Archief Etcetera


Het mooiste en het vreselijkste theatermoment van...



Het mooiste en het vreselijkste theatermoment van...

Paul Slangen, publiciteitsmedewerker Theatergroep Hollandia

Afgelopen seizoen ensceneerde De Trust een nieuwe versie van Faust, op een tekst van Gustav Ernst. Een shockerende voorstelling. Niet zozeer vanwege het overdadig fysieke geweld, eerder vanwege de filosofische implicatie van fabel en plot van stuk en voorstelling. Voor het gezelschap betekent deze produktie het eind van een periode, waarin het geweld als zingeving voor leven tot in alle extremen en in alle varianten werd getoond en onderzocht. In de verschillende bewonderaars van geweld die deze Faust omringen, zijn diverse personages uit eerdere Trustvoorstellingen te herkennen. Kon het publiek zich in die vorige voorstellingen nog beschermen tegen (of onttrekken aan) het vertoonde geweld, in deze Faust was het geweld overal aanwezig en daardoor onontkoombaar. Een voor een werden alle fundamenten van de menselijke existentie weggeslagen. Iedere levensovertuiging, elke hoop en goede zaak, verdwenen in de muil van de onverzadigbare duivel. Op het moment dat de conclusie zich opdringt, dat het enige dat telt de eigen fascinatie is, verhangen wetenschap en liefde zich. Persoonlijke herdefiniëring van het eigen bestaan was na deze Faust vereist.

De enscenering was echter ook vanuit een ander gezichtspunt belangwekkend. Hier werd in praktische zin getoond, wat de wereld van de kunst en de esthetiek vandaag de dag ernstig bedreigt: het primaat van de economische waarden. De Trust stelt in deze voorstelling, waarin zijzelf als het ware lijdend voorwerp is, dat het 'produkt Trust' is verworden tot een kas-succes dat iedereen denkt te kunnen gebruiken voor eigen doeleinden. Sterker nog: het lijkt wel of de kunstenaar blij mag (en moet) zijn, over het feit dat hij in de smaak valt. Alles wat hij uitdrukt, alles wat hij doet en zegt, wordt (als in deze Faust) door 'bewonderaars' onschadelijk gemaakt. De kunstenaar is geen gesprekspartner meer, maar een object waarnaar geamuseerd gekeken kan worden.

Dezer dagen adviseert het adviesbureau Berenschot de sector theater meer kunstprodukten te maken die de toeschouwer graag wil zien (toegankelijker, conventioneler). De dood in de pot, wat mij betreft. De kunstenaar moet zich niet aanpassen aan het publiek. Het publiek moet willen begrijpen, waarom een kunstenaar zich uit op de manier die hij gekozen heeft. De toeschouwer moet de communicatie aangaan met een kunstenaar, zich een verhouding zoeken tot het wezen van diens uitingsvorm. Dat is niet altijd gemakkelijk. Kunstenaars ontwikkelen zich grillig. Lopen de kans voor een steeds kleiner publiek toegankelijk te zijn. Daarom zouden de publiciteits-afdelingen van theatergroepen zich meer moeten (kunnen) richten op het verzorgen van de communicatie tussen kunstenaar en publiek. Weg met de marketing. Die komt uit het bedrijfsleven. En daar is de verhouding tussen mensen inderdaad gereduceerd tot die van produkt versus consument.

Veerle Van Bun, sinds 1 februari 1994 directrice van De Adelberg, het nieuwe cultureel centrum van Lommei

Ik ben van nature niet iemand die compleet euforisch na een voorstelling uit de bol gaat. En ach, wat is mooi? Dat is natuurlijk allemaal relatief. Bob De Moor vond ik heel goed, en de dansvoorstellingen van Lynda Gaudreau en van Meg Stuart vond ik aangrijpend en perfect gedanst. Maar wat mij vorig seizoen het meest heeft aangesproken is de doorbraak van Leporello. Ik volg ze al jaren, en vind hun combinatie van bewegingstheater, theater en spelen met woorden altijd fascinerend. Maar tot nu toe waren hun stukken altijd té kort om te programmeren, of wat té vreemd van vorm voor een breed publiek.

Met Een Tartuffe doen ze wat ze al altijd gedaan hebben, maar nu ook voor een breed publiek, zonder dat het plat en commercieel is. Ik heb me die avond van de voorstelling heel goed geamuseerd, en echt genoten. Met weinig pretentie en met goede acteerprestaties werd een voorstelling gebracht die af was. Ik ben blij dat ik Leporello ook aan het publiek in de Adelberg kan voorstellen.

Mijn vreselijkste theaterervaringen zijn nauw verbonden met mijn grootste bekommernis: de publieksopbouw van De Adelberg. In mijn eigen schouwburg kan ik niet echt kijken naar een voorstelling, laat staan ervan genieten. Ik zit constant met het publiek in mijn hoofd. Bij de moderne dansvoorstellingen - ik programmeerde er zeven - was dat altijd heel eng. Ik wil vernieuwend werken in deze Noordlimburgse landelijke grensgemeente, maar ik wil ook niet egotrippen met 5 toeschouwers in de zaal, integendeel: ik wil zoveel mogelijk mensen bereiken. Dat maakt het niet altijd gemakkelijk. Met mijn programmatie voel ik me verantwoordelijk voor het publiek. De mensen komen ook voor een avondje uit, ze komen ook om te genieten.

Na de reeks dansvoorstellingen kwam een mevrouw naar me toe. Ze had een abonnement genomen, de reeks helemaal gevolgd, en zei dat ze het echt niet goed had gevonden. Dat was pijnlijk. Gelukkig waren er ook wel andere reacties, maar toch. Dat verantwoordelijkheidsgevoel voor je publiek is soms vreselijk. Het zal nooit wennen, denk ik, maar het hoort nu eenmaal bij mijn job, vrees ik.


Development and design by LETTERWERK