Archief Etcetera


Jef De Roeck



Jef De Roeck

De moeder had acht kinderen en één taart. Alle acht moesten een stuk krijgen. Niet even groot, natuurlijk, want de oudste, een opgeschoten knaap van 17, kon eten als een beer, en de jongste, een poppetje van 4, lustte geen gebak. Toch kregen ze alle acht hun deel. Toen was de taart op. De moeder had niet méér dan ze had. Meer kon zij niet geven.

Iets anders bedoelde ik niet toen ik in Etcetera nr. 12 schreef: "De overheid heeft maar zoveel geld als zij heeft". Een dit tijdschrift gunstig gezinde collega in Nederland had moeite met mijn redenering (Toneel Teatraal, januari 1986). Hij dacht dat ik het eerder opnam voor minister Poma en het werd hem in mijn column niet duidelijk of mensen als Jan Fabre en Anne Teresa De Keersmaeker er werden gerekend tot de artiesten wier mediocriteit en hang naar verzekering van de boterham ik over de hekel haalde. "Een zeer merkwaardige en haast reactionaire bijdrage" achtte hij die column.

Waarom schrik je van die term,' 'reactionair", als hij je wordt opgespeld? Waarom ervaar je hem bijna als een belediging, en zeker niet als een compliment? Zelf vermijd ik in mijn woordgebruik de tegenstelling reactionair - progressief. Het zijn handige etiketten die je ergens kunt opkleven; inzicht brengen zij nauwelijks. Wie ze in de mond neemt, hoeft niet verder na te denken, moet geen argumenten aandragen. De tegenspeler wordt gecatalogizeerd, in het andere kamp ondergebracht, uitgeschakeld. Elkaar om de oren slaan met "progressief" of "reactionair" komt neer op heilig verklaren of verketteren. Vruchtbaar maakt het de diskussie niet.

Het is belangrijk genoeg om op dit thema terug te keren, omdat de taart blijft wat zij is, ook al is Patrick Dewael inmiddels Karel Poma opgevolgd als Minister van Cultuur. Dat het opnieuw een liberaal is die de koek onder de theaterkinderen moet verdelen, maakt in de grond niet veel uit. Ik blijf er dus bij, beste Jan Middendorp, dat de overheid maar zoveel geld heeft als zij heeft, en - heb je ook dat in mijn vorige column gelezen? - dat zij in het theaterdecreet niet over de beste verdeelsleutel beschikt en in haar beleidsopties niet over de sterkste verbeeldingskracht. (Over verbeelding spreken, is dat reactionair?)

Minister Poma laat geen herinnering na aan een beleid dat schitterde van intelligentie. Wat hem wei ten goede kan worden geduid, is dat hij aan de boom van het theaterdecreet heeft geschud. Hij wilde het decreet laten herzien. Immobilisme was niet zijn program. De geschiedenis zal uitmaken of hij slechts een overgangsfiguur is geweest, dan wel iets aan het rollen heeft gebracht.

Opvolger Dewael moet zich nog profileren.

Misschien is hij in vergelijking met zijn voorgangers bevoorrecht: welke Minister van Cultuur in Vlaanderen kreeg ooit zoveel voorbereidend denkwerk over beleid toegespeeld als hij? Het wordt hem aangedragen vanuit de praktijk, door mensen te velde, niet - voor zover bekend - door de Raad van Advies voor de Toneelkunst.

De jongste maanden publiceerde Jozef Deleu van Ons Erfdeel beschouwingen over cultuur en cultuurbeleid in de Standaard der Letteren (5 april) en deed Hugo De Greef in Ons Erfdeel (maart -- april) voorstellen voor een nieuw beleid onder de titel "Weer vrijheid voor het theater", terwijl in hetzelfde nummer de Nederlander Jan Kassies het had over "Cultuurbeleid in crisistijden". Het Vlaams Theater Circuit hield in januari een tweedaags colloquium over kunst en beleid met sprekers uit Nederland, Frankrijk en België, en formuleerde in april "standpunten over theaterbeleid", die ook aan het ministerie werden toegezonden. De Socialistische Partij bood op een avond in een Brussels hotel de Belgische artistieke wereld de kans te luisteren naar de inspiratie van Jack Lang, toen die nog Minister van Cultuur in Frankrijk was. Kunstsocioloog Warna Oosterbaan Martinius maakte in opdracht van de Nederlandse minister Brinkman een studie over de redenen die de overheid kan hebben om een kunstbeleid te voeren, 't Stuc in Leuven heeft vroeger al suggesties gedaan voor een ander subsidiëringssysteem en voor de hervorming van de Raad van Advies. Van Etcetera zelf verschijnt er omzeggens geen aflevering zonder hartige woorden over het theaterbeleid. Als Minister Dewael een beroep doet op goede dokumentalisten, zal hij nog meer publikaties terugvinden, die hem kunnen voorlichten, dan de enkele hier geciteerde.

Er daagt licht in de zaak. Het kan de Minister niet moeilijk vallen zijn oor te luisteren te leggen. Hij mag de inzet van mensen die zich betrokken voelen, niet op een laag pitje laten voortsudderen. Integendeel, hij moet de op gang komende reflectie stimuleren. Du choc des idées jaillit la lumière. Zijn voorgangers hebben het veelal moeten stellen met klachten uit de theatersector over gebrek aan subsidies. Hem worden positieve voorstellen toegeschoven, van mensen bij wie het niet alleen en niet op de eerste plaats gaat om geld.

Om nog even terug te keren tot de kritiek van Jan Middendorp, hoe kwam hij erbij aan Fabre en De Keersmaeker te denken als ik het had over "de mediocriteit van een groot aantal van onze artiesten, die de middelmatigheid van een groot aantal politici niet overtreft"? Als er twee kunstenaars zijn in Vlaanderen die boven vele anderen uittorenen, dan toch wel die twee zeker?


Development and design by LETTERWERK