Het mooiste en het vreselijkste theatermoment van...
Lex Prinzen, educatief medewerker Het Nationale Toneel, Den Haag
Mijn mooiste theatermoment van het afgelopen seizoen blijkt na lang nadenken eigenlijk een onopvallende gebeurtenis. Op een doordeweekse avond besluit ik nogmaals onze voorstelling Troilus en Cressida te bezoeken, in de Stadsschouwburg van Groningen. Omdat ik een inleiding geef, bevind ik mij reeds vroeg in de zaal. Vijf minuten voor aanvang rommelt het publiek naar binnen, echtparen, een eenling, kleine groepjes, en her en der een docent met zijn leerlingen, want Shakespeare skoort hoog op de menukaart van het literatuuronderwijs. Een man legt zijn vrouw nog snel uit wat hij zich weet te herinneren van de Trojaanse oorlog, hij bladert vervolgens in het programmaboekje om te zien of het klopt wat hij zegt.
Als het licht in de zaal dooft en op het gordijnloze podium enkele acteurs verschijnen, verstomt langzaam het gemompel in de zaal. Een in leren jas geklede man stapt op het publiek af en kijkt de zaal rond. 'Goedenavond', zegt Han Kerkhoffs, acteur. 'Goedenavond', antwoordt de zaal onmiddellijk. 'Zo, we zijn binnen', denk ik. Het publiek reageert als één man, laat al het andere voor gezien, kijkt en luistert alleen nog maar naar die man daar op het - de zaal ingebouwde - toneel. 'We zijn in Troje', vervolgt onze inleider. En vanaf dat moment zijn we in Troje.
In de eenvoud van dit moment, waarop de vierde wand volledig wordt opgeheven, het publiek direct aangekeken en aangesproken wordt (en reageert), ligt voor mij een belangrijke kracht van het toneel. Een kracht die verloren dreigt te raken. Soms herwint een voorstelling die directheid, maar vaker worden prologen als deze, of terzijdes, uit de tekst geschrapt of weg-geregisseerd, bijvoorbeeld als een monologue intérieur. Toch heeft dit live aspect van het theater, het hier-en-nu, de meeste kans van overleven. We zijn er allemaal bij, en het doet er toe dat we er zijn. Het is goed voor onze vorming, onze opvattingen, onze onrust. Het is goed voor het theater. Zonder publiek, geen theater. En omgekeerd.
De 'pas-op-achter-je' voorstellingen in de poppenkast (met Jan Klaassen & Katrijn) lijken ver achter ons te liggen. In feite waren dat voorstudies voor de moderne, inter-actieve media. Toneel lijkt in haar artistieke trots een andere kant uit te kijken, wat bij de huidige ontwikkeling op mediagebied een gemiste kans is. Want wat zou inter-actiever kunnen zijn dan het theater? Laat de schouwburgen investeren in gratis koffie. En laat de regisseurs niet alleen met elkaar debatteren op een Theaterfestival. Dat moeten ze ook doen met hun publiek, tijdens de voorstelling. Een goede avond!
Pierre Van Diest, administratief directeur van deSingel, Antwerpen
Een tegenvaller voor mij was Die Letzten van Stan (in de Monty). Ik ging eigenlijk altijd heel graag kijken naar voorstellingen van Stan. Maar ineens had ik er genoeg van. Bij Die Letzten kreeg ik plotseling zoiets van 'alweer'. Het plezierde me niet meer: het roepen van Damiaan, het wisselen van de rollen, de enscenering. Ik kreeg de indruk dat ze eigenlijk iedere keer weer gewoon zichzelf speelden en plotseling leken alle stukken op elkaar.
Dat gevoel van ontgoocheling heeft waarschijnlijk niet zoveel met het stuk zelf te maken, maar eerder met een verzadiging van de typische Stan-formule. Had ik de stukken in een andere volgorde gezien, bijvoorbeeld Ernst als laatste en Die Letzten vroeger, dan zou ik misschien Die Letzten nog wel goed gevonden hebben en afgehaakt hebben bij Ernst.
Mooi, of beter: goed, vond ik twee voorstellingen bij het Kaaitheater: De pijl van de tijd en Kopnaad. Wat me aansprak in De pijl van de tijd was de enscenering, de inbreng van de video, het spel en de opbouw van het verhaal. Je radertjes moesten continu achteruit draaien omdat het verhaal andersom verloopt. Toch wel een speciale ervaring.
Bij Kopnaad heb ik de woordenstroom, de tekst op zich dus, gewoon over me heen laten komen. Ik genoot van de muzikaliteit, de stemmen van de dames. Het spel was weer eens fantastisch. Schitterend vond ik de manier waarop ze de teksten debiteerden, onverstoorbaar ondanks de voortdurende tussenkomsten van de andere figuren. Ook de humor die erdoorheen geweven zat, was perfect gedoseerd.
Als ik zo eens terugblik op mijn theaterverleden, dan stel ik vast dat het Kaaitheater voor mij het meest verfrissende en aangenaamste theaterwerk levert. Het opzet is altijd anders, ook al duiken sommige mensen regelmatig weer op. En ik vind het ook het meest Vlaams. Daarmee bedoel ik geen Ijzertoren-Vlaams, maar Nederlands van het Zuiden. Zo is Het kind van de smid mij enorm bijgebleven. Een ongelofelijk schone tekst, een knap verhaal zonder ingewikkeld te doen. En dat Nederlands van Josse De Pauw. Dan zeg je: Vlaams is de schoonste taal die er is.