Wordt het een warme lente?
de subsidiëring in het kader van het podiumkunstendecreet
Eind december nam minister
In de laatste dagen van 1995 werden drie besluiten goedgekeurd in verband met de erkenning en subsidiëring van organisaties voor dans, muziektheater en kunstencentra voor de periode 1997-2000. Hiermee slaagde de
Het podiumkunstendecreet van 27 januari 1993 bepaalt dat de
Over nieuwe aanvragen tot erkenning en subsidiëring van een structurele werking binnen het podiumkunstendecreet dient de
Concreet betekende dit dat, om vanaf 1 januari 1997 de situatie voor wat betreft de kunstencentra en de organisaties voor dans en muziektheater te kunnen actualiseren, er voor 31 december 1995 een beleidsbeslissing moest zijn over de eerst vermelde categorie. Uiterlijk op 31 juni 1996 moeten de knopen doorgehakt worden voor wat betreft de nieuwe initiatieven.
Gefaseerde aanpak
Al was het voor de sector wel duidelijk dat de minister vóór de jaarwending een beslissing zou nemen, toch wekte de inhoud ervan enige verwondering. Redelijkerwijs mocht immers verwacht worden dat de ministeriële beslissing de huidig gesubsidieerde organisaties voor dans, muziektheater en kunstencentra niet alleen uitsluitsel zou geven over hun voortbestaan, maar ook zou laten weten met welke enveloppe ze de volgende vier jaar konden werken. Dit werd maar voor de helft bewaarheid. De drie besluiten bepaalden dat de erkenning voor de organisaties die reeds erkend waren en positief beoordeeld werden door hun respectieve adviesraad, verlengd werd voor een nieuwe periode van vier jaar. Maar over de inhoud van hun subsidie-enveloppe werd nog geen definitieve uitspraak gedaan. Men stelde enkel dat de individuele toelage minimaal gelijk zou zijn aan het bedrag dat in 1995 was voorzien, tenzij er een lager bedrag werd geadviseerd. De
Als reden voor deze gefaseerde aanpak voerde de
Belangrijker lijkt het financiële aspect. De beslissing die nu moest genoemen worden, handelt over uitgaven met betrekking tot een periode waarvoor de
Onzekerheid
Dit alles leidt er echter toe dat de reeds gesubsidieerde organisaties blijven zitten met een groot vraagteken. Zij zullen pas zowat een half jaar later dan voorzien - dus een half jaar voor aanvang van het volgende seizoen -zekerheid krijgen over hun financiële middelen. Dit kan voor bepaalde initiatieven problemen met zich meebrengen.
De decretale termijn van kennisgeving heeft immers niet alleen tot doel om instellingen die niet langer subsidie zullen ontvangen voldoende tijd te geven om hun structuur aan te passen. Zij laat ook toe dat de instellingen die wel verder ondersteund worden even tijdig werk kunnen maken van de artistieke invulling voor de subsidieperiode in kwestie. Zeker binnen het gevestigde circuit worden contracten met artiesten vaak meer dan een jaar op voorhand gesloten.
Een andere kwestie is de adviesprocedure, die liep niet geheel volgens het boekje. De uitvoeringsbesluiten bij het podiumkunstendecreet schrijven voor dat, in het kader van het
onderzoek betreffende de aanvraagdossiers, de bevoegde adviesraden een voorlopig advies meedelen aan elke organisatie in kwestie. Deze kan binnen tien werkdagen nadat het advies verstuurd is, in hoger beroep gaan. Pas daarna legt de raad zijn definitief advies voor aan de
Bij het nemen van de ministeriële beslissing van 99 december 1995 werd deze gang van zaken niet helemaal afgewerkt. De organisaties konden wel binnen de voorgeschreven termijn reageren op de pre-adviezen; de adviesraden van hun kant kregen echter niet meer de kans om de opmerkingen van de instellingen te verwerken in een definitieve tekst. Noodgedwongen waren het dus de preadviezen - weliswaar met de reactie van de instellingen in bijlage - die werden doorgestuurd naar de minister.
Er zijn dus twee redenen waarom de reeds bestaande organisaties voor dans, muziektheater en kunstencentra zich aangetast zouden kunnen voelen in hun rechten.
Globale aanpak?
De facto zullen echter enkel die instellingen die negatief werden beoordeeld eventueel juridische stappen overwegen. Het valt immers te betwijfelen of de initiatieven die nu meegedeeld kregen dat ze er in de volgende periode van vier jaar nog bijhoren, de ministeriële beslissing zullen aanvechten. Het is inderdaad zo dat zij nog enkele maanden moeten wachten op hun reële subsidiecijfers en dus hun artistieke plannen voor het jaar 1997 nog niet kunnen finaliseren. Van de andere kant werd er door de recente overheidsbeslissing een situatie geschapen die voor deze instellingen voordelig kan zijn.
In het voorjaar van 1996 worden immers niet alleen de uiteindelijke subsidiebedragen voor al de organisaties voor dans, muziektheater en kunstencentra vastgelegd; in die periode moet ook de beslissing vallen over de toelagen voor de organisaties voor
Door de beslissing van de
Positieve discriminatie?
Op dat moment bevinden de organisaties voor dans, muziektheater en kunstencentra die door de recente beslissing verder werden erkend, zich in een eerder voordelige positie. Zij mogen immers hoe dan ook zeker zijn van het (minimale) budget dat hen is toegezegd, zelfs indien de
Daarnaast is iedereen die met de podiumkunsten begaan is ervan overtuigd dat er voor de kunstencentra en organisaties voor dans en muziektheater dringend positief discriminerende maatregelen moeten worden getroffen. Reeds bij de redactie van het huidige podiumkunstendecreet werd er door de overheid zelf op gewezen dat de beschikbare middelen voor deze werkvormen absoluut onvoldoende waren om tegemoet te komen aan de reële werkingskosten van zelfs een strikt beperkt aantal initiatieven. Deze schrijnende toestand werd door alle adviesraden nog maar eens uitdrukkelijk aan de kaak gesteld.
Het is bijgevolg niet ondenkbaar dat, bij een eventuele verhoging van de globale cultuurbegroting, het in eerste instantie deze organisaties zijn die ervan profiteren. Maar zelfs bij een status quo van de overheidsmiddelen voor cultuur hebben ze nu uitzicht op een herverdeling van de middelen in hun voordeel, zeker wanneer hun positie kan worden afgewogen tegen die van collega-instellingen.
Het zou komende lente warm kunnen worden...
Auteur Paul Corthouts
Publicatie Etcetera, 1996-02, jaargang 14, nummer 54, p. 43-44
Trefwoorden organisaties • beslissing • podiumkunstendecreet • regering • muziektheater • kunstencentra • subsidiëring • instellingen • ministeriële • erkenning
Namen Gemeenschapsminister van Cultuur • Martens • Nederlandstalige • Paul Corthouts • Vlaamse
Development and design by LETTERWERK