Archief Etcetera


Kleine verkenning van een tussengebied



Kleine verkenning van een tussengebied

Kleine verkenning van een tussengebied

'Het lichaam als een sculptuur die zijn vorm beweegt' Deze uitspraak van de Amerikaans-Vlaamse choreografe Meg Stuart in Ziggurat had het motto kunnen zijn van de achtste editie van het dans- en mimefestival De Beweeging. Bewegende lichamen als beeldende kunst, niet alleen op de thèaterbühne zoals bij menig hedendaagse dansvoorstelling, maar ook in het museum.

Van Vlaams laboratorium naar internationale werking

De Beweeging (met een extra e, om als een geboortewee de lichaamsbeweging en vernieuwing nog kracht bij te zetten) bestaat sinds r984. Doel was de opkomende dansgolf die zich in Vlaanderen manifesteerde een speel-plateau te geven. Klapstuk in Leuven zou een internationaal platform zijn, en De Beweeging zijn Vlaamse tegenhanger. Dat profiel werd strak aangehouden, eerst in de ruimtes in De Vrije Val, en sinds 1993 in de gebouwen in de Gasstraat. Tot dan was De Beweeging vooral een service-organisatie voor jonge opkomende kunstenaars. Ze bood een plateau, een werkruimte, produktionele ondersteuning, allemaal met zeer weinig geld.

Coördinator Herbert Reymer: 'We zijn onze vierjarige subsidie nog gestart met 2,5 miljoen, dat is minder dan de startsubsidie bij teksttheaters. Maar we hebben, als een kunstencentrum, getalenteerde mensen de mogelijkheid gegeven om te beginnen. Eenmaal ze iets opgebouwd hebben, zijn ze hier weg. Alain Platel is bij ons begonnen, Karin Vyncke, enzovoort. Alleen Marc Vanrunxt hebben we langer gesteund, omdat hij het een paar jaar moeilijk heeft gehad. Maar nu wordt hij naar waarde geschat. Die functie heeft de Raad voor Dans wat uit het oog verloren. Men waardeert wel dat we dat gedaan hebben, maar men vraagt toch uitdrukkelijk (want we hebben een negatief advies gekregen) dat we

De grensgebieden tussen dans, mime en andere disciplines genieten een bijzondere aandacht van De Beweeging. Het achtste

Festival De Beweeging

zou focussen op het visueel en beeldend karakter van het bewegingstheater.

Tuur Devens hoopt dat er de volgende editie meer werk gemaakt wordt van dit interdisciplinair thema.

voorstellingen zouden brengen die veel meer toeren, die dus eigenlijk succesrijker zijn.

Met de verhuis naar het nieuwe pand is er ook een ommezwaai gekomen: we willen niet meer alleen met jongeren werken, en evenmin meer alleen binnenlands. We willen ook internationale artistieke contacten, met ook meer ervaren artiesten. We hebben dat werken met alleen jonge kunstenaars té rigoureus gehanteerd, en dat heeft in ons nadeel gewerkt. De hervorming i.f.v. het internationale vraagt tijd, en het duurt natuurlijk nog langer voor je er rendement van ziet.

We willen niet vastroesten en verengen in dingen die algemeen aanvaard worden en als norm dienen, neen, we willen tegendraads zijn. We voelen ons als een ontwikkelingsorganisatie, die principieel als produktiehuis steeds voor vernieuwing wil zorgen, met theaterlaboratoria, met professionele dans- en bewegingscursussen, met werkvoorstellingen, met meerjarige residentiemogelijkheden voor artiesten. Ook met onze festivals willen we bepaalde domeinen binnen de sector bewegingstheater in de kijker zetten.'

Tussen twee stoelen

Vorig jaar was dat mime, met een studie en met de creatie van de produktie Luidop stilstaan door vier regisseurs. De opzet was ook die produktie te laten reizen, maar dat mislukte in Vlaanderen totaal. Vandaar dat er gas is teruggenomen. Dit jaar focuste men op de relatie tussen beeldende kunst en dans en mime, en daarmee pikte De Beweeging in op een opvallende trend in de danswereld. Ook

Meg Stuart was gevraagd voor dit festival van De Beweeging, maar ze was in maart op tournee door Australië. Haar voorstelling Dis-figure study zou perfect in het festival gepast hebben. Dans als een facet van beeldende kunst, en beeldende kunst als een (onderdeel van) dans. Het tussenland tussen beide disciplines wordt de laatste tijd door een aantal mensen ontgonnen. Meg Stuart zet haar volgende produktie met een beeldende kunstenaar op, ook Alexander Baervoets doet dat. Een andere choreografe die in Vlaanderen gelanceerd werd door Klapstuk, de Canadese Lynda Gaudreau, inspireert haar dansstukken niet alleen op beeldhouwwerken van bijvoorbeeld Alberto Giacometti of van Auguste Rodin, maar noemt ook haar choreografieën zelf beeldhouwwerken. De link van stille sculpturen naar beweging en lichaam wordt meestal op de bühne, in een dansruimte gelegd. Op het theaterpodium gebeuren de kruisbestuivingen tussen de verschillende kunstdisciplines. De Beweeging zocht nu de andere kant op: het museum, de ruimtes met stilstaande beeldhouwwerken en objecten.

Op basis van dit uitgangspunt kreeg choreograaf/danser Erik Raeves zijn opdracht; vanuit de hoek van de beeldende kunst werd hij gesteund door kunstcriticus Max Borka. De directie van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (muhka) zag het project eigenlijk niet zo zitten, maar de educatieve dienst drukte de zaak door. Achteraf kon het museum dubbel blij zijn: het project was artistiek geslaagd en het museum ontving heel wat meer bezoekers dan anders. Er moest zelfs een extra 'voorstelling' worden ingelast. De subsidiëring zorgde voor problemen bij de Raad voor Dans. Volgens de Raad hoort zo'n project thuis in de sector beeldende kunsten. Het toont (nog maar eens) aan dat een interdisciplinaire openheid bij hogere (geldgevende) instanties niet vanzelfsprekend is.

ETCETERA XIV I 55 11



SOS, A Tender Slowness - Gerhard Bohner, Rubato / Gert Weigelt

Interesting Bodies

In een museum is het lichaam meestal wel aanwezig, in driedimensionele beelden van steen, marmer, hout, gips, brons, enz. en in tweedimensionele afbeeldingen op schilderijen, aquarels, tekeningen,... Maar het zijn afdrukken, al dan niet van geïdealiseerde of uitgedachte lichamen. Het lichaam zelf, een lijf van vlees en bloed, is afwezig. In Interesting Bodies worden juist echte lichamen in het museum getoond, als stil bewegende lichamen en als bewegende sculpturen. Op zes plekken stonden en bewogen ze. Zo ook in een zaal waarin statische ontwerpen van Panamarenko hangen en staan opgesteld, ontwerpen van bewegende en vliegende dingen. Daartussen een blauw vierkant, met vier mannen die traag een arm strekken, een been op-zijschuiven, zich bukken, gaan liggen, samen een vierkant vormen. Een statische sculptuur die tot beweging komt. In een andere zaal liggen twaalf naakte mensen. Als een verzameling gaan ze staan, strekken een arm, leggen hun hoofd op de grond, rollen langzaam op hun zij, trekken een been op, spreiden hun

armen. Hun gezicht en hun geslacht zijn heel bewust niet te zien, om de toeschouwer te dwingen zijn kijkgewoonte op te geven, en naar het lichaam zelf te kijken. Lijven als lichamen, als levende lichamen, precies in dat smalle tussenland tussen levend zijn en louter materie zijn, tussen een individueel vatbare échtheid en een definitief afdruksel, net op dat kleine tussenmoment van verstening, van verstilling.

Het is geen body-art, het lichaam wordt niet als doek gebruikt, het is geen theatrale performance, het is een puur onderzoek naar het reliëf van het lichaam. Dit is geen dans, er is geen ritme, geen klank of geluid. Het is geen theater, er is geen dramatische opbouw, geen spanning, geen begin, midden en einde. Als toeschouwer bepaal je zelf je kijkfragmenten. Je gaat rustig tegen de muur zitten, en kijkt en kijkt, je staat op, loopt verder, en komt terug. Er gaat een enorme rust van uit, zoals van een natuurlandschap, met zijn schoonheid en onvolmaaktheden, en ook een serene sacraliteit van een omsloten grote ruimte. Levende lichamen met een bewegende stilte, bewegende li-

chamen in een innerlijke rust. En toch is de verkenning in dit tussengebied ook spannend.

Hetzelfde kan je zeggen van A Corps Perdus van Carmen Blanco Principal en Monica Klinger, een produktie die De Beweeging coproduceerde. Principal en Klinger hadden vorig jaar als regisseursduo aan het mimeproject Luidop Stilstaan meegewerkt. Ook deze produktie speelt zich af in de broze zone tussen vast beeld en beweging, tussen dans en mime, tussen theater en beeldende kunst. Een grote ruimte, grind op de grond, wat ijzeren klaptafeltjes en stoelen, een verlaten café. Daarin bewegen, zeer minimaal, vier personages. Tergend langzaam draaien ze hun voeten en glijden ze van een stoel, roeren ze in een kopje en houden elkaar in de gaten, heel traag, maar heel intensief en op het scherp van de snee. Voor An-Marie Lambrechts is 'dit niemandsland een universum waarin andere wetten gelden voor tijd en menselijke beweging'. Door de zeer trage, uitgepuurde bewegingen exploreert de choreografie naast 'de wereld op de grens van waan en verbeelding' ook de tussenzone tussen beeldende kunst en performance.

10

ETCETERA XIVI55



Bewegende, stillevende beeldende kunst op de scène dus, waarnaar ik op het puntje van mijn stoel zat te kijken.

Festivalthema

De andere geplande coproduktie, met het Brusselse bewegingstheater Maquette, ging niet door; er ontbrak geld en tijd om hun filmproject op tijd af te hebben. Zonder titel van Veerle Bakelants stond aangekondigd als produktie van De Beweeging en je-moest er ook evenveel voor betalen als voor de andere voorstellingen. Herbert Reymer achteraf: 'Het was een onderzoekswerk. Die voorstelling is autonoom gerealiseerd.' Ik vond het pijnlijk voor de choreografe en gênant voor mezelf dat het publiek dit therapeutisch project als een voyeur moest ondergaan.

Naast de dansante uitschieter Dansé donsé dan dan van de drie jonge mannen van Latri-nit, en de wellicht goed bedoelde, maar (nog?) niet erg gelukte produkties van Patricia Kuypers en van Pé Vermeersch in het programma, was er de produktie sos, die in de lijn van het festivalthema beeldende kunst met lichamen maakte. Deze voorstelling is een choreografie van de in 1992 aan aids overleden choreograaf Gerhard Bohner en wordt gebracht door het Berlijnse Rubato. Bohner maakte in de jaren, tachtig een reconstructie van het Triadische Ballet van Oskar Schlemmer. Dat Bauhaus-modernisme vinden we ook terug in sos,A Tender Slowness, dat strak architecturaal van vormgeving en beweging is. Tegen een muur staan een man en een vrouw; ze bewegen en gesticuleren langzaam als in een on-

derzoek naar de fundamenten van de oerbewegingen. Een zwarte en een rode ronde vilten doek draperen ze in een driehoek om hun lichaam, spreiden ze uit tot een cirkel, vouwen ze tot een kegel. De geometrische abstractie wordt geaccentueerd door de klanken en de lange Duitse tekst, die misschien wat zwaar overkwam voor de toeschouwer. Tegelijk relativeerden het woord en het gedanste beeld die zwaarte.

Mime

De relatie tussen beeld en theater was verder ook aanwezig in de workshops en ateliers rond Meyerholds biomechanische acteursopleiding. Maar hoe zat het nu met de mime, laat staan met pure mime? Er was een studiedag over mime-opleiding en mime-produkties, choreograaf Marc Vanrunxt gaf een toonmoment van een praktijkles met studenten van de Amsterdamse mime-opleiding, maar voor de rest ? Eigenlijk maar heel weinig. Gelukkig was er nog het tweede deel van de slotvoorstelling Glottisdans. Het was de Belgische première van de Nederlandse choreografen Roebana & Leine & van de Brit Norton. In het tweede deel Sub Rosa (in een choreografie van Norton) bracht een duo een mengvorm van mime en dans. De samenwerking tussen de legendarische mimespeler Etienne Decroux en de moeder van de moderne dans, Martha Graham, werd als het ware in deze produktie voortgezet. Gebaren, gelaatsuitdrukkingen, duidelijk herkenbare mimebeelden van concrete handelingen trekken samen in ritmische bewegingen, en worden

dan gekatapulteerd om uit elkaar te spatten.

Dit tweede deel van Glottisdans legde linken tussen dans, mime en beeldende kunst. Verder vulden alleen sos, A Corps Perdus en Interesting Bodies het festivalthema in. De meeste festivalvoorstellingen liepen al, min of meer succesvol. In die zin was het programma wat risicoloos, of misschien beter gezegd, een veilig aftasten. Financies (o.a. de aderlating van vorig festival) en een onzekere toekomst zullen zeker parten gespeeld hebben. Het tussenland van beeldende kunsten en dans & mime had volgens mij meer en dieper bewandeld en bewerkt kunnen worden. Het bleef nu eerder beperkt tot een aanstippen. Ik hoop dat er bij de volgende editie meer werk gemaakt wordt (kan gemaakt worden) van dit interdisciplinair thema, en dat er eens flink geploegd wordt in dat tussenveld van beeld en beweging, en dat ook mime daar serieus bij betrokken wordt. Ik ben er zeker van, dat die mengelingen tot verbluffende resultaten kunnen leiden. Het museumproject toonde dat al aan. Nog meer van dat!

Tuur Devens

Glottisdans - Harijono Roebana, Andrea Leine & Paul Selwyn Norton / Leoni Ravestein

ETCETERA XIV I 55

11


Development and design by LETTERWERK