Archief Etcetera




ting van een haast folkloristische milieuschildering niet geschuwd word. De onderwerpen lenen zich daar ook toe: het leven in een vissersstadje aan de Oostkust van Engeland in Peter Grimes en het zeemansbestaan op een oorlogsschip op het einde van de 18de eeuw in Billy Budd. Het gevaar van oppervlakkige historisering en plat realisme ligt voor de hand.

Een mannenopera

Wolfgang Gussmann duidt in zijn scenografie van Billy Budd de contouren van een schip aan. Er zijn elementen als touw en een kanon die aan een historische werkelijkheid refereren. Hetzelfde geldt voor de uniformen. Er is echter geen sprake van enige maritieme romantiek. De zee is slechts een grote foto tegen de achterwand van de speelruimte. Het publiek krijgt geen vrij zicht op zee, een gedeelte van het dek wordt door een zwart paneel aan het gezicht onttrokken. Een streng en overzichtelijk speelvlak, dat eerder claustrofobisch aandoet. Hier is geen ontsnappen mogelijk: het schip als 'a fragment of the earth, a floating monarchy, lost with all hands on the infinite sea'. Hier wordt een grote groep mannen tegen hun zin vastgehouden, geterroriseerd door draconische regels en lichtvaardig uitgedeelde straffen.

Toch duikt er in deze totalitaire microcosmos vol geweld en spanning een element van schoonheid en van goedheid op: Billy Budd.

In Antwerpen werd deze rol gezongen door Michael Kraus. Hij deed dat práchtig en hij maakte van zijn grote monoloog in de derde scène van het tweede bedrijf het vocale hoogtepunt van de avond. Een rijke, krachtige, warme bariton die in staat is deze lyriek integer en ingehouden te vertolken. Als acteur was hij op zijn best waar hij niet al te enthousiast voor de dag moest komen, want dat ontaardde tot molengewiek en een overspannen gestiek. Misschien ontbrak hier wel de krachtige hand van de regisseur. Toegegeven, dat naiëve enthousiasme van Billy Bud, die kinderlijke onschuld zijn moeilijk om geloofwaardig op de planken te brengen.

Misschien heeft Willy Decker in deze Budd iets te veel van Tadzio geprojecteerd. Hij belichaamt in Death in Venice, de laatste opera van Benjamin Britten naar de gelijknamige novelle van Thomas Mann, de volmaakte schoonheid. Hoewel Budd zeker bepaalde kenmerken met deze figuur gemeen heeft, is hij aardser. Hij stottert, hij kan gewelddadig zijn, hij vertoont een groter scala aan emoties. Het probleem met dit personage is dat het zowel allegorische trekjes heeft als belichaming van menselijkheid en schoonheid, maar dat men anderzijds de behoefte gevoeld heeft het aannemelijk te maken door een vorm van psychologisch realisme. Dit dualisme blijft voelbaar. Nigel Robson had het op dat vlak makkelijker. Hij vertolkt de menselijke, al te menselijke Edward Fairfax Vere, de kapitein van de Indomitable, die in een positie gedwongen wordt waarbij hij niet anders kan dan Billy Budd ter dood te veroordelen. Deze rol is sterk vanuit het woord opgebouwd. Bij Vere vergelijk je automatisch met de interpretatie van Peter Pears, voor wie dè rol geschreven werd. Pears beschikte niet over een stralende tenor, maar hij benaderde zijn rollen vanuit het woord, dat hij muzikaal en vocaal oplaadde. Op die manier heeft hij maatstaven geplaatst als liedzanger en als evangelist in de Bach- en Schützpassies. Robson toonde veel gelijkaardige kwaliteiten: een tenor die deze rol aanvat als een liedzanger, afstand doend van elk uiterlijk vertoon, strevend naar woordverstaanbaarheid. Hij is veruit de meest complexe figuur, in hem komen alle filosofische, politieke en emotionele aspecten van het stuk tot leven. Vere probeert zich te verzoenen met het oordeel dat hij geveld heeft, het evenwicht dat hij hierdoor bereikt is evenwel twijfelachtig. Robson was een sober, maar intens acteur die deze voor opera ongewoon subtiele rol, beheerst en ingehouden vertolkte.

Zijn positie is deze tussen licht (Budd) en duisternis (John Claggart) In deze oncomfortabele positie heeft hij het niet voor niets vaak over de mist waarvan hij hoopt dat deze optrekt. Claggart, de man die de ondergang van Budd bewerkstelligt, is natuurlijk op de eerste plaats de typische slechte, die het vanaf het eerste moment op Budd voorzien heeft en voor wie maar één zaak telt, hem te vernietigen. Hij krijgt aan het einde van het eerste bedrijf een monoloog om zijn gedrag te motiveren. Hierin ontpopt hij zich als een soort Jago. Jaloersheid is zijn drijfveer: "No you cannot escape! With hate and envy I am stronger than love. (...) For what hope remains if love can escape? If love still lives and grows strong where I cannot enter, what hope is there in my own dark world for me?" Decker heeft Gidon Sax, de vertolker van Claggert, de geilheid die hem drijft laten beklemtonen. Op die manier wordt hij ook de door Budd afgewezen minnaar, die al zijn bewondering en liefde reserveert voor de kapitein "starry Vere".

In deze mannenopera, in dit opzicht

Volledig artikel als PDF

Auteur

Publicatie Etcetera, 1994-10, jaargang 12, nummer 46, p. 51

Trefwoorden buddbillyrobsonvereclaggartliedzangermannenoperaescapehope

Namen AntwerpenBach- en SchützpassiesBenjamin BrittenBij VereBilly BuddClaggertDeathEdward Fairfax VereEngelandGidon SaxIndomitableJagoJohn ClaggartOostkustRobsonTadzioThomas MannVeniceWilly DeckerWolfgang Gussmann


Development and design by LETTERWERK