DE KWETSBAARHEID VAN AFRIKA
MOUSSA DIAGANA over een Afrikaanse gemeenschap tussen het koloniale geheugen en het orale geheugen, een genocidair kruitvat.
Op de drempel van het derde millennium bieden vele Afrikaanse regio's het beeld van een continent dat verscheurd wordt door interne conflicten en burgeroorlogen. Al bijna een decennium lang is dat het geval. Voorbij de argumentatie en het politiek-ideologische discours van de strijdende partijen, refereert de manier waarop deze interne conflicten zich binnen de sociologische realiteit van elk land voordoen, aan representaties van sociaal-etnische aard. Ze komt tot uiting in genocidaire neigingen. Ik verwijs hiermee naar wat de Libanese schrijver Amin Maalouf 'genocidaire identiteiten' heeft genoemd: elke gemeenschap of etnische groep bestaat slechts via de negatie van de ander (de buur die men niet gekozen heeft, de vreemdeling, al wie lid is van een andere volksgroep, die niet dezelfde culturele waarden of godsdienst deelt, die niet van dezelfde streek is).
De Afrikaanse intellectuelen hebben vaak een geëngageerde visie en houding aangenomen ten aanzien van de geschiedenis van hun continent, minder om de huidige ontsporingen te begrijpen en te verklaren dan om ze te rechtvaardigen. In die pogingen tot rechtvaardiging neemt de kolonisatie een bijzondere plaats in. Door de politieke overheersing en de diepgaande sociaal-economische en culturele verschuivingen die zij veroorzaakt heeft, heeft de tijd de wonden van de kolonisatie niet helemaal geheeld. Haar erfenis blijft medeverantwoordelijk voor de slechte ontwikkeling waaronder het continent nog steeds lijdt.
Armoede, hongersnood, burgeroorlogen, genociden... maken het dagelijkse lot uit van miljoenen Afrikanen. We weten dat er mogelijk een rechtstreeks verband is met de kolonisatie. Het intellectuele en het semantische discours zijn hiervan doordrongen. Het slechte geweten van het westerse denken moet het op dat punt afleggen tegen een geschiedenis waarvan ze zich per volmacht de verantwoordelijke erfgenaam voelt. Het staat onder de westerse intelligentsia inderdaad goed om deze manier van denken aan te nemen, te reproduceren, zo niet door te geven. Het is alsof de reactualisering van de Geschiedenis moest dienen om het échec van de politiek te rechtvaardigen en het slechte
geweten van de intellectuelen te sussen. Alsof het, door de weigering of verwerping van elke vorm van reflectie die in de eerste plaats op zichzelf is gericht, een vlucht naar voren is.
Het gaat er me niet om de wrede realiteit van de koloniale geschiedenis te ontkennen, noch haar gevolgen voor het geheugen van de volkeren en de huidige staat van het continent te minimaliseren. Het gaat er me wel om verder te denken dan de exogene oorzakelijkheid, en tot een zelfreflectie over te gaan, die op de fundamenten van de Afrikaanse samenlevingen zelf gericht is. Bevatten de structuur en de reproductiemechanismen van deze samenlevingen en de wijze waarop zij in relatie staan tot het geheugen, elementen die uit zichzelf genocidaire neigingen en ontsporingen kunnen inhouden?
Een weerkerend fenomeen vandaag de dag is de instrumentalisering van de sociale structuren die het fundament zijn van de werking, de organisatie en de filosofie van de Afrikaanse samenlevingen. Samen met de opkomst van de democratie wordt die instrumentalisering een gangbare praktijk in het politieke leven van de Afrikaanse staten. In verschillende Afrikaanse landen blijkt zij uit de vaak conflictueuze en gewelddadige manier waarop belangengroepen wedijveren om de controle op de inkomstenbronnen. Zij uit zich in het etnisch-politieke discours dat de plaatselijke gemeenschappen voeren. Zij situeert zich op het niveau van de politiek-sociale verhoudingen tussen de zogenaamd moderne elites, maar ook op het niveau van de zogenaamd traditionele gemeenschappen die georganiseerd zijn op een sociaal-etnische basis en het fundament vormen van de Afrikaanse naties. De instrumentalisering is de vertaling van het échec, van het gebrek aan ideeën en ideologieën, van de armoede van het politieke discours. Zij onthult vooral de kwetsbaarheid van de Afrikaanse samenlevingen.
Eén van de fundamenten van de Afrikaanse samenlevingen is inderdaad de etnische of tribale gemeenschap, die aan de basis ligt van het individu. De gemeenschap is het voetstuk van het collectieve geheugen. Het geheugen van een gemeenschappelijk verleden ligt op zijn beurt aan de basis van de gemeenschap zelf. Daarom, en volgens de logica van haar eigen voortbestaan, is elke
gemeenschap het aan zichzelf verplicht draagster te zijn van haar eigen verleden, van haar eigen geschiedenis. Ze heeft er zich helemaal naar gezet, zowel in haar structuren als in de formulering van een gemeenschappelijke lotsbestemming, naar dewelke de groep collectief moet streven.
In de Afrikaanse samenlevingen wordt het geheugen als mechanisme van bewaring en reproductie, van herlezing en reactualisering van het verleden in de eerste plaats door het gesproken woord geschraagd.
De geschreven taal verleent, waar nodig en naderhand, de mogelijkheid tot distantiëring. Die kan leiden tot een kritische blik en soms zelfs tot inventarisering van het verleden. De oraliteit daarentegen draagt de kiemen van haar kwetsbaarheid en sterfelijkheid in zich; in functie van haar voortbestaan en duurzaamheid, legt zij een taalgebruik en een denkstructuur op die in de eerste plaats gefundeerd zijn op beelden en symbolen, op evocatie en vertelling, op emotionele lading. De relatie tot het verleden krijgt er een mythisch karakter door. De mythe biedt als voornaamste voordeel dat zij bewaard en onderhouden wordt om zelf doorgegeven te worden aan toekomstige generaties. De mogelijkheid tot kritische afstand tegenover het eigen verleden wordt bovendien sterk tegengehouden door de zwakte van het individu. Elk individu is herleidbaar tot de groep, tot de gemeenschap.
De herinnering die op het gesproken woord steunt, wordt door heel de gemeenschap gedragen. De herinnering wordt mythisch woord. In haar geheugenfunctie gaat de mythe selectief te werk. Ze fixeert en mummificeert het verleden in het heden. Terzelfder tijd worden de gemeenschapsvormende kwaliteiten overdreven gevaloriseerd en tot de belangrijkste sociale waarden verheven. En daar situeert zich de kwetsbaarheid van de Afrikaanse gemeenschappen: het behoud van de identiteit gebeurt via haar eigen overdreven valorisering, wat makkelijk leidt tot de negatie van de ander als etnisch, tribaal of regionaal vreemde groep.
Het collectieve geheugen onthoudt slechts die elementen die de groep in een defensieve positie plaatsen tegenover de anderen, en kent hen een overdreven dimensie toe. Op die manier blijkt het potentiële risico van genocidaire neiging aanwezig in de meeste Afrikaanse maatschappijen die geconfronteerd worden met armoedeproblemen en de banalisering van geweld.
Vertaling:
Clara Van den Broek & Peter Anthonissen.