Archief Etcetera


Opdracht volbracht?: Meer sociale bescherming voor alle kunstenaars



Opdracht volbracht?: Meer sociale bescherming voor alle kunstenaars

Nikol Wellens

Opdracht volbracht?

MEER SOCIALE BESCHERMING VOOR ALLE KUNSTENAARS

Op 5 juli jl. bereikte de federale regering een akkoord over een 'ontwerp van wet houdende diverse maatregelen ter verbetering van de sociale bescherming van de kunstenaars'. Alleen al het feit dat er een akkoord bereikt werd, gaf reden tot opgetogen reacties, vertegenwoordigers van muzikanten en beeldend kunstenaars op kop.

Het KB van 28 november 1969 stelt in art.3, 2° de 'schouwspelartiesten' inzake sociale zekerheid gelijk met werknemers. Het gevolg is dat een inrichtend gezelschap aangifte moet doen en bijdrage betalen aan de RSZ, wat niet altijd gebeurde. Sinds 1992 worden binnen het reguliere sociaal overleg van het paritair comité 304 CAO's afgesloten die collectieve afspraken over loon- en arbeidsvoorwaarden vastleggen. Het podiumkunstendecreet vermeldt expliciet het respecteren van deze CAO's als één van de subsidiëringsvoorwaarden. Als dit al geregeld is in de sector van de (gesubsidieerde) podiumkunsten, wat is dan de meerwaarde van dit nieuwe statuut voor podiumkunstenaars?

1

Alle kunstenaars die in opdracht werken, kunnen dit nu doen onder de sociale bescherming van de werknemers, tenzij een kunstenaar aantoont dat zijn socio-economische realiteit zijn toetreding tot de zelfstandigenregeling verantwoordt.

Er wordt een commissie 'kunstenaars' opgericht om hierover te waken en kunstenaars te informeren. Wat precies met socio-economisclie realiteit bedoeld wordt, is niet vastgelegd (wat men had kunnen doen door bijvoorbeeld een minimum jaarinkomen te bepalen). De sociale partners worden wel gevraagd dit van nabij op te volgen om te vermijden dat kunstenaars onder druk van hun opdrachtgevers zouden kiezen voor liet zelfstandigenstatuut. De toepassing van het stelsel van sociale zekerheid van de werknemers houdt niet noodzakelijk in dat er arbeidsrechtelijk van een werkgever-werknemer-situatie wordt gesproken. In principe is dit enkel het geval indien er effectief een arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt afgesloten. Dit onderscheid is van belang i.v.m. bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van arbeidsduur, deeltijdse arbeid, e.d.

Podiumkunstenaars zullen kunnen toetreden tot het stelsel van de zelfstandigen wat sinds 1

oktober 1987 onmogelijk was geworden als gevolg van constante rechtspraak.

Gezien de toenemende praktijk van interen multidisciplinair werk is de gelijke behandeling van uitvoerende en scheppende kunstenaars een goede zaak.

2

De invoering van een specifieke vermindering van de sociale bijdragen voor de opdrachtgevers van kunstenaars komt de hele kunstensector ten goede. Al te vaak konden werkgevers uit deze sector niet van de reguliere bijdrageverminderingen genieten gezien de te korte duur van de tewerkstellingsperiodes. Bovendien voorziet een regeling in het omrekenen van een globale vergoeding naar aangegeven arbeidsdagen zodat repetities en training ook recht geven op bijdragevrijstelling voor de opdrachtgever en sociale zekerheid voor de kunstenaar.

3

Occasionele gebruikers zullen een beroep kunnen doen op artistieke intermediaire structuren die de administratieve werkgeversverplichtingen voor hen zullen vervullen. Een goed idee dat nog een paar vragen oproept. Feit is dat de Belgische staatshervorming om de hoek komt kijken: deze structuren moeten een speciale erkenning krijgen van de gewesten (Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Het is natuurlijk de bedoeling dat deze structuren dit werk met kennis van zaken aanpakken en dat daar best toezicht op wordt uitgeoefend maar moet een structuur dan drie keer een erkenningsprocedure doormaken om in heel België te kunnen werken? Tweede vraag is onder welk BTW-regime deze structuren hun diensten zullen uitvoeren. Indien dit de bestaande regeling van de interimkantoren is, heeft dit voor niet BTW-plichtige occasionele opdrachtgevers (het verenigingsleven bijvoorbeeld) onvermijdelijk een verhoging van de loonkost met 21% tot gevolg, wat toch in strijd is met de geest van dit wetsontwerp.

Dat op dit vlak niet vanuit de kunstenaar zelf gedacht is, is toch een gemiste kans. Een freelance kunstenaar zou zelf moeten kunnen kiezen voor één structuur die alle opdrachten verwerkt (ook kleine opdrachten voor reguliere werkgevers uit de

kunstensector), ongeacht waar in België de opdrachtgever gevestigd is.

Een belangrijke administratieve vereenvoudiging waarvoor alle betrokkenen in de sector vragende partij waren, is dat de kinderbijslag, het vakantiegeld en de vergoeding ingeval van arbeidsongeval van alle kunstenaars die onder de werknemersregeling vallen steeds door dezelfde instanties zullen worden uitbetaald. Opeenvolgende korte contracten bij verschillende werkgevers zullen niet langer oorzaak zijn van onderbrekingen in de uitbetaling van de kinderbijslag. De centralisering van liet vakantiegeld geeft jaarlijks in de maand mei de betaling van vakantiegeld in verhouding tot de lonen en arbeidsdagen van het jaar voordien in plaats van een versnipperd vakantiegeld bij het einde van elk contract.

Het wetsontwerp heeft niet alles kunnen regelen maar laat openheid voor verder gesprek: twee jaar na het van kracht worden van de wet zal ze geëvalueerd worden en aan de koning wordt de bevoegdheid verleend om te bepalen wat moet verstaan worden onder occasionele werkgevers/gebruikers.

Het moet bovendien nog een hele procedure doormaken. Meteen na goedkeuring werd het voor dringend advies voorgelegd aan de beheerscomités van alle instellingen voor sociale zekerheid. Pas daarna kan het voorgelegd worden aan de Raad van State. Als alles loopt zoals voorzien kan het wetsontwerp begin 2003 naar het parlement en het is de bedoeling dat daar het wetgevend werk voor het aflopen van de legislatuur kan afgerond worden. Op de website van het VTi zal dit proces op de voet gevolgd worden (www.vti.be, rubriek berichten/podiumzaken).

Er is nog wat werk op de plank blijven liggen. Hoe verdienstelijk het geleverde werk op het vlak van de sociale zekerheid ook is, qua fiscaliteit is er nog niets veranderd. De sector vraagt al jaren duidelijkheid over kwesties zoals BTW, spreiding van inkomsten over meerdere aanslagjaren en forfaits voor fiscale aftrek. Bestaande systemen in andere sectoren kunnen hierbij als voorbeeld dienen. Laat het huidige elan een aansporing zijn om het niet bij half werk te laten.

etcetera 83 O O O 6l


Development and design by LETTERWERK