Archief Etcetera


boekbespreking /



boekbespreking /

Theaterbeelden

NTG Lustrumboek 1985-1990

Bij het Nederlands Toneel Gent bestaat een traditie van lustrumboeken. Het lustrumboek 1985-1990 moest een boek worden 'dat hopelijk voldoende stof bevat om veel controversiële gesprekken te voeren of aanleiding zal geven tot vinnige discussies en openhartige, (h)eerlijke geschriften'. Of het zover zal komen, laat ik hier in het midden. Zeker is dat dit mooi uitgegeven boek geen gewoon lustrumboek is. Om dat te vermijden heeft men de cijfergegevens i.v.m. de producties geen centrale plaats in het boek gegeven. Je kan ze achteraan in het boek raadplegen. Eén bedenking moet me daarbij toch van het hart: als je de inkomsten en uitgaven van de periode 1985-1990 optelt, blijkt dat het NTG in die vijf jaar een tekort van 13 miljoen opliep, waarvan bijna 9 miljoen in het seizoen 1989-1990. Als lezer kan je enkel gissen naar de manier waarop men in Gent de putten delft...

Het belangrijkste deel van het boek is opgebouwd rond drie kernen : teksten, foto's en citaten. Het NTG vroeg aan een zestal 'cultuurfilosofen en aanverwanten' een kort essay te schrijven over theater. Iedere auteur kreeg één steekwoord, respectievelijk : verleden, toekomst, esthetiek, ethiek, menselijke relaties en situationele relaties. Aan Standaard-recensent Fred Six werd gevraagd een kritisch stuk te schrijven over de producties van het NTG in de tweede helft van de jaren tachtig. Tussen de essays door verzamelden Frans Redant, Flor Demedts, Marcel van Spaandonck en Rik Lan-ckrock foto's en citaten uit de NTG-producties. Origineel is dat foto's uit de ene productie geconfronteerd worden met citaten uit andere producties, waardoor men getracht heeft de universaliteit van de menselijke problematiek aan te tonen. Dat levert boeiende combinaties op die de ene keer al veelzeggender zijn dan de andere. Zo vindt je naast een foto van King Lear die rug aan rug gebonden is met zijn jongste dochter Cordelia - beiden gevangenen van Edmund - het volgende citaat uit 'Triptiek van het Weerzien' van Botho Strauss terug : 'Wij gescheidenen. Wij rug aan rug verenigden. Wij terugkerenden.' Een procédé dat veel kansen geeft aan het associatieve denken.

Met uitzondering van het essay geschreven door classicus Freddy Decreus, Van het ene naar het vele, of over de gevolgen van een 'esthetiek van het fragment',vinden we in de verschillende essays weinig of geen voorbeelden terug uit de actuele, Vlaamse of Nederlandse theaterpraktijk. Daaruit valt af te leiden dat de meeste schrijvers weliswaar theaterliefhebbers zijn, maar dat ze niet per se iedere min of meer belangrijke theatervoorstelling hebben gezien. Dat heeft zijn voor- en nadelen. Zij behouden een zekere objectieve afstand tot de theaterpraktijk. Ze zijn geen fan geworden van een gezelschap of van een bepaalde manier van theatermaken. Anderzijds vind je in de essays, met uitzondering van dat van Freddy Decreus, geen specifieke visies op de laatste ontwikkelingen in het moderne theater.

Dat alles betekent niet dat het boek een dor museumstuk geworden is. Integendeel, door die objectieve afstand die de schrijvers tot het theater hebbben behouden, brengen ze fundamentele discussies aan de oppervlakte. Het zijn vaak zaken waarover men in het circuit nog maar moeilijk durft te debatteren. In zijn essay Ontmaskering van een kwelling stelt docent cultuurfilosofie en ethiek Ronald Commers dat vele regisseurs meer geïnteresseerd zijn in het opvoeren van hun eigen 'theateren', dan in het brengen van theater. Een fenomeen dat volgens Commers rechtstreeks verbonden is met een beperkt zicht op de toekomst van de mensheid en met een algemene waardenimplosie. Het gaat enkel nog over 'de kwellende repetitie van wat hopeloos is binnen een westerse cultuur', over 'de representatie in een oneindige ontdubbeling' van het subject en niet meer over 'de verlangde harmonie in de immer bewegende disharmonie' of de 'geduldige werking van het algemene in het ononderbroken bijzondere menselijke bestaan'. Als aanvulling hierop kan het essay van Decreus over de esthetiek van het fragmentarische gelezen worden. Volgens hem is het theater juist boeiend omdat het als voelspriet van de maatschappij weinig opbeurende beelden toont. De postmoderne vrijblijvendheid van waarden heeft ertoe geleid dat er voldoende bressen geslagen werden in de Westerse zelfgenoegzaamheid, zodat men opnieuw is gaan luisteren naar enkele essentiële vragen.

In de marge van deze problematiek staan de essays van filosoof Etienne Vermeersch en li-terauurwetenschapper Raymond Vervliet. Vermeersch haalt in zijn essay een drietal opgaven aan voor het theater van de toekomst. Een toeschouwer heeft volgens hem het recht een conceptie te hebben over wat goed theater kan zijn. De verschillende opgaven kort samengevat : ten eerste het programmeren van erfgoed - vernieuwing is niet mogelijk zonder een zekere vertrouwdheid met enkele basisauteurs - in de tweede plaats het zorgen voor een multiculturele confrontatie - zonder de Westerse cultuur te ontkennen, moeten we deuren en vensters wijd openzetten voor wat van buitenaf kan komen -en ten derde een uitdrukking geven aan solidariteit met mensheid en natuur, m.a.w. een adequate uitdrukking geven aan de thema's die ons de komende eeuw zullen bezighouden. Het essay van Vervliet sluit volledig aan bij de tweede opgave die Vermeersch formuleert : een theatervoorstelling moet een poging zijn om een vreemde wereld over te brengen naar een andere en om banden van overeenkomst hiertussen te scheppen zonder de wederzijdse essentiële verschillen uit te wissen. Een overtuigend voorbeeld vond Vervliet in Peter Brooks 'La Tempête'.

De essays van Leo Apostel en Jacques De Visscher leggen dan weer andere verbanden met de vorige. De onderliggende teneur van de verschillende essays is gelijklopend. De overtuiging is er dat theater iets kan uitdrukken, dat de wereld van het theater een theater van de wereld kan zijn. Daarvoor moet een voorstelling wel uitgroeien tot 'een organische identiteitmet 'actualiteitswaarde'', zoals Fred Six dat noemt. Helaas moet ook hij constateren dat dat bij het NTG niet altijd het geval is : 'Via een opgeklopte sfeerschepping of een esthetiserende afstofbeurt maakt men van een klassiek werk nog geen levend theater dat je bezighoudt.' Daarom ben ik bij het lezen van dit boek een beetje overvallen door een eigenaardig gevoel. Ik kan heel wat van de bevindingen in het boek onderschrijven, maar ik vind er zo weinig van terug bij het NTG. Ik heb bij het NTG knappe voorstellingen gezien zoals King Lear en De koning sterft van Marijnen, zoals Taghe De Vrek of Triptiek van het Weerzien in een regie van Mette Bouhuijs, maar ik heb er nog veel meer halfslachtige voorstellingen gezien, zonder visie, zonder dat het voor mij een spiegel was van het theater van de wereld. Ik hoop dat dit lustrumboek in de eerste plaats de discussie bij het NTG terug doet opwaaien. Theaterheelden : mens en wereld bevat er in ieder geval genoeg stof voor.

Maarten Van Steenbergen


Development and design by LETTERWERK