat het theaterdecreet een kunstenaarsbeleid toelaat maar geen toneelbeleid, beweren ze allen dat het niet anders mag. "
Maar de vraag van Poma en co blijft: "Mag de overheid wel inhoudelijk richten?" In alvast twee van de buurlanden gebeurt het,
Deskundigheid of het politieke prioritair?
In
De overheid heeft in het cultuurpact de dominantie vastgelegd van het politieke boven het onafhankelijk culturele. Alle
Het probleem wordt echter op zijn kop gezet. Het cultuurpact verhindert dat onafhankelijke deskundigen zich profileren omdat iedereen die zich op beleidsniveau in wil schakelen in de toneeldiscussie eerst partijpolitieke kleur moet bekennen.
Toch is het sanctioneren van de 'kwaliteit' in het subsidiebeleid een van de weinige manieren om het toneel echt te helpen. Belangrijk lijkt me dat het begrip 'kwaliteit' niet te eng wordt bekeken. Het gaat zeker om vernieuwing of grote beheersing van de theatertaal. Maar het gaat ook om de produktiewijze en om de verhouding met de toeschouwers en het publiek. Het zou vanzelf horen te spreken dat niet elke groep vernieuwend moet zijn. Net zoals het voor de hand zou moeten liggen dat groepen die grenzen willen verleggen via hun subsidie onafhankelijk horen te zijn van publieksbijval.
De doelstellingen van het toneelbeleid aanhouden?
Het toneel in ons land heeft nood aan een nieuwe definiëring van de subsidiecriteria uiteindelijk, omdat op de oude manier de doelstellingen van het beleid niet verwezenlijkt zijn. Sinds het puinruimen in 1945 begon, zijn de kerndoelstellingen van het hele culturele beleid participatie en spreiding geweest. Ook voor het toneel: 'participeer en spreidt, dat is de kern van het toneelbeleid'. Precies omdat die doelstellingen nog overeind staan, moet het toneelbeleid veranderen. Want het professionele toneel is vooralsnog niet bijzonder populair geworden. Het toeschouwersaantal stagneert dik onder het miljoen per jaar. Het toneel blijft geconcentreerd in enkele centra. Van een grotere diversiteit in de publiekssamenstelling is weinig gekomen. Ondanks de serieuze inspanning met het decreet, ondanks de spectaculaire stijging van het aantal beroepsgezelschappen de laatste tien jaar. De twee manieren om dichter bij de verwezenlijking van de basisdoelstellingen te komen zijn de kwaliteit van ons toneel verbeteren en de publiekswerving beter organiseren. Daarom moeten die criteria in het decreet komen.
Een subsidieregeling uitwerken waarin zowel recht wordt gedaan aan kwaliteit, eigen inkomsten, toneelsoort en decentralisatie is onderdeel van de echte discussie voor een toneelbeleid. Hier is slechts nogmaals en encore gezegd - door het lijnen van de vragen die hoorbaar zijn in theaterland - dat het debat nodig is.
Paul De Bruyne
Auteur Paul De Bruyne
Publicatie Etcetera, 1983-06, jaargang 1, nummer 3, p. 2-3
Trefwoorden toneelbeleid • toneel • poma • publiekswerving • deskundigheid • overheid • ministers • gezelschappen
Namen Amsterdamse • Aurelio Peccei • BTK-ers • Borkman van het Publiekstheater • Brinkman • CVP-ers • Club van Rome • DIRV • De Barbaren • Deel van • Derde Arbeidscircuit-projecten • En God • Europalia • Frankrijk • Han-senne • Huppeldepup • Ibsen • Interact • Johan Depoortere • Mijnheer • Omnibus • Opera • Panorama • Proloog • Raden van Advies • Rika De Backer • Staat of van Bedrijven • Theo Stokking • Van Melle • Van Puffelen • Vlaamse Raden • Vlaanderen
Development and design by LETTERWERK