Dépaysements
waar ‘science' en ‘fiction' hun grenzen verliezen.
We buigen ons hier over een proces van ‘stitch and split', binnen een spanningsveld dat gedefinieerd wordt door twee polen: wetenschap en fictie. Gaat het om twee tegenpolen, om een tegenstelling tussen twee categorieën? Veel wetenschapbeoefenaars zouden beweren van wel en ten strijde trekken tegen het woord ‘spanningsveld' zelf, dat ze ervan zouden verdenken het woord ‘tegenstelling' te willen verhullen. Omdat ik vroeger scheikundige ben geweest, stel ik me hier ten doel deze al te massieve, te samengestelde woorden te ontleden, om te kunnen experimenteren met de vele vragen die ze oproepen en om te proberen ze op verschillende manieren te laten spreken. De scheikunde kent geen tegenstellingen, maar juist pogingen tot stitch en split.
Een scheikundige gaat nooit op een algemene manier te werk, altijd met (re)actieve stoffen. Ik wil daarom proberen uit te gaan van de science-fictionromans die hebben bijgedragen tot mijn manier om de wetenschap te denken. Dat wil zeggen, de romans die me in staat hebben gesteld om een zekere vrijheid te verwerven ten aanzien van wat we ‘wetenschappen' noemen: de vrijheid om hun geschiedenis anders te benaderen en daarmee ook zelf een ander standpunt in te nemen.
Science fiction is een bijzonder uitgestrekt domein. Om te beginnen moeten we scheiden, ontleden, split, wat niet betekent dat we oordelen en rangschikken naar goed en slecht, maar dat we onderscheid maken. Referenties van wetenschappelijke of technische aard kunnen daarbij geen dienst doen, omdat ze overal aanwezig zijn. De manier waarop ze aanwezig zijn, is echter wel van belang. Ik heb niets geleerd van die romans waarin wetenschap en techniek worden voorgesteld onder het teken van eenvoudige vooruitgang: in die boeken kan de mens dingen doen waartoe hij vandaag niet in staat is, maar er worden romanfiguren in scène gezet die vergelijkbaar zijn met ons. Ik denk bijvoorbeeld aan het beroemde ‘Beam me up,
De wereld van
Het feit dat de wereld niet is veranderd, kan op een andere manier echter hoogst interessant zijn. In het begin van de film
Er bestaat ook iets wat we filosofische science fiction zouden kunnen noemen. Daarin geldt dat niet wordt gerefereerd aan wetenschappelijke vooruitgang, maar aan diepgaande vragen over de waarheid en de werkelijkheid; om met
Er is een belangrijke episode in de film wanneer
beslissen of dat wat hij beleeft ‘realiteit' is, of een ‘herinnering' die zich van hem meester heeft gemaakt, en waarin hij definitief opgesloten dreigt te raken. Dat is wat hem wordt gezegd door de afgezant van
Een ander voorbeeld van filosofie-fictie: 2001: A
De techniek is hier ten dienste gesteld van een vraagstelling van filosofische aard.
Om de relatie tot wetenschap en kennis te introduceren die me de mogelijkheid geeft een stitch te proberen, wil ik, in contrast met 2001: A
Maar ook de vraag (verwerkt in
In tegenstelling tot 2001: A
De mens staat niet meer in het middelpunt, maar is gewoon een ongelukkige soort, slecht opgevoed, met bijzonder eigenaardige ideeën, zoals die van meneer
Wie heeft de mens in de steek gelaten? Waarom? Is het een dwaze misdaad, of maakt het deel uit van een plan?
Onze ideeën, onze wetenschappelijke theorieën waar we zo trots op zijn, ondergaan dus een ingrijpende vervreemding. De anomalie is inderdaad niet, zoals de twijfel van Descartes, de weg van de waarheid, maar het resultaat van het abnormale karakter van wat ons is overkomen. Er is geen weg, geen waarheid, maar een gevaarlijke wereld waarin bondgenoten en vijanden bestaan.
Het is met betrekking tot dit type science fiction dat de vraag van de relatie tot de wetenschappen zich op interessante, open wijze lijkt te stellen, de territoriale identiteit van ‘de wetenschap' aan de orde stellend; de manier waarop ze zich presenteert als antwoord op alle grote vragen (‘Sinds het begin der tijden, vraagt de mens zich af...') die ons zouden kunnen confronteren met het verschil tussen realiteit en illusie, of tussen denken en waanzin. Het proces van vervreemding maakt een stitch mogelijk met de wetenschap, wat onlosmakelijk is verbonden met een split van deze wetenschap met de metafysische of technowetenschappelijke manier waarop ze wordt gepresenteerd. Het zijn noch de wetenschappen in die zin dat ze ons vertrouwen in een intelligibele wereld waarmaken (of niet), noch de technowetenschappen in die zin dat ze almachtige technieken mogelijk maken , maar wel een wetenschap die onverwachte openingen ontdekt en fabriceert, meestal door ‘belangenverschuiving', in hartstochtelijk contact met een aspect van de wereld dat voor die tijd niet bijster veel mensen interesseerde.
Sinds de 17de eeuw is onze wereld bevolkt geraakt met verbazingwekkende creaties. We moeten aanvaarden dat de aarde die we onbeweeglijk onder onze voeten voelen zich razendsnel beweegt, we hebben moeten aanvaarden dat lichamen, hoever ze ook uit mekaar liggen, verbonden zijn door onzichtbare, interactieve krachten, dat we leven met miljarden en miljarden met het blote oog niet waarneembare levensvormen, en dan zwijgen we nog maar over de moleculen, atomen, neutronen, neutrino's...
Elk nieuw ‘zijn' is het middelpunt van een avontuur, van een avontuur dat de vragen verandert, dat de wetenschappers de mogelijkheid geeft om nieuwe manieren te bedenken om te onderzoeken, om het verschil tussen wat mogelijk is en wat niet, te verleggen.
Als de wetenschappen hun productiviteit ontleenden aan een methode, aan het waarnemen en respecteren van feiten, dan zou de stitch met fictie niet erg veelbelovend zijn. Maar wetenschappelijke feiten, in elk geval als het gaat om creatieve wetenschappen, menswetenschappen, verschillen aanzienlijk van gewone feiten. Dit betekent dat het ook in het geval van wetenschappen nodig is te splitten: onderscheid te maken tussen het soort ‘feiten' dat verband houdt met ‘creatieve' wetenschappen, en gewone feiten.
Het is onmogelijk om feiten in het algemeen te ‘respecteren', want doorgaans kunnen we het feit, wat het ook is, tamelijk vrij interpreteren. Het vertelt ons niet hoe het geïnterpreteerd moet worden. Neem bijvoorbeeld een situatie als werkloosheid: dit is een feit dat we niet langer kennen in een situatie van volledige werkgelegenheid, en we slagen er niet in alle consequenties van dat feit te noemen, alles wat dat voor ieder van ons verandert. Zelfs voor hen die een baan hebben, en die te horen krijgen: ‘Als het u niet bevalt, dan stapt u maar op, er zijn er genoeg die uw plaats graag innemen'. Voor ouders die niet meer tegen hun wat oudere kinderen kunnen zeggen: ‘Werk maar hard, want als je je studie afmaakt, kun je het beroep kiezen dat je wilt'. Voor een docente als ik, die niet weet wat ze moet zeggen tegen de goede studenten en studentes die ongetwijfeld werkloos zullen worden. Voor de migranten aan wie met alle middelen duidelijk wordt gemaakt dat er geen plaats voor ze is. Behalve wanneer men ze zwart laat werken, omdat legaal werk te duur is, volgens de werkgevers. Werkloosheid is belangrijk, en meetbaar, en toch interpreteren we dat feit zoals we willen. De rechtse economen vertellen ons dat het komt omdat werken te duur is, die van links vertellen ons dat het de kapitalistische uitbuiting is, sommige zeggen dat het een voorbijgaande fase is, andere dat volledige werkgelegenheid nooit zal terugkeren... Tussen natuurkunde, of scheikunde, en economie is een split nodig, want dat wat de wetenschappers in het laboratorium interesseert, zijn niet de feiten die geobserveerd kunnen worden, hoe belangrijk die ook zijn.
Wanneer we het hebben over wetenschappen die innoveren, praten we niet over methodische benaderingswijzen maar over successen die tot ‘verandering van omgeving', tot vervreemding leiden. Het feit dat gerespecteerd kan worden is een bijzonder succes: we zijn erin geslaagd een feit te laten bestaan dat zich niet op willekeurige manier laat interpreteren. En dat is altijd een gebeurtenis. Hier, nu, zijn we erin geslaagd een situatie te creëren die de macht heeft te zeggen hoe ze geïnterpreteerd moet worden. De wetenschappelijke creatie in het laboratorium heeft als karakteristieke eigenschap dat haar eerste
waarde ligt in het transformeren van een verschijnsel in een feit, als scheidsrechter. Voorheen mocht men denken wat men wou, nu, door het succes, wordt men gedwongen, genoodzaakt, verplicht tot feiten.
Het hoeft daarom niet te verbazen dat wetenschap en fictie tegenstellingen kunnen zijn, want het is het evenement zelf dat ze tegenover elkaar stelt: tot zover waren we vrij om de verklaringen te verzinnen die we wilden, nu zijn we erin geslaagd een situatie te creëren waarin we die vrijheid hebben verloren. Toch vergeten we daarbij iets, namelijk dat deze situatie gecreëerd is, dat wil zeggen dat de wetenschapper een echte auteur is. Maar het is een erg wonderlijke auteur, want zijn doel, zijn succes, is dat men erkent dat hij dankzij zijn creatie kan bevestigen dat hij niet de auteur van zijn interpretatie is. Wat we ook vergeten, is dat de fictie die deze auteur tegenover zijn eigen ‘door de feiten geoorloofde' formuleringen stelt, niets te maken heeft met literaire fictie, maar het geheel is van kennis, ideeën, leerstellingen, die allemaal op even willekeurige wijze worden aangevoerd in contrast met het experimentele succes.
Wat dergelijke successen betreft, kan dat wat we science fiction noemen niets toevoegen. Daarom worden de wetenschappelijke en technische vernieuwingen die in
En de hypothese dat ieder van ons zijn eigen ervaringen, zijn eigen wereld produceert, op verschillende manieren, staat centraal in de plot: een kopie kan dat wat hij heeft beleefd alleen aan zijn eigen origineel doorgeven, aan niemand anders.
Wat ik zonet beschreven heb, is voor mij een geslaagd proces van stitch.
Dit is dus het eerste type van verbinden, van stitch: wanneer de auteurs van science fiction een hypothese uitwerken, versterken en er verder over fantaseren, wanneer dat wat ze verkennen de onverwachte manier is waarop een klein verschil enorm veel dingen kan veranderen, wanneer ze de consequenties van dit verschil zowel doordenken als creëren. Science fiction wordt dan historisch-sociaal-cultureel experimenteren en kent, net zoals het wetenschappelijk experimenteren, alle belang toe aan de vraag ‘en als?...', aan het ontstaan van alle verschillen die kunnen voortkomen uit één verschil. Net als de wetenschappen, slaagt science fiction er in dat geval in complexiteit en risico te creëren. Dat de hypotheses die ze daarbij creëert niet overeenkomen met de feiten, is net leerrijk, omdat de auteur de mogelijkheid produceert tot het overwegen van andere manieren om ‘menselijk' te zijn, in andere werelden, die invloed hebben op ons lichaam, onze gevoelens en gedachten, zodat datgene wat voor ons ‘normaal' is, stof wordt voor een verhaal, een uitdaging wordt door de plot.
Omgekeerd zou ik de hypothese willen aanvoeren dat hoe machtiger de fictie wetenschap en techniek portretteert en hoe beter in staat om aan alle menselijke dromen te beantwoorden zonder onverwachte gevolgen te creëren, hoe minder het effect van vervreemding optreedt, hoe minder we van omgeving veranderen. In dat geval is science fiction geneigd om alledaagse zekerheden te respecteren en te bevestigen, ongeacht het feit of ze het universele lot van de mens aanklaagt of gebruikt als achtergrond om erover te filosoferen.
Ik wil nu een poging tot een tweede stitch ondernemen, uitgaande van het vraagstuk van de relatie tussen bepaalde science-fictionœuvres en dat wat we ‘menswetenschappen' noemen, en daarbij neem ik als uitgangspunt de inmiddels klassiek geworden schrijfster
Sinds Le Guin heeft de science fiction onaflaatbaar geprobeerd om met verhalen van het type ‘eerste contact' onze geschiedenis opnieuw in scène te zetten – wat de rol had kunnen zijn van een etnologie die los stond van het kolonialisme en de zekerheden van de ‘normale' mens, waarbij de anderen worden beschreven en beoordeeld op basis van een allesoverheersende norm.
ervaring op te leggen –en niet alleen als manier om te choqueren– die voortkomt uit het feit dat vanzelfsprekende dingen niet langer vanzelfsprekend zijn.
Op dezelfde manier wordt in de serie van C.J. Cherryh, die begint met Foreigner, de situatie van ‘eerste contact' niet behandeld op de manier van de mythe, zoals het geval is in bijvoorbeeld Close Encounters of the
In het geval van
Dat wat vanzelfsprekend lijkt, wordt blootgesteld aan risico, en dat risico is niet, zoals in een laboratorium, stof tot bewijsvoering.
Het is het lichaam –gevoel, affect, emotie– van de diplomaat dat gedisciplineerd moet worden en dat, geleidelijk, het vermogen verwerft om een echte tussenpersoon te zijn, geschikt om tot twee werelden te behoren.
Cherryh staat, net als Le Guin, dicht bij de wetenschappelijke uitvinding. Het gaat er niet om wezens proberen te bedenken die volkomen anders zijn. Wanneer we van omgeving veranderen, wanneer de ‘normale' mens uit zijn element wordt gehaald, gebeurt dat vanuit een verschil, een verschil dat in beide gevallen biologisch is, maar dat niet uitsluitend te herleiden is tot het biologische aspect, integendeel. Waar het om gaat is de verkenning van de consequenties van dit verschil. Alles wordt ongewoon. De wereld is anders.
In deze stitch, deze verbindingsnaad, zien we de schrijvers van science fiction als echte onderzoekers. Dit roept een vraag op. Hadden hun successen eigenlijk niet het werk moeten zijn van onderzoekers in de menswetenschappen, in sociale en historische wetenschappen?
Waarom hebben de creatieve wetenschappen waar ik over sprak geen vernieuwing gecreëerd in onze relatie tot onszelf, onze maatschappijen, onze geschiedenissen?
Waarom is onze maatschappij radicaal veranderd door nieuwe technologieën, maar niet door het verkennen van nieuwe manieren om elkaar te begrijpen, samen te werken, samen te denken? We kunnen natuurlijk veel politieke verklaringen aanvoeren. Dat is wat bijvoorbeeld
Maar mijn vraag richt zich ook tot de wetenschap. Waarom hebben we, van dierpsychologie tot menswetenschappen, vooral te maken met droefgeestige wetenschappen, die zijn afgesneden van inventiviteit? Wetenschappen die des te trotser op zichzelf lijken te zijn naarmate ze er beter in zijn geslaagd minder vernieuwingen te produceren en hun studieonderwerpen minder interessant, complex en verrassend te maken. Ik denk bijvoorbeeld aan de school waarvan men, in navolging van
Wanneer we ons nu nog ‘de kinderen van
Nogmaals, we zouden kunnen stellen dat het een politieke kwestie is, maar we moeten de nadruk leggen op het feit dat de wetenschappers –pedagogen, psychologen, sociologen– niet door de politiek worden onderdrukt. Ze positioneren zelf hun wetenschap tegenover de verbeelding van wat mogelijk zou kunnen zijn. Met uitzondering van enkele ethologen – het is geen toeval dat
Een nieuwe mogelijkheid tot stitch zou dus rond deze vraag kunnen draaien: waarom doen de wetenschappen afstand van hun vermogen tot inventiviteit wanneer het gaat om wezens –dieren of mensen– en de mogelijkheden tot wording waartoe deze wezens in staat zijn? Ik begin met een voorbeeld, dat van het beroemde paard Clever
Het ging dus om wat we bij wetenschappelijke experimenten een ‘artefact' noemen: degene die de vraag stelt is verantwoordelijk voor het antwoord. De psychologiewetenschappen hebben de les goed onthouden: pas vooral op dat je je proefpersonen niet beïnvloedt! Van
Het overheersende karakter dat deze praktijk van wantrouwen en achterdocht heeft aangenomen, verwijst naar het punt waarop de uitvinding die de experimentele wetenschappen toebehoort in gif verandert. Het hangt samen met het feit dat deze wetenschappers te maken hebben met wezens die zich niet in scène laten zetten, maar die actief, inventief deel gaan uitmaken van de scène, en die vanuit hun eigen standpunt interpreteren. In dat geval is het karakteristieke succes dat de experimentele wetenschappen eigen is (‘Kijk! Het werkt! Het elektron doet inderdaad wat ik verwachtte dat het zou doen.') niet langer een succes, maar precies dat wat gewantrouwd moet worden. Men moet zich indekken tegen de beschuldiging: ‘Ja, maar dat komt omdat hij begrepen heeft dat hij dat moest doen, dat bewijst niets!'
Terug naar
Het geval van Clever
Is er werkelijk een wetenschappelijke revolutie nodig?
Vormt het wantrouwen op zich, de angst dat iemand zou kunnen zeggen dat de wetenschapper misleid is, niet het hoofdprobleem?
Het is op dit punt dat de ethologie zich innoverend heeft getoond, want dezelfde vraag heeft zich gesteld met betrekking tot sprekende apen: kan de aap ‘echt' praten, wordt hij niet geleid door signalen, imiteert hij niet? Hier hebben ze durven besluiten dat de juiste vraag eigenlijk moet zijn: wat is de goede manier om zich tot hen te richten opdat ze de capaciteit verwerven om nieuwe relaties aan te gaan met ons en met hun omgeving? En het is een hypothese van dit type die
De door de schrijfster bedachte gebeurtenis is erg bescheiden in de wetenschapshiërarchie, omdat ze geen enkele interpretatie met zich meebrengt, geen enkele belofte tot verklaring van het verschijnsel. We zullen de wetenschappelijke verklaring, uitgedrukt in neuronen of golflengtes, van de psychologische verschijnselen nooit te weten komen. Maar het apparaat, omdat het op een bepaalde manier reageert op een psychisch evenement, geeft de ‘begaafden' de mogelijkheid zich te verenigen, vertrouwen in elkaar te stellen, het bevrijdt hen van de angst verdacht te worden van bedrog, en onderscheidt ze van de oplichters die hen in diskrediet brengen. Er is een criterium ontstaan dat het mogelijk maakt dat zich een groep vormt. Er
kunnen nieuwe leden worden toegelaten, er kan geleerd worden hoe de ‘talenten' ontwikkeld kunnen worden. Het is niet langer nodig de scepsis te overwinnen en er kunnen manieren worden ontwikkeld die, geleidelijk, tot gevolg hebben dat niemand hun gezamenlijke talenten nog in twijfel kan trekken.
Hier heeft de science fiction een sterke verwijzing gecreëerd naar de wetenschap in de betekenis van sociaalhistorische constructie. Het gaat er niet om of parapsychologische gaven bestaan, maar om in fictie na te gaan waarom de wetenschap niet innoverend is wanneer er sprake is van mensen. De eis van bewijsvoering schept een kritische, zelfs polemische omgeving, maar dat wat we elektronen, bacteriën, atomen hebben genoemd, staat volkomen onverschillig tegenover het wantrouwen van de experimentele onderzoekers, tegenover hun bekommernis om verschil te maken tussen feit en artefact. Maar dezelfde kritische omgeving ontpopt zich als bedreigend en destructief wanneer het gaat om een paard of een mens. Zelfs Clever
Het succes dat een experimenteel bewijs is, wordt een gif zodra dat wat bewezen moet worden iets is dat ondervonden en ontwikkeld moet worden, en vertrouwen nodig heeft in plaats van wantrouwen. Dit gebeurt wanneer de wetenschappers vergeten dat de vraag die succesvol kan worden gesteld in een laboratorium (‘bestaat dit elektron echt?') niet ten aanzien van elk onderzoeksobject kan worden gesteld. En hier dient zich een nieuwe verbindingssteek, stitch, aan: het belang van de vraag ‘bestaat het echt?'
In
Wanneer een godsdienst een andere godsdienst ontmoet, kunnen we normaliter een strijd tussen twee waarheden verwachten. Wie krijgt de macht, de god van de christenen of deze godin? Maar wat hier in scène wordt gezet, zijn eerder twee relaties tot de waarheid, tot het goddelijke. De godin eist niet dat ze geëerd of aanbeden wordt, ze is niet geassocieerd met een waarheid die zich tegen vergissing keert, tegen de valse goden. Ze bestaat voor hen die de weg weten te vinden, die zich tot haar weten te richten. Daarom weet
Dit verhaal heeft bijzonder veel indruk op me gemaakt. Het heeft me doen begrijpen waarom mijn belangstelling voor science fiction in de eerste plaats was gericht op werken die door vrouwen zijn geschreven.
Het was in
En in dit geval is de fictie inderdaad verbonden met de realiteit. De roman van
Heksen die niets te maken hebben met de duivelse wezens uit de christelijke verbeeldingswereld, maar veel meer met de feministische beweging en met anarchistische en geweldloze vormen van strijdvoering. Ze hebben het niet nodig te bewijzen dat ‘de godin echt bestaat', wat voor hen telt zijn de manieren om te worden, de ervaringsveranderingen die kunnen worden ontwikkeld, waarmee geëxperimenteerd kan worden, dankzij
Overigens is de cirkel weer rond, want we weten dat de heks
Het experimenteren van hedendaagse heksen met wat ze benoemen als magie –de kunst van rites, de ervaringsveranderingen, de verkenning van hulpmiddelen die nieuwe vermogens doen ontstaan, nieuwe mogelijkheden om te handelen en voelen–, is wat we hadden kunnen verwachten van de menswetenschappen als ze binnen hun vakdomein hetzelfde soort risico hadden gecreëerd als de experimentele wetenschappen. We kunnen echter ook de vraag stellen: maar is het eigenlijk geen kunst? Ja, op voorwaarde dat kunst aansluit bij haar eerste betekenis: techniek, kundigheid, bekwaamheid in het doen. En het feit dat de heksen de techniek die ze magie noemen verbinden met politiek, lijkt me nogal te verschillen met de band die de hedendaagse kunst vaak met de politiek onderhoudt.
Voor de heksen, net als voor de wetenschappers, gaat het er niet om zich tot een publiek te richten, maar om zelf, samen met hen die in dezelfde collectieve productie zijn geëngageerd, met de hulpmiddelen te experimenteren die het mogelijk maken de verbeelding, de inventiviteit en de kracht om te strijden op te wekken.
Ontmoeting tussen science en fiction. De betekenis van deze ontmoeting is voor mij de vervreemding, de omgevingsverandering geweest, de mogelijkheid om dat wat zich vandaag opdringt als ‘normaal' te beleven in de vorm van vragen die mijn persoonlijke relatie tot wetenschap en geschiedenis hebben veranderd. Het is gemakkelijk om de relatie van wetenschap en techniek met het imperialisme, het kolonialisme, het kapitalisme aan te klagen. We bevinden ons zogezegd ‘op vertrouwd terrein'. Maar de vragen die ik heb leren stellen, creëren een effect van vervreemding, van omgevingsverandering, omdat ze de hedendaagse wetenschap en techniek vastknopen –stitch– aan experimenteel onderzoek naar hun identiteit. We kunnen natuurlijk de strijd aanbinden met de rol die ze spelen, maar we kunnen ook strijden met nieuwe vragen, die nieuwe, mogelijke identiteiten activeren.
Zich interesseren voor experimentele wetenschappen als scheppend oeuvre, betekent al dat hun historische identiteit ‘abnormaal' wordt, omdat dit scheppend œuvre put uit een geschiedenis waarin het overheersende thema de objectieve macht van feiten tegenover illusies, bijgeloof en verschijnselen was. De wetenschappers waar ik van hou, creëren nieuwe vragen, nieuwe soorten geschiedenis die de mens met nieuwe vormen van mens-zijn associëren. Waarom wordt niet het vermogen tot creëren gehuldigd, maar het vermogen tot vernietigen van wat we eenvoudige overtuigingen noemen?
In dat geval hebben we niet langer te maken met een wetenschappelijke ‘spirit' die aangeklaagd of geëerd kan worden, maar met vragen die de ervaring van vervreemding, van omgevingsverandering propageren: dat wat we wetenschap noemen, had kunnen deelnemen aan heel andere geschiedenissen. Waarom hebben we geen laboratoria voor het worden gecreëerd, waarin men experimenteert met andere soorten wezens? Wezens waarvan het bestaan niet kan worden bewezen, maar wel ervaren door wat ze mogelijk maken wanneer men leert zich tot hen te richten? We weten hoe we elektronen kunnen oproepen, we kunnen experimentele hulpmiddelen creëren die ze de mogelijkheid geven hun bestaan te bewijzen. Maar in de scholen weet men niet hoe men wiskundige abstracties kan oproepen, men doet of het normaal is om te leren tellen. Wat zouden riten zijn die de moeilijke, veeleisende ontmoeting met de cirkel cultiveren, de cirkel die zoveel wiskundige verbeeldingskracht heeft opgewekt, of de ontmoeting met al die kennis, die een selectiewapen wordt omdat ervan wordt uitgegaan dat het normaal is om te leren?
We zouden de dingen nog anders kunnen formuleren: waarom is de
Zonder het contrast tussen wetenschappelijke successen en het succes van de science-fictionromans die me aanspraken, zou ik er, net als vele anderen, ten onrechte genoegen mee hebben genomen het feit aan te klagen dat men vrouwen heeft verbrand. In dat geval had ik mijn moderne identiteit behouden: iemand die het verschil kent tussen wat echt bestaat en wat alleen maar object is van geloof. Ik zou in het normaal-zijn gevangen zijn geweest.
1 ‘De kinderen van Summerhill' is het verslag van de radicale onderwijsexperimenten, die in de jaren 1970 aan de
2 Zie Vinciane Despret: ‘
Auteur Isabelle Stengers
Publicatie Etcetera, 2006-02, jaargang 24, nummer 100, p. 22-29
Trefwoorden wetenschappen • fiction • wetenschap • science • wetenschappelijke • stitch • mens • brin
Namen Aarde • Alexander Neill • Alien • Amerika • Anne McCaffrey • Arthur • Bijleveld • Bradley • Brightness Reef • Brin • Cherryh's Foreigner • Clysta Kinstler • Constant • Darwin • David • Engeland • Etcetera • Flight • Foucault • Groot-Brittannië • Haar • Hans • Henri Darrow • Kant • Keltische • Kiln People • Kroeber • Maria Magdalena • Molly Mahony • Morgane • Quail • Rekall Incorporated • Renaissance • San Francisco • Scotty' • Space Odyssey • Split-project • Star Trek • Starhawk • Stitch • Summerhill'1 • Summerhillschool • The Fifth Sacred Thing • The Left Hand of Darkness • The Mists of Avallon • The Moon under her Feet • The Uplift War • Third Kind • Total Recall • Ursula Le Guin • Utrecht • Verenigde Staten • Vertaling Jorinde Brokke • Vinciane Despret2 • Vrije Universiteit van Brussel • Vrouwen
Development and design by LETTERWERK