Archief Etcetera


De bloeddorst van de ideale vorst



De bloeddorst van de ideale vorst

Malpertuis en Het Gevolg ensceneren Henry V

Elders in deze Etcetera wordt het nog eens gezegd: wantrouw heersers die verheerlijkt worden! Heeft Shakespeare in Henry V de lof gezongen van een heerser? Bart Van den Eynde vergelijkt twee film- en twee theater versies.

Vertelt Henry V één van de gloriemomenten uit de geschiedenis van Engeland, het is zeker niet Shakespeares beste tekst. Er is hoegenaamd geen plot: een jonge ambitieuze koning wordt door kerkprelaten en edelheden, die zorgvuldig hun eigenbelang najagen, aangespoord zijn (dubieuze) aanspraken op de Franse troon hard te maken. Hij toont zich moedig en vastberaden in de desbetreffende strijd, overwint te Azincourt de enorme Franse overmacht en neemt de dochter van de koning mee naar de andere kant van het Kanaal. De Honderdjarige Oorlog kabbelt verder en zal naast een lege staatskist, een geterroriseerd en leeggeplunderd Frans binnenland, de beide landen vooral een wassend nationalisme opleveren.

Ook andere stukken van Shakespeare kennen een mager verhaal, maar deze tekst ontbeert ook de veelduidigheid, de gelaagdheid die de meeste van zijn stukken zo universeel en steeds actueel maken. De vorst heeft weliswaar een ietwat ruwe en voortvarende inborst, de Engelse motieven voor de strijd, die enkel in het begin van het stuk ter sprake komen, zijn enigszins ambigu, er is een dialoog tussen de vermomde koning en een nietsvermoedende soldaat waarin de verantwoordelijkheid voor het oorlogsgeweld ter sprake komt. Maar het stuk toont zich toch vooral als een eenstemmig loflied op een vorst en een land: Henry V en Engeland. Niet de oorlog is het thema, maar de moed en de verantwoordelijkheid van een vorst voor zijn land en zijn troepen in de oorlog worden getoond.

Deze koning is dan ook het enige, echt uitgewerkte personage, omringd door bordkartonnen figuren die het verhaal voort helpen en dienen als garnituur in dit portret van de ideale vorst.

Propaganda versus kritiek

Henry V diende als basis voor twee zeer uiteenlopende filmversies: de adaptatie door Laurence Olivier (1944) en door Kenneth Brannagh (1991), beide met de respectievelijke regisseurs in de hoofdrol. De data vertellen veel over de aanpak van de films. Laurence Olivier versterkt de teneur van het toneelstuk nog en levert een propagandafilm af waarin het British Empire en zijn waarden verheerlijkt worden, en waarin een juiste strijd (lees: de oorlog tegen nazi-Duitsland) gevoerd wordt ter verdediging van dit rijk. De film presenteert zich als gefilmd toneel en zijn sterkte vormen de acteursprestaties.

In 1991 kent Groot-Brittannië andere tijden. Drie ambtstermijnen van Margaret Thatcher en een ongebreideld neoliberalisme hebben het land zwaar getekend. Wanneer Thatcher zich, in een mini-oorlog rond de Falklandeilanden, zonder aarzelen ontpopt tot een onwankelbare warqueen in 'de strijd voor het rijk', bereikt ze een hoogtepunt van populariteit en sleept ze moeiteloos een derde ronde in de wacht op weg naar een adellijke titel. In Brannaghs' film is het vooral te doen om de verborgen belangen achter de oorlog, om het bloed en de ellende achter de heroïek. Het gruwelijke geweld en de terreur van het slagveld komen uitgebreid en letterlijk aan bod, wat het medium film natuurlijk makkelijker toelaat.

Een lompe bruut

In Vlaanderen wordt Henry V dit seizoen gespeeld in twee ensceneringen, waarvan die van Het Gevolg reeds de tweede proeve is van Ignace Cornelissen met dit koningsdrama. Vorig seizoen maakte Cornelissen met de studenten theaterwetenschap in Leuven een eerste Hendrik Y. Rond een grote zandbak zaten de machthebbers en via microfoons (onder)handelden ze, speelden ze het diplomatieke spel. In de zandbak bevonden zich het volk en de soldaten, de te verhandelen waar en de pionnetjes in het spel waar alles te koop is. Zij werden letterlijk vertrappeld door de vorsten wanneer deze een confrontatie aangingen in de bak.

In Hendrik de Vijfde, het derde deel in de trilogie van koningsdrama' s van Het Gevolg, worden de oorlogsslachtoffers niet verbeeld door speelgoedsoldaatjes maar door ballonnen, die de twee koningen in een gevecht doorprikken. De voorstelling heeft in vorm alleen de titel en enkele verhaalelementen gemeen met het oorspronkelijke stuk. 's Konings schatkist is leeg, een zegevierende oorlog tegen Frankrijk moet ze opnieuw vullen. Frankrijk is immers een deel van Engeland want dat staat in de boeken (dus is het waar). De koning van Engeland is een lompe kwajongen die eerst doet en dan denkt. Hij verkracht de Franse prinses en heeft er pas spijt van als zij niet meer met hem wil spelen. Bij de dood van de koning van Frankrijk, maakt deze bruut, wanneer hij haar wil troosten, het verdriet van de prinses alleen maar erger. Later vernielt hij het door hem begeerde (zand)kasteel in een duel met de niéuwe Franse koning om pas met de ravage voor ogen zijn geweld te betreuren. Het verhaal wordt in de voorstelling letterlijk verteld, becommentarieerd en geleid door een verteller die buiten de reusachtige boksring en buiten het verhaal staat. Hij dankt zijn alwetendheid en zijn macht over



de personages aan zijn 'verteljas'. Dit verhaal-in-het-verhaal wordt zeer mooi verwerkt in de voorstelling: op een bepaald ogenblik zal de prinses door list de verteljas bemachtigen, dwingt de ex-verteller in de ring en het verhaal, en wordt zo zelf de buitenstaander-begeleider. In het verhaal is de prinses spoorloos en wordt de ex-verteller tot soldaat gebombardeerd. De prinses ervaart de verleidingskracht van de macht over de personages en de ex-verteller ervaart aan den lijve wat hij voordien koeltjes becommentariëerde.

De twee niveaus, dat van het vertelde en dat van de vertelling, zijn zeer sterk uitgewerkt en grijpen stevig in elkaar. Aan de hand van gewone, dagelijkse daden en reacties van de protagonisten wordt het verhaal verteld en de thematiek aangebracht, verstaanbaar en herkenbaar voor kinderen. Zo worden al in het begin van de voorstelling de lijnen duidelijk uitgezet met een slow motion-beweging, waarin een jongen een meisje knijpt en aan de haren trekt, een voorproefje van wat komt. Naast het beeldrijke en voor kinderen herkenbare gebruik van rekwisieten en decor, draagt ook de belichting en vooral de muziek van Piet Slangen veel bij tot de sfeer van de voorstelling, nu eens plechtstatig dan weer griezelig.

Jammer is alleen het nogal ontgoochelende einde dat gedragen wordt door een wel erg lauwe woordspeling: wanneer de prinses door opnieuw in het verhaal te springen de wederzijdse moord van de koningen heeft kunnen verhinderen, besluit de verteller die zijn jas en zijn oorspronkelijke positie hervindt: 'laten we op verhaal komen', duidelijk niet wetend hoe hij zijn verhaal op een meer bevredigende manier moet beëindigen.

Een hart van koekebrood

De Hendrik V van Malpertuis verschilt sterk van de versie van Het Gevolg. De hele tekst wordt gespeeld en, anders dan bij Cornelissen, is het helemaal niet duidelijk welke nood Ruurd Van Wyk voelde om dit stuk op scène te brengen. Bij deze voorstelling hoort een merkwaardige programmabrochure die een dramatische ontleding bevat waarvan in de voorstelling geen spoor is terug te vinden: ' Hendrik V gaat dus over politiek, over macht, en vertelt zijn verhaal doormiddel van theater, openlijk, schaamteloos. Dat maakt het bij uitstek geschikt de macht van het theater te demonstreren aan het theater dat zich afspeelt rondom de macht.' Verder wordt als voorbeeld de eindscène gegeven, waar volgens de brochure 'sexualiteit als categorie van macht' getoond wordt. Inderdaad, Isabella wordt erin verkracht, maar dat is ze blijkbaar snel vergeten want wat zien we daarna en zonder overgang: trotse prinses smelt weg voor bruut die zich nogal onhandig gedraagt op het pad van de liefde, maar, zoveel is duidelijk, zijn hart-van-koekebrood-onder-de-ruwe-bast klopt alleen voor haar.

Deze romantische eindscène toont zowel de oppervlakkigheid met al haar vormelijke inconsequenties als de behaagzucht van deze voorstelling. Ze zit vol vondsten en bij elke scène hebben de makers wel een manier gevonden om de tekst op een verrassende manier te brengen. Alle nevenpersonages zijn herleid tot dit soort van typetjes en nergens wordt geprobeerd deze vlakke figuren meer diepgang te geven. De koninklijke raadgever is zo weggelopen uit een schilderij van Delvaux. Met zijn bovenmaatse bolhoed en zijn aktentasje behoudt hij in elke situatie dezelfde onverstoorbare, stompzinnige uitdrukking. De kerkprelaten krijgen stuiptrekkingen als ze het woord 'vrouw' over de lippen moeten brengen,... het erg veelzijdige decor van William Phlips, een kubusvormige structuur wordt op al zijn mogelijkheden getest en er wordt lustig geklommen en gesprongen.

In deze ééndimensionele omgeving wordt het personage van Hendrik als enige echt uitgewerkt. Peter De Graaf maakt er een zeer sterke vertolking van, en toont deze ideale christenvorst als een aanvaardbare en sympathieke koning. De hele voorstelling door tonen de makers zich opvallend trouw aan de Shakespeare-figuur en slechts zelden wordt er een teken haaks op de teneur van het stuk aangebracht. Zo verschijnt Hendrik even in een (even agressief mannelijke als blote) Red Hot Chillie Pepper-uitrusting en druipt hem tijdens een oorlogsscène het bloed uit de mond. Maar dit zijn geïsoleerde tekens binnen een voorstelling waar niet zozeer aan inhoudelijk onderzoek is gedaan, als wel gezocht naar vormgeving. Dit alles geeft een werkstuk dat, vooral dank zij de acteerprestaties van Goeie Derick en Peter De Graaf, niet verveelt maar dat ook absoluut niet beklijft. De flinterdunne symboliek dient alleen de verrassingseffecten en de regie werkt louter illustratief, zonder enige commentaar te geven. Zodat ook de voorstelling een ode aan een ideale vorst wordt. De programmabrochure is voor een andere voorstelling gemaakt en lijkt een modieus vertoon van pseudo-engagement zoals we dat wel meer gezien hebben na 24 november.

Bart Van den Eynde

Hendrik de Vijfde, Het Gevolg / Keoon


Development and design by LETTERWERK