Korea in notities
Korea in notities vertaald door Daniëlle de Regt
In The Interpreter doet agent Sean Penn onderzoek naar Nicole Kidman, omdat ze een gesprek heeft opgevangen over een aanslag die beraamd wordt op een Afrikaanse dictator. Ze zegt dat ze het niet erg zou vinden als deze dictator zou verdwijnen. En Penn suggereert dat dit betekent dat ze hem dood wil. ‘Nee, dat is niet waar. Als ik ‘verdwijnen' als ‘dood' zou vertalen, dan zou ik zonder werk zitten. Als ‘dood' en ‘verdwijnen' hetzelfde zouden betekenen, dan zou er geen vn bestaan.' Als tolk voor de vn gelooft ze dat de letterlijke betekenis van een woord belangrijk is. En ze gelooft in de kracht van woorden. ‘Vernoem de doden niet', citeert ze een Afrikaans spreekwoord. ‘Pas als je ze benoemt, zijn ze werkelijk verdwenen.'
∞∞∞∞∞
Zoals altijd is alles last minute. In de tas twee boeken over Korea, de e-mailgesprekken op papier, net zoals de Monsoon weblog. En de gevraagde suggesties van de deelnemers – het resultaat van een onduidelijke taak voor een onduidelijk project in een onduidelijk land. Al Gore, Scarlet Johansson, Donald Duck, Haruki Murakami en een paar suggesties over hoe je je moet gedragen in Aziatische landen op vluchtmonitoren, computerschermen en bladzijden. Geen slaap ondanks de alcohol. Aankomst op de schone, hypermoderne luchthaven. Tijdverschil, slapeloos. En natuurlijk: zonder woorden, nog niet eens lost in translation. Eerste indrukken door het busraam wanneer het landschap als een film voorbij glijdt. Soundtrack komt van de iPod. Er lijkt hier alleen maar tekst te zijn, alleen maar letters die je niet kunt lezen, geen beelden. Huizen tot de nok toe: vol met tekst. Alsof je bent beland in een film van Godard. Waarom die afwezigheid van beelden? Praktisch geen iconen, geen foto's, zelfs advertenties zijn zonder beelden. Niet eens de mogelijkheid om te beslissen: is dit een officiële aankondiging, een reclameboodschap, de naam van een bedrijf of een paar behulpzame instructies? Geen aanknopingspunt. En niemand spreekt Engels.
We rijden naar Ansan, hoge en monotone flatgebouwen, twaalf, vijftien verdiepingen, de ene na de andere met grote cijfers om ze uit elkaar te houden. Hoe zien deze flats er vanbinnen uit? Allemaal hetzelfde? Ertussen staan kerken, ook vol met letters. En winkels op de begane grond.
De reisgids vertelt dat Korea één van de meest florerende industrieën heeft, een extreem hoog percentage zelfmoorden, een sterk confuciaanse traditie, en veel echtscheidingen – en zoals de meeste geïndustrialiseerde naties: er zijn niet meer genoeg kinderen. Wat wil dat ons vertellen? Niet zo veel, denk ik.
© Florian Malzacher
Uiteindelijk stopt de bus ergens. Eruit. Waarschijnlijk één of twee haltes te vroeg... neem een taxi... hotel Herb... h-e- r-b... begrijp je: Herb? Niet dus. Hotel? Ja, ja, hotel... dat is dan toch al duidelijk. Naar het schijnt bevindt zich ernaast een Hotel Las Vegas, dus laten we daar naartoe gaan... Hotel Vegas lijkt hij te begrijpen, hij begint in ieder geval toch te rijden, dus laten we maar afwachten... Ah, shit, nog maar 4600 Won over van de geldautomaat... een misrekening bij het omzetten van de valuta's. Kan maar beter goed naar de meter blijven kijken... we komen aan in Las Vegas voor 4500 Won.
Een briefje met daarop de plaats waar ik de anderen zal ontmoeten. De man aan de receptie spreekt geen woord Engels, maar blijft glimlachen en knikt vriendelijk op alles wat ik vraag of zeg. Dus laten we wandelen naar het Culturele Centrum van Ansan, er is toch geen geld meer over om een taxi te nemen, en de kaart van het internet die ik meenam ziet er niet al te ingewikkeld uit. Nog altijd slapeloos. Welkom in Korea.
∞∞∞∞∞
De man aan het immigratieloket inspecteerde mijn paspoort opnieuw, hij plaatste zelfs een minivergrootglas op mijn Koreaanse visum. Ik keek naar de rij achter me, verontschuldigend. Ik vroeg de man (opnieuw) iets in de trant van ‘ is er iets mis?' en hij mompelde iets terug in onverstaanbaar Engels. Na wat wel een eeuwigheid leek te zijn, ging ik met Joned de volgende kamer binnen, samen met een paar mannen die er Zuid-Aziatisch uitzagen. Daar vroeg een oudere man om ieder document. ‘Dit is je visum', zei hij. Dat was afgegeven door hun ambassade in Jakarta. Indonesiërs zijn kwetsbaar voor problemen wanneer ze bepaalde landen binnengaan. Of dat heb ik toch gehoord. Maar het echt verraderlijke gedeelte was normaal gezien het aanvragen van visa. Dit was me nog nooit eerder overkomen. Londen, Berlijn of Beijing, zij lieten me binnen. Toen kwam er een andere man, deze had een grote glimlach en probeerde ons op ons gemak te stellen. Hij zei ‘geen probleem'. Hij inspecteerde onze documenten. Herhaalde ‘geen probleem'. Maar van zodra hij weer weg was, keek de eerste man opnieuw naar mijn visum (zelfs nadat hij telefonisch met Eu Min Jun had gesproken). Nu werd ik nerveus. We zaten nu al bijna een uur vast. En het was één uur voor middernacht. Eindelijk liet hij ons gaan. Het duurde nog een half uur langer voor we Eu Min Jun konden vinden. Ze stond aan een andere uitgang te wachten. Godzijdank voor de taxirit. Het was buiten bijna volledig donker, met her en der een hoop rode kruizen. Ik telde. Soms stonden er vijf dicht bij elkaar. Er was in de jaren 1980 in Korea een opleving van het christendom. Ik kende Sen Hea Ha en Huh Dong Song uit de danscultuurkringen. Maar dat was het. Ik had besloten om niets te lezen over Korea, omdat ik in Jakarta geen fatsoenlijke reisgidsen had gevonden, met uitzondering van Simon Winchesters Korea. Had geen tijd om te gaan kijken in de grootste Kinokuniya Boekhandel. Goed gedocumenteerd of volledig leeg – niets ertussenin. Probeerde de Koreaanse letters te begrijpen aan de hand van de Chinese hanzi. Het lukte niet om een gelijkenis te vinden. De eerste zien er zo geometrisch uit: strepen en cirkels, terwijl Chinese karakters flamboyant zijn. Ontmoette Sally in de lobby van het (liefdes)hotel. Checkte in. Ontmoette de anderen in de Biergarten. Sally, Arco, Paul, Mervin. Tegen dan voelde Ansan hetzelfde aan als Jakarta's Kota (Chinatown) maar dan lichter, en ‘veiliger' (lees: niet smerig). Het gebons van housemuziek met een hoog aantal bpm (beats per minute). De ruime (maar lege) discotheek op de derde verdieping. Het was trouwens zondag. Ik durf te wedden dat ze in het weekend afgeladen is.
∞∞∞∞∞
‘Hoe zie je de rol van de moderatoren?' vroeg Arco me. Ik herinner me dat ik iets antwoordde als ‘het faciliteren van de deelnemers omdat het eigendom van deze ontmoeting hen toekomt.' Die vraag stak de komende dagen vaker de kop op. Sleutelwoorden: platform, kunstenaars, Azië-Europa. Blind dates. 's Morgens ontmoetten we de Koreaanse organisatoren. We liepen door de doolhofachtige ruimte die het Culturele Centrum van Ansan is. Het is gigantisch, maar tegelijk zo leeg. Waar hingen de kunstenaars uit? Waar was iedereen? Blijkbaar waren ze van ruimte veranderd. De verrassend eigenwijze Seong Hee (die later toegaf dat ze geen e-mails checkt). Eerste ontmoeting – zonder de mensen die ons later zouden vervoegen. Mervin klonk niet hetzelfde als hij schreef. Jin-Ah was verlegen, maar haar onderwerp was moedig (‘onderzoeken wat vanbinnen zit en wat vanbuiten, met betrekking tot de Koreaanse cultuur). Vertaling (‘het klinkt zo abstract, ik weet niet zo goed hoe ik het moet vertalen', zei Seong Hee op een gegeven moment). ‘Koreanen zijn net zoals Japanners. We zien er beleefd uit, maar kunnen gewelddadig zijn', legde Cheong-sul uit. Joned introduceerde het woord ‘kimchi' om mensen eraan te herinneren de inleiding door te geven aan de volgende. Daarna stuurden we ze op blind dates. In paren.
∞∞∞∞∞
Het hoofd nog altijd een paar duizend kilometer verwijderd (of ergens ertussenin), in het midden van een zeer onduidelijke situatie van wat de rol van de moderatoren zou moeten inhouden. De kunstenaars introduceren elkaar in de vorm van blind dates, speelse ontmoetingen om elkaar beter te leren kennen. Als een warm up. Onze blind date gebeurde live en openlijk: Sally, die ik eventjes ontmoette in België, Arco en Helly die ik helemaal nog niet had ontmoet. Alleen maar via skype en e-mail... en Arco moet al weer bijna vertrekken.Irritaties, heen en weer, onduidelijke procedures en protocollen.
∞∞∞∞∞ Hoe moet je een platform opzetten voor kunstenaars uit Europa en Azië? Een platform dat verondersteld wordt een onderzoek op zich te zijn, dat zichzelf definieert door voortgang, niet door vooraf bepaalde antwoorden, structuren en hiërarchieën? Hoe moet je alles in constante onderhandeling houden? Choreografen en dansers weten heel goed hoe ze workshops moeten geven, hoe ze dingen moeten laten werken, ze zijn eraan gewend om zich snel aan te passen aan verschillende strategieën, om andere technieken te leren. Er is een gemakkelijke manier om te slagen, een efficiënte manier, gewoon door onmiddellijk aan de slag te gaan. Het ontwijkt het taalprobleem door het te vervangen door een andere taal. We hebben het gevoel dat dit in het geval van Monsoon te gemakkelijk zou zijn. Het lijkt gepaster om ons te begeven op onzeker terrein, zelfs om gefrustreerd te zijn, doordat we niet tot oplossingen komen. Dus ons idee voor de werkprocedure is simpel: voor iedereen aankomt, vragen we hen afzonderlijk of ze een voorstel kunnen meebrengen van hoe we zouden kunnen werken, hoe we zouden kunnen beginnen. Maar vanaf dag één is geen enkele van deze voorstellen gerealiseerd: opgedeeld in drie groepen moet er over deze eerste suggesties van meet af aan opnieuw onderhandeld worden. Eén groep begint voorstellen te creëren voor de eerste dag, waarna de volgende groep het overneemt enzovoorts. Op deze manier kan er onderhandeld worden over strategieën, maar ook over de noden die ontstaan en bevredigd moeten worden (zoals een daguitstap naar Seoel, zoals meer of minder inleiding, zoals breekpunten of confrontaties). Dus dat is het idee: dat er zich daadwerkelijk een samenwerkingsproces zou kunnen ontwikkelen. En dat er ook een confrontatie kan plaatsvinden tussen verschillende meningen en strategieën: een groep kan het voorgestelde proces voor de volgende dag volgen, omkeren, of het simpelweg negeren.
∞∞∞∞∞
Met zo'n open voorstel – een structuur zonder structuur – moesten mediatoren en organisatoren ook onder elkaar onderhandelen. Proberen om het proces voor te stellen van zodra de procedure is toegepast, het on/bewust voorstellen van het voorspelbare, terwijl je ook opgewonden (of gespannen?) was over het onvoorspelbare. Een reeks van ‘wat-als'. Moesten we over iedere stap een discussie hebben of niet? Wanneer spraken we over dingen die gebeurden of niet gebeurden? Dit raakte nooit volledig opgelost, zelfs niet toen het einde in zicht kwam. Het kwam bovendrijven in de vorm van verschillende frasen doorheen de twee weken: interventie, feedback, ‘het uitgooien van kleine vissen' als een mechanisme, enzovoorts. Allemaal terug te leiden naar de rol van de moderatoren. Vooral nadat het proces zich gedurende de eerste dagen had afgewikkeld, en de karakters zich begonnen te incorporeren bij iedere betrokkene. Groepsdynamiek. Verschillen begonnen zich aan te dienen, niet zeker welke gekleurd werden door bepaalde culturele tinten, en welke door een meer gemeenschappelijke basis zoals iemands artistieke/kritische praktijk. We worstelden met de problematiek van ‘talen', persoonlijke verwachtingen – in de vorm van wat iemand van thuis had meegenomen (‘ik ben geïnteresseerd in massage'), en degenen die gewoon gestimuleerd werden door een nieuwe ruimte (‘de Koreaanse game-lifestyle').
∞∞∞∞∞
Het dagboek houdt niet echt steek. Wordt altijd te laat geschreven, soms dagen erna, vermoeid, niet weten waar het om draait, beschrijvend, op de verkeerde manier focussen, waar draait het om?
∞∞∞∞∞
Het begint met een reis naar Seoul – de behoefte aan oriëntatie, aan het in kaart brengen, is groter dan het verlangen naar concentratie en insluiting. Er zijn taken: dingen uitzoeken over mode, over internet gaming, over begrafenissen (wat een postmoderne keuze van onderwerpen!) en de resultaten mee terug brengen – maar ze werken vooral als een mogelijke focus voor sight seeing. Hoe dan ook: sommige resultaten die de dag erna gepresenteerd worden, laten beter zien wat het standpunt van mensen is... beter dan de effectieve onderzoeksresultaten: hoe kijken mensen... Jochen maakt filmpjes met zijn telefoon van alledaagse choreografieën, Mervin neemt honderden foto's die vaak de tussenruimte capteren, Dal vertelt over de zelfmoorden en misdaden en de andere duistere kanten van Seoul (wat voor hemzelf als inwoner eerder een liefdesverhaal lijkt). Dus: veel lijnen. Hoe worden die opgevolgd? De volgende dag focust op een andere plaats (of misschien ook weer niet) – op de deelnemers, zodat ze elkaars werk leren kennen: twee van hen leggen het werk uit aan een derde. En de manier waarop ze dat doen is tegelijk vooruitstrevend en koloniaal: wat neem je van het werk van een ander, en hoe interpreteer je het? Hoe vertaal je...
∞∞∞∞∞
Er zijn veel verschillende taalproblemen. Twee van de drie Koreanen (de vierde leeft al vijftien jaar in Parijs) spreken niet veel Engels, eigenlijk spreken ze sowieso niet veel. Begrijpen ze het niet? Wat begrijpen ze? Interesseert het ze? Wat is het standpunt van waaruit ze spreken? Welk is het onze? Of bestaat er misschien dan toch niet zoveel verschil tussen hier en het Westen?
Het feit dat het Culturele Centrum van Ansan een groot in-
stituut is en niet erg flexibel – ach ja, zoals grote instituten eigenlijk overal zijn; dat de Gyeonggi Foundation graag een presentatie zou hebben aan het einde – ach ja, zoals foundations eigenlijk overal zijn. Dat ze hun eigen kunstenaars meebrengen, dat ze sceptisch staan ten opzichte van benaderingswijzen die te open zijn: overal. En de kunstenaars zelf: waarover zou een conceptueel georiënteerde choreograaf moeten praten met een redelijk traditionele dramaregisseur, ongeacht waar? Dus waar ligt het culturele verschil? Naast de meer folkloristische aspecten zoals het constante buigen, het doorgeven van dingen met twee handen, het permanent uitwisselen van visitekaartjes? Het probleem ligt vóór het in vertaling gaan. Het probleem is uitvinden wat er vertaald moet worden.
Op deze manier werken, al die ideeën over work in progress, het vermijden van een doel, een product, een auteur, is een moeilijke benadering voor veel kunstenaars die dat niet gewend zijn. Wanneer zijn al deze onderzoeken, deze in progress- en labodingen in het Westen begonnen? En in welke mate zijn die gemeengoed, afgezien van het gegeven dat het altijd diezelfde plaatsen met diezelfde kunstenaars zijn?
∞∞∞∞∞
Maar zagen we dit van tevoren al niet aankomen? Helemaal aan het begin bespraken we hoe we het beste konden anticiperen op dit probleem, en we waren overeengekomen een strategie toe te passen, namelijk: kunstenaars selecteren die het Engels voldoende beheersen. Dit was waarschijnlijk niet zo'n goede keuze omdat het beperkend en niet inclusief is, maar we namen deze beslissing tenminste met ons volle verstand. Of dat dacht ik toch. Helaas, niet gelukt om deze kwestie door te duwen bij de Koreaanse gastheer. Als we dat tenminste hadden gedaan, dan had er overeengekomen kunnen worden om een professionele vertaler te hebben voor de volledige duur van Monsoon, één die tenminste bekend is met de hedendaagse kunstpraktijk. (In plaats daarvan hadden we er nu meerdere, die – vrijwillig? - binnen en buiten liepen naar gelang hun andere schema's.) Ik heb gezien dat het eerste model tot op zekere hoogte werkte bij andere platforms gelijkaardig aan Monsoon, misschien kan dit de onderhandeling zijn? Maar zelfs als dit bereikt kon worden, dan zouden we slechts één laag van de vertaling/het vertalen aanraken, namelijk de linguïstische. Maar de andere (mogelijke) lagen...
∞∞∞∞∞
Frustratie als een concept. Wanneer moeten moderatoren modereren? Wanneer is de tijd rijp om plannen te veranderen? Onmiddellijk wanneer de eerste problemen rijzen? Of nooit? Wanneer druk uitoefenen? Moet er sowieso druk uitgeoefend worden?
Er bestaat nog altijd de gangbare idee dat dans een universele taal is (na al die jaren van proberen te begrijpen hoe alles beïnvloed is door taal, cultuur, ervaring!). De idee dat een non-verbale communicatie minder misverstanden creëert. Daarom wordt er verondersteld dat interculturele samenwerkingen in het dansveld gemakkelijker zijn dan in andere velden. Maar dat is natuurlijk niet waar: ze oefenen meestal niet genoeg druk uit, ze zijn te snel tevreden met het goede gevoel van een schijnbaar wederzijds begrip. Non-verbale taal leidt gemakkelijker tot onbegrip door te blijven denken dat er een gemeenschappelijke waarheid is. Velen zullen het niet graag horen: maar dat is puur esoterisch. Er is geen gemakkelijke manier (misschien ben ik uiteindelijk toch te protestants... nu we het dan toch hebben over culturele invloeden). Zoals in iedere taal ligt gemakkelijk begrijpen in het stellen van simpele vragen. We zullen het overwinnen...
Zodra je meer druk uitoefent, zullen fysieke misverstanden net zo goed verbale zijn. En een minder hiërarchische culturele uitwisseling zou hiermee moeten kunnen omgaan. Niet door de kleinste gemene deler te vinden, maar door te mikken op de grootste. En natuurlijk door falen en falen. Er lijkt een verband te bestaan tussen dit en de ramp van de interculturele en integrationele politiek van de laatste decennia. Zo. Dus we willen vasthouden aan de misverstanden, ze op de voorgrond brengen, ongeacht of ze verbaal of nonverbaal zijn. Dat is het idee van de procedure achter deze eerste Monsoon: om binnen dit kader zo dicht mogelijk bij non-hiërarchische communicatie te komen, door de hiërarchieën van genegeerde misverstanden te ontmoedigen. Maar er is natuurlijk ook nog een andere drijfveer: de wens om overeen te komen, de wens van harmonie. En de drijfveer om dingen in gang te zetten, te werken, te produceren. De tactieken van het constante uitstel zijn frustrerend. Om door deze frustratie te gaan totdat ze zoveel druk produceert dat iedereen zichzelf moet positioneren, en dan weer door te gaan, produceert niet noodzakelijkerwijs gevoelens van tevredenheid. Net zoals met de workshop van drie jaar geleden, georganiseerd door Bojana Cvejić en Jan Ritsema aan de International Summer Academy die ik co-cureerde. Mensen klaagden dat ze het niet begrepen, Brian Holmes liep kwaad weg, zoveel onbegrip, koppigheid en spanning. Na drie, vier dagen moest iedereen in de groep een positie voor zichzelf gevonden hebben, een plaats. En nadat we door zoveel gegaan waren, was er uiteindelijk een euforie in de plaats van een spanning. Zou er een eenvoudigere weg geweest zijn? Is het onze verantwoordelijkheid, als organisatoren, om de plooien eerder glad te strijken? Monsoon # 1 gaat uiteindelijk niet de harde toer op – na een paar nachten drinken en discussiëren besluiten we te onderhandelen over een compromis. Frustratie wordt opgevangen door kleine veranderingen in de procedure, misschien kan de kleinste gemene deler dan toch niet zo gemakkelijk gevonden worden. Het idee dat de taak van een moderator precies zou kunnen bestaan uit het verzet
tegen modereren, is misschien niet de meeste geschikte opener voor een dergelijk project. Maar uiteindelijk denk ik dat we de basis hebben gevormd van hoe Monsoon zou kunnen werken. Er bestaat uiteindelijk altijd een verschil tussen concept en realiteit. Net zoveel in conceptuele kunst als in het leven.
∞∞∞∞∞
Het laatste loodje: de laatste presentatie, de groep krimpt van drie naar twee. Proposities. Harde onderhandelingen. Daniels ‘lichaamscultuur van de stad'-project trekt André, Cheong-Seu en Seulgi aan, terwijl Dals interesse om Seouls kunstmatige stroom (een rivier die door het stadsbestuur onlangs gerestaureerd werd door een aantal traditionele markten af te breken) te linken aan de praktijk van acupunctuur trekt Paul, Joned, Jin-Ah en Mervin aan. In de eerste groep lijkt alles vlot te verlopen (of: in werking te zijn). Een gedocumenteerd onderzoeksbezoek aan een Koreaanse sauna waar ze de noodzakelijke rituelen uitvoeren en zoveel mogelijk lichaamsgadgets testen. Ondertussen is de tweede groep een grote omweg aan het nemen, verdiept in een opeenstapeling van verhalen vertellen aan elkaar, en niet in staat om een strategie te vinden om dat te kaderen/structureren. Dag in dag uit een impasse. Totdat de eigenlijke kunstmatige stroom transformeert in metaforen, tot een reeks van individuele monologen die uitwaaieren tot de lokaliteiten van iedere verhalenverteller. Pauls rivier neemt de vorm aan van Hollands water... gevolgd door Joneds vertelling over drie steden in Java en zijn eigen artistieke praktijk... naar Dals krokodillen-thriller over verloren reptielen in de kunstmatige stroom van Seoul... dan Jin-Ah met haar persoonlijke mijmeringen over het leven... en Mervin met een verhaal over een prostituee en haar kanker-in-de-ruimteironie als een metafoor hoe de miserie van het dagelijkse leven en bredere perspectieven samen kunnen vloeien. ‘De druk om uiteindelijk iets te moeten tonen hielp inderdaad. Maar ik had dit laatste proces geen dag langer kunnen uitstaan.' (Paul)
∞∞∞∞∞
Confrontatie als een natuurlijke manier – of een consequentie – om frustratie te overwinnen, vond wel plaats. Maar alleen in fricties. Misschien was dat goed, misschien ook niet. De beste vonden na de werkuren plaats: tijdens gesprekken aan de bar, tijdens het eten, andere tête-à-têtes. Achteraf bekeken hadden wij dit als moderatoren moeten opwerpen tijdens de groepsbijeenkomsten – door het (eerder) formeel aan te brengen. De daad van het uitoefenen van druk. Het besef was tastbaar: het on/begrip. Maar hoe konden we dit besef van het bestaande, continue on/begrip het platform laten overstijgen (en niet alleen maar stoppen bij de erkenning ervan)? Impasse. Frustratie, noem maar op.
Aan de andere, parallelle kant was er ook een grijs gebied van niet-besef. Hoewel we de meeste commentaren van de niet-Koreaanse deelnemers oppikten buiten het formele forum – vooral de harde, kritische, meest gefrustreerde en onverschillige – kwamen we het eigenlijk niet te weten van de Koreanen, vooral van de twee die het Engels niet goed beheersten. Ze hadden hun best gedaan om bij te benen – vooral met het oog op het grote gebrek aan vertaling (facilitatering). Maar zoals Jin-Ah spitsvondig opmerkte in haar laatste e-mail: ze zou het niet zo leuk vinden als Dal er niet zou zijn. Het probleem was dat er zo weinig middelen (‘tools') waren waar we gebruik van konden maken om al deze ‘vertaling'-verwikkelingen te decoderen, met het oog op het gegeven dat er niet hetzelfde engagement was van de gastheer, zelfs als we ons vastklampten aan (en verbijsterd waren door) een exemplaar van een paperback ‘cultuurshock'. Dat liet me inderdaad de effectiviteit van het uitoefenen van druk bevragen – in twijfel trekken –, en ik distantieerde mezelf, misschien lafhartig, van het idee van ‘frustratie als een concept'. Het is zoals één van die I Tjing-orakels: hoe kunnen we druk uitoefenen zonder druk? De daad van dingen te accepteren zoals ze zijn?
∞∞∞∞∞
Dertig seconden stilte, zegt Mervin. Want stilte heeft geen vertaling nodig. Hoewel dit, vanuit een Freudiaans, westers oogpunt op cultuur dan toch, duidelijk niet waar is – de stilte mag dan hetzelfde zijn, maar de interpretatie ervan is bijzonder geladen.
∞∞∞∞∞
Laatste ronde, samenvattingstijd, iedereen mag een vraag stellen: ‘Denk je dat Monsoon langer had moeten duren? Wat denk je dat culturele uitwisseling waard is? Veranderde je perspectief op je eigen werk? Bestaat er een verband tussen het feit dat het vandaag begint te regenen, en dat dit de laatste dag van Monsoon is? Hoe kunnen we elkaar weer ontmoeten en samenwerken? Waren de deelnemers te verschillend? Welke dingen zouden erop wijzen dat Monsoon goed verliep? Is culturele uitwisseling gedoemd om te mislukken? Waar begint de grens? De ongestelde vraag: is het concept van mislukking en risico dat zo vaak naar boven komt drijven, een westers concept? (Het lijkt alsof het altijd alleen maar wordt aangehaald door de Europeanen).
∞∞∞∞∞
Aan het einde van The Interpreter ontmoeten Kidman en Penn, die doorheen de film een vreemdsoortige verhouding hadden zonder seksuele ontmoeting, elkaar voor de laatste keer. Nadat ze al afscheid van elkaar hebben genomen, draait Kidman zich om en vraagt ze naar de naam van de onlangs overleden vrouw van Penn. Hij antwoordt, en ze zegt iets terug in een Afrikaanse taal. ‘Rust in vrede?' raadt hij. ‘Zoiets', zegt ze. Ze glimlacht en vertrekt.