Archief Etcetera


Verbod op kunst



ç

ç

O

a

'conceptual dance1

Je kan een paradigma niet ongeldig verklaren door het tegenover een ander te stellen (Bels programmatie van Klapstuk #11 tegenover Plateis programmatie van Klapstuk #10). Op die manier maakt T'Jonck alleen maar duidelijk welke smaak hij prefereert en herbevestigt hij de ideologische houding ten aanzien van dans als essentialistisch, eerder dan contingent. Het heeft iets sofistisch, de manier waarop T'Jonck de polarisatie van danspraktijken blijft doordrukken zonder de betekenis van de term 'conceptuele dans' nog eens ernstig te overwegen, en die alleen in connotatieve zin te behandelen. Als hij de overeenkomst had onderzocht tussen wat 'conceptuele dans' genoemd wordt en conceptuele kunst (de beweging die strikt gezien bloeide in de kunstwereld tussen 1966 en 1978), zou hij van het hele idee van conceptualisme in dans afgezien hebben. Niet omdat het de danswereld in tweeën deelt, maar omdat het foutief wordt gebruikt in de hedendaagse danspraktijk. Het hoofddoel van conceptuele kunst was het kunstobject te ontmantelen en te vervangen door een metalinguïs-tiek discours over de eigenheid, het concept en het institutionele van kunst. Maar de zogenaamde 'conceptuele dans' werkt met de materialiteit van menselijke lichamen, beweging, het hele apparaat van theatrale conventies. Het enige dat het met het conceptualisme in beeldende kunsten deelt, is een kritisch onderzoek naar het concept van (dans)kunst vis-à-vis de kapitalistische spektakelmaatschappij. Terwijl het ook andere, performatieve strategieën gebruikt, niet om het einde van dans aan te kondigen, maar om het dansveld te verbreden met procedures en topics zoals speech-act, spel, simulatie, niet-mimetische 'becoming' ('devenir'), filmmontage, enzovoort. Dans

hoeft niet te lijden onder zo'n uitbreiding, het kan er zijn definities alleen maar mee verrijken. Theorie is in geen geval te herhalen op het podium, in een nieuwe context -gesteld dat choreografie zou gaan lijken op het schrijven van een tekst. Ligt danskritiek dan vijftig jaar achter op de filosofische en wetenschappelijke poging om de humanistische ideologie te betwisten - van het antihumanisme van de sixties tot het hedendaagse posthumanistische tijdperk van biotechnologie, cyborgs en menselijk leven in het verlengde van machines, dieren, het anorganische? Schuifelt danskritiek teksten onder de mat zoals De l'œuvre au texte van Barthes, L'Archéologie du savoir van Foucault, How to Do Things with Words van Austin, De la Grammatologie van Derrida, Mille Plateaux van Deleuze en Guattari, Bodies that Matter van Butler, A Cyborg Manifesta van Haraway? (Overigens zou ik graag willen weten welke werken Foucault dan wel over semiotiek geschreven heeft.) Heeft ze de nalatenschap vergeten van Cunningham en Cage, Yvonne Rainer, de vroege Trisha Brown en Steve Paxton? We zijn reactionair en nostalgisch als we de recente ontwikkelingen in dans aankondigen als iets dat dans in een crisis zal storten. Wat we dan eigenlijk doen, is verlangen naar de goeie oude modernistische tijd waarin choreografen nieuwe (originele, authentieke, zelf-expressieve) dansidiomen en -stijlen uitvonden. Niet dat het niet meer mogelijk of wensbaar zou zijn te investeren in bewegingsonderzoek, maar de realiteit is gewoon complexer geworden, en daarom is het zo goed als onmogelijk geworden om zich te beperken tot puristische formele abstractie en dans om de dans.

De opmerking waarmee T'Jonck zijn lezing afrondt, toont hoe pragmatisch de bedoe-

ling van dit debat is: 'Wellicht strekt dit voorbeeld [van T'Joncks herziene interpretatie van Cuqui Jerez' voorstelling] er enkel toe aan te tonen dat nieuwe dans en performance [de term die hij voorstelt ter vervanging van "conceptuele dans"] nog een heel traject af te leggen hebben om tot een bruikbare afbakening te komen van mogelijke middelen, methodes en doelstellingen. Of zal dit verhaal ermee eindigen dat deze nieuwe praktijk evolueert tot nog maar eens een nieuw paradigma, dat broederlijk naast de bestaande "klassieke" benaderingen van dans staat? Of wordt ze een praktijk die werkt als onderlegger voor andere vormen van dans, net zoals improvisatie vaak een inspiratiebron vormt voor het "gewone" podiumwerk? Wellicht komen we dat te weten wanneer Klapstuk #20 een nieuwe "canon" voorstelt.'

Eerst een paradigma benoemen ('conceptuele dans') alsof iedereen begrijpt waar die naam exact voor staat, daarna trachten die te ontmantelen door het tegenover het geprefereerde counterparadigma te plaatsen (de zogenaamde klassieke benadering en de nadruk op de emotionele ervaring), om ten slotte de positie ervan te relativeren en een spoedig einde ervan te voorspellen. Zo ging T'Jonck te werk in zijn oordeel. Jammer genoeg voedt zo'n aanpak, door een van de meest gerespecteerde danscritici in België, een verschuiving op grotere schaal in het politieke klimaat - het post-9/11 effect van anti-intellectualisme en de kritiekloze behoefte aan schoonheid en troost. Wat gebeurt er toch met de Europese dansscène, die zo open stond voor nieuwe concepten, werkwijzen, onderwerpen en relaties met het publiek?

Vertaling Jeroen Versteele

etcetera 95 •••

55


Development and design by LETTERWERK