Kunst en recht: kan het ene zonder het andere?
Kunstenaars worden, of ze het nu willen of niet, zoals anderen opgescheept met de administratieve en juridische omkadering van hun beroep. Zij worden beschermd tegen een aantal risico's via de sociale zekerheid en dragen zij hiervoor bij, ze sluiten overeenkomsten, ze betalen belasting op hun beroepsinkomsten, ze zijn eventueel onderworpen aan de BTW,...
De huidige regelgeving, ondermeer op het vlak van de sociale zekerheid en de belastingen, houdt niet altijd rekening met de specifieke werkomstandigheden van de kunstenaars. Een reeks opvallende problemen werd in het verleden reeds onderzocht en geïnventariseerd. Vanuit verschillende hoeken werd er naar oplossingen gezocht. Zo bogen
Van september 1991 tot september 1992 werden, met de steun van de
In een persmededeling verklaart de
Tussen woorden, onderzoek en daden, blijkt nochtans een grote kloof te bestaan. Een brief of vrijblijvende contacten blijken niet voldoende om de bevoegde overheden en hun administraties tot kunstenaarsvriendelijke reflexen aan te zetten. Een schrijnend voorbeeld van warse ambtenaren die tegen alle logica en zelfs tegen hun eigen minister in, een consequent kunstenaars-onvriendelijk beleid volgen, vindt men in het dossier rond de bedrijfsvoorheffing op inkomsten van niet-inwonende podiumkunstenaars.
Het reizen in binnen- en buitenland maakt integraal deel uit van het leven van een podiumkunstenaar. Dit reizen maakt de toepassing van sommige regels, bijvoorbeeld de belastingheffing, moeilijker. Maar dit is een mes dat langs twee kanten snijdt.
Voor de belastingadministratie is het soms moeilijk om de inkomsten die betrekking hebben op prestaties in het buitenland terug te vinden. Heffing van belasting in het land van optreden en niet in het woonland, lijkt hiervoor een eenvoudige oplossing.
Voor de kunstenaar brengt deze oplossing een aantal problemen mee. Hij zal telkens in een ander land belastbaar zijn, volgens andere regels, met andere afrekeningen,... Bovendien is het niet zo dat het inkomen altijd eenvoudig kan opgesplitst worden naar elk optreden apart toe. Zo kan hij bijvoorbeeld een globale maandwedde krijgen, doch repeteren en/of optreden in 3 verschillende landen. Heffing in het land waar hij of zijn werkgever of opdrachtgever gevestigd zijn, lijkt voor hem de meest logische oplossing.
In de gevallen waarin kunstenaars in opdracht of in dienstverband van gezelschappen, orkesten of andere juridische gestructureerde organisaties werken, is de moeilijkheid om bepaalde geldstromen op te sporen trouwens zo goed als nihil. Die organisaties zijn in hun land van vestiging onderworpen aan regelgeving zoals ondermeer voorschriften m.b.t. de boekhouding en jaarrekeningen en worden daar gecontroleerd. Voor de gesubsidieerde organisaties komt er, naast het normale toezicht, bovendien nog de controle van de subsidiërende overheid bij.
Een goede regeling probeert een evenwicht te vinden tussen de verschillende belangen en houdt zo veel mogelijk rekening met de kenmerken van elke situatie. In de huidige praktijk is dit echter absoluut niet het geval. Een zo ruim mogelijke wetsbepaling moet de heffing op de inkomsten van niet-inwonende podiumkunstenaars die in
Aan de oorspronkelijke bedoeling, de correcte technische uitwerking en de problemen bij de invoering van dergelijk systeem, wordt echter geen enkele aan-
dacht besteedt. Er wordt bij het invoeren van de regeling geen uitleg verschaft, noch aan de belastingplichtigen, noch aan de eigen controleurs via circulaires; de admininistratieve commentaar wordt niet aangepast. De toepassing door de individuele belastingsambtenaren, die van bovenhand blijkbaar niet gecoördineerd wordt, gaat veelal volledig in tegen de logica van de nieuwe wetsbepaling en is technisch gezien vaak onjuist en onwettelijk.
Kunstenaars, organisatoren en onderzoekers kaarten deze problematiek reeds sedert jaren aan, doch veelal tevergeefs. Na twee jaar van onduidelijkheid, probeert de minister van financiën de regeling vanaf 8 oktober 1992 beter sluitend te maken, overigens op een niet overtuigende wijze. Niet alle problemen en technische onduidelijkheden worden opgelost of uitgewerkt.
De minister heeft wel oog voor de problemen die in de eerste jaren na de invoering van het nieuwe systeem (sinds 1991) opdoken. In juli 1993 gaat hij voor de eerste maal iets dieper in op de technische uitwerking van het systeem, en dit in een circulaire. Dit document is in principe bindend voor de belastingsambtenaren die de regeling in de praktijk moeten uitvoeren. Hij erkent hierin ondermeer dat de bedrijfsvoorheffing in bepaalde gevallen niet verschuldigd is gedurende de periode van onduidelijkheden die dateert van voor de eerste aanpassingen aan het systeem. Het gaat dan om de gevallen waarin niet aan de podiumkunstenaar, "maar aan een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon" wordt betaald.
Onlangs bleek dat zelfs deze circulaire bepaalde ambtenaren uit het
Dergelijke redenering is enerzijds een manifeste ontkenning van de eigenheid van de structuur van de rechtspersoon waarmee men nu net een bepaalde werking, meestal een samenwerking, via een juridische constructie een eigen entiteit wil geven. Het is technisch onjuist en bovendien onmogelijk om de inkomsten van een rechtspersoon, die een eigen activiteit heeft en daarvoor net inkomsten verwerft, zo maar, aan de personen die in dienst zijn, of zelfs aan de personen die de structuur hebben opgericht, toe te schrijven.
Met een dergelijke redenering begeeft men zich anderzijds op een gevaarlijk terrein. Kan een juridische constructie een kunstenaar zijn? Kan een gezelschap, als rechtspersoon, op zich een artistieke activiteit uitoefenen en dus als kunstenaar worden aanzien? Gezelschappen zorgen voor het technisch en administratief kader dat de artistieke activiteit van de kunstenaars mogelijk maakt. Dit maakt van hen geen kunstenaars. Dat de creatie het voorrecht van de mens blijft, is en blijft m.i. essentieel.
Voor meer informatie over het onderzoek naar het statuut van de kunstenaar, zie ondermeer: "Het statuut van de schouwspelartiest", een uitgave van
TORKA
speelt
Vanaf 4 februari tem 12 maart
FAUSTUS
naar
Hendriks en Mark Tijsmans.
vanaf 24 maart tem 14 mei
DEEMSTER
van
Plaatsbespreking en info: 03/233 82 88
Auteur Cecilia De Moor
Publicatie Etcetera, 1994-02, jaargang 12, nummer 44, p. 65-66
Trefwoorden bedrijfsvoorheffing • heffing • invoering • ondermeer • inkomsten • rechtspersoon • podiumkunstenaars • regeling • juridische • problemen
Namen ACOD-Cultuur • ACOD-Culuur • André Nayer • België • Bernard Anselme • Brigitte De Man • Brussel • C.E.R.P. • Cecilia De Moor • Christopher • Culture et de la Communication • Direction • Financiën • Franse • Gentse • Herman Van Rompuy • Hugo Weckx • Jean-Luc De-haene • KMO's • Kuituur-werk • Kultuur-werk • Marlowe Regie • Miet Smet • Nicole Kohn • Patrick Hostekint • Philippe Maystadt • Recherches Pluridiscplinaires • Ron Cornet • Sharman Macdonald Regie • Sociale Zaken • Stef Driezen Acteurs • Suzanne Capiau • Theater Instituut • Vlaams • Vlaamse • Wanda Joosten • Zwarte Zaal Reyndersstraat
Development and design by LETTERWERK