Criteria voor een kunstendecreet
Uitgangspunten, werkwijze en addertjes onder het gras in de beoordelingsorganen
Een zee aan interpretatieruimte
De Vlaamse overheid wil het belang van kunstenaars in de samenleving onderschrijven1 en rekent het bijgevolg tot haar taak kunst in de maatschappij te stimuleren via de verdeling van subsidies. Dat deze subsidies ten goede moeten komen aan ‘kwalitatief hoogwaardige kunstcreatie' en moeten leiden tot een ‘rijk cultureel landschap', aldus het
De beoordelingscriteria geven het kader aan waarbinnen de commissies en de administratie hun oordeel kunnen focussen. Voor de invulling van de criteria staan ze echter zelf in. De begrippen lijken bij een eerste lezing duidelijke oriëntatiepunten, maar wanneer men er even bij blijft stilstaan, openen ze elk een zee van interpretatieruimte. Het decreet biedt acht maatstaven, maar de ijking blijft achterwege. De lijst van criteria is bovendien niet hiërarchisch opgesteld – prioriteiten moeten de beoordelaars blijkbaar zelf bepalen.
Dit artikel geeft de resultaten weer van een analyse van de adviezen van de beoordelingscommissies en de afdelingen van de administratie
Uit: Artistiek
Artistiek valt het op dat er weinig echte kritische zelfbevraging gebeurt in het gezelschap, behalve misschien bij
Uit: Artistiek Advies Damaged Goods
structurele ronde van het
Onze bevindingen over de interpretaties van commissies en administratie komen uiteraard voort uit ons eigen interpretatieproces en claimen dus niet zomaar ‘de ware gronden' van de adviezen bloot te leggen. Bovendien gaat het louter om vastgestelde trends, niet om een volledige topografie van denkpatronen. Toch willen we op zijn minst een glimp opvangen van de inhoud van de black box van het kwaliteitsoordeel binnen het
Onderstaande resultaten tonen in hoofdzaak de conclusies met betrekking tot het werk van de beoordelingscommissies. Wie wil lezen wat we concludeerden over de advisering van de administratie kan een meer uitgebreide versie van dit artikel downloaden op www.e-tcetera.be. Ook vragen over het gebruikte materiaal en onze werkwijze worden daarin beantwoord.
Het belang van landmeten
Eerst enkele algemene bedenkingen over kwaliteitsbeoordeling. De bedoeling van evaluaties waarbij de motivatie meegedeeld wordt aan de organisaties, bestaat er volgens ons ook in dat de beoordeelde er wijzer van wordt. Artistieke en zakelijke adviezen zijn idealiter niet enkel adviezen aan de minister, maar ook aan de organisaties. Om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken dient een oordeel voorzien te zijn van een argumentatie. Anders dan we eerst hadden verwacht, bevatten de adviezen van de beoordelingscommissies en verschillende afdelingen van de administratie echter weinig argumentatie in de vorm van concrete verwijzingen naar de dossiers of een specifieke invulling van de beoordelingscriteria. Zo stelt men zich bijvoorbeeld regelmatig vragen bij één of ander aspect van de werking, zonder te concretiseren welke die vragen dan wel mogen zijn en wat de oorsprong is van de twijfel (al slaagt de commissie ‘festivals' er regelmatig in wél concreet aan te wijzen waar precies de problemen in de plannen zich situeren). Enerzijds heeft dit ongetwijfeld te maken met het gebrek aan tijd waarmee de commissieleden te kampen hadden: de commissies zijn immers pas met vertraging in januari samengesteld, terwijl drie maanden en een grondige lezing van de dossiers later de préadviezen al moesten klaarliggen. Anderzijds heeft dit ook te maken met het ontbreken van een duidelijk geformuleerd interpretatiekader waarmee de beoordelingscommissies konden werken en waarbinnen de beoordelingen vaste grond hadden kunnen krijgen.
Hetzelfde geldt voor de adviescommissie Kunsten die via het
Uit: Zakelijk Advies Kobalt Works
De administratie stelt vast dat de organisatie in grote mate is opgebouwd rond één enkele persoon. De administratie vraagt zich dan ook af wat de overlevingskansen zijn van de organisatie, mocht die persoon om welke reden dan ook uit de organisatie wegvallen. Meerjarige subsidies worden immers toegekend aan organisaties en niet aan personen. Enkel voor de twee creaties begint de organisatie te evolueren naar een ruimere structuur dan een eenmansgezelschap. Vooral de satellietprojecten zijn te zeer toegespitst op één enkele persoon.
Uit: Artistiek Advies Sint-Lukasstichting
De commissie is van mening dat de Sint-Lukasstichting door de jaren heen bewezen heeft te beschikken over een continue werking en een valabele programmering. De organisatie heeft een belangrijke signaalfunctie door jonge en nieuwe kunstenaars een tentoonstellingsplek te bieden. De stichting heeft zowel qua galeriewerking als qua tijdschrift een landelijk belang en speelt binnen het veld van de hedendaagse kunst in
weten hoeveel geld voor hun sector beschikbaar zal zijn en de minister na de beoordeling nog kan beslissen over de verdeling van de middelen. De beslissingen van minister
Ondanks het ontbreken van een globaal inhoudelijk kader, hebben enkele commissies naast een beschouwing achteraf van vastgestelde tendensen in hun werkveld vóór de beoordeling van de individuele dossiers getracht inhoudelijke accenten te leggen en aandachtspunten naar voor te schuiven binnen hun eigen sector. De commissie ‘festivals', bijvoorbeeld, heeft de beoordelingscriteria vertaald naar een aantal vragen die ze zelf het meest relevant achtte voor de evaluatie van festivalorganisaties (Is het profiel volledig/gedeeltelijk cultureel/artistiek? Welke dynamiek heeft dit festival, wat brengt het teweeg? enzovoort). De collega's die de ‘kunstencentra en werkplaatsen' beoordeelden, hebben een poging ondernomen om een aantal evoluties in het veld te accentueren (niveau landschap) en een invulling te geven aan voor hen doorslaggevende beoordelingscriteria (niveau individuele dossiers). Bovendien heeft deze commissie de definities van ‘kunstencentrum' en ‘werkplaats' van het decreet uitgewerkt en getracht om binnen die laatste categorie de subgroep van de alternatieve managementbureaus te omschrijven.
Ook een uiteenzetting over de werkwijze van de beoordeling, zoals uitgebreid neergeschreven bij de theatercommissie en ook aangegeven bij de commissie ‘festivals', komt de transparantie van het proces van oordelen enkel ten goede, al blijft dat onvermijdelijk altijd gesluierd en gestoeld op een noodzakelijk vertrouwen in de deskundigheid van de commissieleden. Voor organisatiestructuren binnen de kunsten is een oordeel over structurele subsidies letterlijk van levensbelang, en wanneer ze enkel koers kunnen varen op wat gecommuniceerd wordt via papier, is een zorgvuldige uiteenzetting op z'n minst wenselijk.
De maten en gewichten
van de beoordelingscriteria
Zoals reeds vermeld, hebben een aantal commissies expliciet getracht een invulling te geven aan de beoordelingscriteria die in het
‘Kwaliteit' – een ongrijpbaar goed?
Zowat het moeilijkst in te vullen of te beargumenteren beoordelingscriterium is dat van de ‘kwaliteit van inhoudelijk concept en concrete (uit)werking'. Naast de eenvoudige vermelding dat het werk van organisatie X of kunstenaar Y ‘kwaliteitsvol' is, zonder meer, konden we onder andere volgende variaties op de notie ‘kwaliteit' terugvinden in de adviezen van de beoordelingscommissies: organisaties of kunstenaars zijn ‘vernieuwend, eigenzinnig, boeiend, interessant' en ‘intrigerend', ze ‘geven richting aan het veld' of ‘vervullen een voortrekkersrol', maken ‘scherpe of uitdagende keuzes' en vormen een ‘meerwaarde voor het landschap'. Een ‘consequent parcours' wordt geprezen, net als ‘evolutie'. ‘In herhaling vallen' is te vermijden. Een flinke dosis ‘kritische zelfreflectie' blijkt het ook uitzonderlijk goed te doen. De commissies ‘geloven, vertrouwen' en ‘appreciëren'. Enkel bij de theatercommissie zien we
Uit: Artistiek Advies Etablissements
d'en Face Projects
Voorlopig fungeert Etablissements nog te veel als louter experimenteerruimte voor de nieuwe beleidsploeg van acht mensen. Etablissments zal, na haar herprofilering in 2003, nu vooral in de komende jaren haar bestaansrecht moeten bewijzen.
Besluit: De commissie adviseert de aanvraag van Etablissements d'en Face Projects vzw tot subsidiëring van het geheel van haar werking voor de
periode 2006-2007 positief.
Uit: Artistiek
een consequente poging om deze kwaliteiten ook te duiden door verwijzingen naar specifieke voorstellingen of de invulling van deelaspecten van het theater maken (dramaturgie, scenografie, prestaties van acteurs, keuze van thema's of stukken, enzovoort). Ook tijdens een debatavond die we organiseerden met enkele stakeholders uit de sectoren van de
Opvallend is het onderscheid dat kan gemaakt worden tussen de kwaliteit die de commissies en administraties ontwaren in de toekomstplannen, dus in het behandelde dossier en volgens de enge interpretatie van het beoordelingscriterium, en de verwijzingen naar het verleden, d.w.z. het reeds afgelegde parcours van de organisaties of kunstenaars. Zicht krijgen op toekomstige evoluties en nog te maken artistieke producten op basis van intenties op papier is erg moeilijk. Daarom wordt in de commissies doorgaans het verleden als ‘bewijs' genomen voor de potentie voor de toekomst. Een ander onderscheid dat duidelijk meeloopt in de beoordeling van de kwaliteit is dat tussen evaluatie via een ‘externalistische' en volgens een ‘internalistische' benadering, een onderscheid dat
Terwijl de commissie ‘kunstencentra en werkplaatsen' de kwaliteit van het inhoudelijk concept en concrete (uit)werking sterk aan de hand van het dossier zelf probeert te toetsen, lijkt de commissie ‘dans' vrijwel volledig terug te vallen op de ervaringen uit het verleden. De andere commissies bevinden zich tussen deze twee posities. Andere tendensen die we kunnen vaststellen wanneer we het werk van de beoordelingscommissies vergelijken, is dat de commissie ‘beeldende kunst' zich voornamelijk uitspreekt over de mate van uitwerking van de artistieke toekomstplannen en over de plaats die de organisaties innemen in het veld van de beeldende kunst. Dat ze dus de landschapslogica sterk laat gelden en ‘kwaliteit' in die zin verbindt met het criterium van positionering en profilering6.
De wenselijkheid van samenwerking: 1+1=?
Erg verscheiden zijn de invullingen die aan de noties van ‘samenwerking' en ‘netwerking' worden gegeven. Samenwerking en netwerking zijn in en lijken in sommige adviezen als vanzelfsprekend een positief gegeven –wie op wat voor manier dan ook samenwerkt, verdient een pluim. Een samenwerking kan echter verschillende vormen aannemen, van een integrale fusie tot het delen van eenzelfde netwerk, met verschillende consequenties die bovendien positief én negatief kunnen zijn. Samenwerkingsverbanden worden ook aangevoerd als een bewijs van de kwaliteit en verankering van een organisatie in het landschap, dus als ‘argument' en niet als ‘conclusie'.
Uit: Artistiek Advies Theaterfestival
Tegelijk heeft de commissie vragen bij de organisatie van het festival en de publiekswerking voor de volgende edities. Uit het dossier blijkt een doorgedreven institutionalisering en een gebrek aan artistieke keuzes.
De commissie vraagt zich ook af of de thema's en activiteiten uit het randprogramma een publieksverbreding garanderen.
Uit: Artistiek
Het dossier bevat echter geen gedegen uitgewerkt profiel van een kunstencentrum met zijn specifieke aandacht voor de continue opvolging en ondersteuning van vernieuwende creatie. We vinden nergens een onderbouwde motivering waarom S.M.A.K., naast het profiel van een museum voor actuele kunst, ook het profiel van kunstencentrum nastreeft. Het wordt in het dossier niet duidelijk welke de specifieke meerwaarde is die de werking van een kunstencentrum binnen het S.M.A.K. voor het museum zou kunnen betekenen.
Samenwerking wordt in de adviezen van zowel de beoordelingscommissies als de administratie voornamelijk verbonden met de idee van ‘synergie'7. Voor de commissies, die hun oordeel vooral laten sturen door een kwaliteitsoordeel op het artistieke domein, betekent een geslaagde samenwerking voornamelijk dat 1+1 gelijk is aan 3. Dit wordt onder andere vertaald in de verwachting ‘dat kunstenaars elkaar artistiek zullen uitdagen' of ‘dat de alliantie met een jonge collega een frisse wind zal doen waaien' door de meer gevestigde organisatie. 1+1 is soms ook slechts 2 of 1,5. Zo ontwaart de danscommissie bij de grote dansgezelschappen die jongere choreografen onder de vleugels willen nemen vormen van epigonisme of klonen. Het ‘supermarktmodel' dat ontstaat door het openzetten van de grote huizen voor jonge makers doet ook bij de leden van de theatercommissie vragen rijzen. De organisatiestructuur of de ‘vorm' lijkt er belangrijker te worden dan de artistieke kern of ‘inhoud' die eraan vooraf dient te gaan. Huizen hebben immers profielen en bijhorende posities in de kunstsector. Kunstenaars die door een gevestigde organisatie binnengehaald worden, dienen dan ook in het profiel van dat huis te passen. Epigonisme mag dan te vermijden zijn, radicale andersheid ook (codewoorden: ‘artistiek inconsequent beleid' of ‘versnippering van het artistieke profiel'). Met als gevolg, kunstenaars die in een situatie dreigen te belanden waarin ze moeten kiezen voor het minste kwaad: het risico lopen onvoldoende werkingsmiddelen en structurele basis te hebben, of zich aanpassen aan het inhoudelijk profiel en de productiewijzen die het moederhuis meester is.
Wanneer de minister van
Besparende synergie kan ook bekomen worden op minder drastische wijze dan door kunstenaars te laten samenwerken binnen één (structurele) organisatie. Gewaardeerd door commissies en administratie zijn allianties waarbij afzonderlijke organisaties gezamenlijk een deel van het organisatorische luik van kunstmaken op zich nemen, zoals de verkoop van voorstellingen of het delen van bureauruimte of communicatiekanalen. Ook coproducties worden door de administratie erg gewaardeerd omwille van de ‘gedifferentieerde inkomstenbegroting' die ermee kan opgemaakt worden, ongeacht de artistieke kwaliteiten van de corresponderende instelling.
Waar blijven de vruchten van het participatiedebat?
Opvallend is het gebrek aan invulling van het criterium ‘publieksgerichtheid'. Eerst en vooral nemen de beoordelingscommissies het, met uitzondering van de commissies ‘theater', ‘festivals' en ‘kunstencentra en werkplaatsen' verrassend weinig ter hand, terwijl publieksgerichtheid niet alleen een beoordelingscriterium is, maar naast presentatie- en creatiegericht ook één van de basisfuncties die de organisaties moeten vervullen om in aanmerking te komen voor subsidies (dit geldt niet voor werkplaatsen die zich voornamelijk op creatie richten). Bovendien komen de commissies in de neergeschreven adviezen vaak niet verder dan een verwijzing naar de grootte en samenstelling van het bereikte publiek tijdens de afgelopen jaren. De vele discussies over publieksparticipatie ten spijt, valt publieksgerichtheid in de adviezen samen met publieksbereik. Het kwantitatieve resultaat van de publiekswerking wordt als teken gezien van een kwalitatieve manier van werken. Het inzicht dat publieksparticipatie niet noodzakelijk gelijk staat met publieksverbreding, maar ook met -verdieping en dat een uitgewerkt doelgroepenbeleid binnen een uitgebreider communicatiebeleid belangrijk is, is stilaan gemeengoed geworden. Maar op welke manier wordt een gelaagde en goede publiekswerking vormgegeven? De parameters hiervoor lijken –op basis van de adviezen– heel wat minder duidelijk.
De meerwaarde van een goede boodschapper
Wanneer we de commissies vergelijken in de kleur en toon die hun adviezen dragen –een gevaarlijke oefening– stellen we eveneens enkele verschillen vast. Bij examens en de puntenverdeling achteraf krijgen studenten wel eens het gevoel dat er verschillende soorten examinatoren bestaan: zij die punten geven en zij die punten aftrekken. De commissie ‘beeldende kunst' geeft punten,8 de beoordelingscommissie ‘dans' trekt eerder punten af, terwijl de commissie ‘kunstencentra en werkplaatsen' dan weer de beide doet
Uit: Artistiek
De organisatie heeft inderdaad een grotere professionalisering nodig. Ook de uitbouw van een gedegen communicatiebeleid zal de openheid ten goede komen.
De commissie gelooft dat het project van Les Bains::Connectives een groot potentieel in zich heeft en een rol te spelen heeft in de dynamiek van het
Uit
De sterke allianties die Zang en
en de balans opmaakt van de goede en de negatieve punten van de beoordeelde instelling. Veel daarvan heeft te maken met de manier waarop de adviezen zijn opgesteld. Zo zet de danscommissie bij de negatief geadviseerden voornamelijk de onvoldoendes op een rij zonder tegengewicht van positieve kwaliteiten, terwijl de andere commissies meer nuanceren en met fijnere maten lijken te meten. De leden van de commissie ‘dans' kunnen ongetwijfeld ook delen van de werking van de ‘gebuisden' appreciëren, maar ze laten het na deze te vermelden. Het negativisme dat daaruit spreekt valt niet alleen moeilijk te smaken door de organisaties, bovendien dreigt het de minister te sturen in zijn oordeel over de tendensen in de sector van de hedendaagse dans.
In de reacties op de negatieve préadviezen hebben we meermaals kunnen lezen dat de organisatie ‘toch voldoet aan alle (andere) beoordelingscriteria', terwijl men in het préadvies terug naar af is gestuurd op basis van de bespreking van één criterium, doorgaans dat van ‘kwaliteit van inhoudelijk concept en (uit)werking'. Het
Waar een checklist voor de lezing van de dossiers bij de beoordelingscommissies het gevaar van ritualisme inhoudt en een oordeel-op-maat in de weg kan staan, lijkt een overzicht van concrete aandachtspunten bij de administratie wel een dankbaar hulpmiddel. De administratie ‘beeldende kunst' geeft het mogelijke goede voorbeeld. Deze afdeling voert in de eerste plaats een lezing uit van de begrotingen, geeft telkens een overzicht van het subsidieverleden van de organisatie en tracht haar zakelijke analyse waar nodig te verbinden met de artistieke plannen van de aanvrager in kwestie. Ze interpreteert en vat samen aan de hand van parameters die ze klasseert onder een goed zakelijk en/of financieel beheer. Op het einde van het advies maakt ze de balans op en spreekt ze haar oordeel uit. Het mogelijk belangrijkste beoordelingscriterium naast dat van de kwaliteit van de artistieke werking en plannen is dat van haalbaarheid. Naast de verwijzing naar een ‘realistische begroting', vinden we zo goed als nergens in de adviezen een grondige reflectie over de juiste inschatting van de eigen mogelijkheden van de organisaties in relatie tot de plannen en ambities. Een toets van de haalbaarheid van het project van een organisatie is echter enkel mogelijk wanneer de administratie en de beoordelingscommissies ook een ‘synergetische relatie' aangaan. Een grondige lezing van de zakelijke aspecten van de dossiers kan dan als onderbouw dienen voor een geïntegreerde visie over de degelijkheid van de vertaling van het artistiek geknetter in concrete organisatiestructuren en acties.
Een uitgebreidere versie van dit artikel vindt u terug op onze website www.e-tcetera.be
Uit: Artistiek Advies De Stichting
De Stichting stelt in haar dossier evenwel duidelijk dat ze zichzelf niét wil lanceren als een theatergezelschap met een eigen locatie en personeel in vast dienstverband. Niet De Stichting, maar de persoon van
Uit: Artistiek Advies Action Malaise
Action Malaise positioneert zich als een gezelschap dat zoekt naar eigenheid en samenhang in schrijven, creëren en vormgeven van eigen teksten en specifieke thema's met betrekking tot de hedendaagse politieke en sociale context. Ivan Vrambouts fascinatie voor
1 Voor een uitgebreide toelichting over de achterliggende motivaties van de Vlaamse overheid, zie
2 Zie ook Gielen,
3 We hebben ons beperkt tot een analyse van het adviesmateriaal van de kunstenorganisaties (dus niet van de organisaties voor kunsteducatie of sociaal-artistieke werking, de uitgevers van periodieke publicaties, de steunpunten en de instellingen van de
4 Hofstee,
5
6 De geplande financiële inhaalbeweging voor de beeldende kunsten heeft de commissie mogelijk weerhouden van stevige kritiek op de werking van haar huizen of organisaties, maar misschien heeft ze daarmee verschillende organisaties –niet alle– de voordelen van een externe kritische, maar constructieve doorlichting ontzegd?
7 Voor studiemateriaal over synergie in de (podium)kunsten kan men terecht bij het Vlaams Theaterinstituut. Via de site op volgend adres: www.vti.be onder de rubriek ‘thema's'.
8 Zie ook nota 6.
Auteur Delphine Hesters
Publicatie Etcetera, 2005-10, jaargang 23, nummer 98, p. 06-11
Trefwoorden commissies • adviezen • commissie • beoordelingscommissies • administratie • organisatie • organisaties • kunstendecreet • beoordelingscriteria
Namen Advies Contour • Advies Les Ballets C. • Advies S.M.A.K. • Advies vzw Krul • Anciaux • Artistiek Advies Zang en • BKM • België • Boekmancahier • Brusselse • Cherkaoui • Collegium Vocale • Contour vzw • Cultuur • Dans • De Smedt • De Standaard • Europese • Het Muziek Lod • Kaaitheater • Kunstendecreet • Meg Stuart • Memorie van Toelichting • Netwerken • P. • Pascal Gielen • Peter De Graef • Uitgeverij Lannoo • Vlaamse Gemeenschap • Vlaanderen • W.K.B. • Willem Hofstee4 • Zie Gielen • podium-
Development and design by LETTERWERK