Het Griekse drama in de Neder­landen


Camper, Antigone (1834)


Thomas Crombez

Camper, P. Antigone, treurspel: Na het Grieksch van Sophokles in Hollandsch dicht gevolgd door P. Camper. Leiden: Cyfveer, 1834.



Dit is de eerste (moderne) vertaling van Antigone, als men de versie van Van Ghistele uit 1545 tenminste niet meetelt. Amper twee jaar later zal ze al gevolgd worden door een nieuwe bewerking, nl. van Sifflé. Camper had eerder ook al een andere tragedie vertaald, nl. Euripides' Fenicische Vrouwen.

Voorbericht

(iii) Camper vraagt aan de lezer, om zijn vertaling van Antigone te vergelijken met zijn eerdere vertaling van De Fenicische vrouwen door Euripides (uit 1823). Daaruit blijkt dat hij ACCURAATHEID in een vertaling wel degelijk van belang vindt; in zijn Antigone zou hij er beter in geslaagd zijn de koorzangen getrouw aan het origineel te vertalen.

(iii) [E]n buiten twijfel [moet de lezer] bemerken [...] dat hier een veel naauwer toeverzicht op de verhouding der Reizangen, of Keer- en Tegenkeers-beurtmaat, door my is gehouden.

(iii-iv) Camper vindt het niet onrealistisch om aan een OPVOERING van zijn Antigone-vertaling te denken; daarom heeft hij het stuk in bedrijven en tonelen opgedeeld, zoals in het moderne toneel gebruikelijk is.

(iii-iv) Dat het stuk, door verdeeling in Handelingen en Tooneelen (…) nieuwerwetsch ingekleed is, zal wel niemand stooten of storen. Ik vermeende zulks met te meer grond te moeten doen, daar men op onzen vaderlandschen schouwburg, naar de wijze der vaderen, eenigen prijs op Zangspel begint te stellen, en zich meer en meer toelegt om niet, op den Franschen trant, de Reizangen te verbannen, maar die veeleer met een geëvenredigd en der zake overeenkomstig musyk te begeleiden, gelijk zulks b.v. met den Gijsbrecht van den eenigen VONDEL, heeft plaats gehad. Waarom zou ik my dan niet mogen vleien en streelen met de hoop, dat ook eenmaal dit kunstgewrocht van SOFOKLES, – hoeveel het dan ook by de overgieting moge verloren hebben, – eender openbare vertooning kan gewaardigd worden?

(v) De ROMANTISERING van Antigone: Camper valt de eigentijdse, ‘buitenlandse’ (= Franse?) bewerkingen van Antigone aan, die haar relatie met Haimon in de verf zetten. Dat is ongewettigd, zo Camper: in het origineel is Haimon zeker verliefd op Antigone, maar er is weinig indicatie dat die gevoelens ook wederzijds zijn.

(v) Overigends: my stuit die geenzins, daar ik niet inzie, waarom in eene eeuw toen de vrouwen, als stukken vee, uitgeleverd werden aan den man die ze ten huwelijk vroeg, wanneer deze door ’t gezag van een vader of voogd werd geruggesteund, ANTIGONE verplicht zou geweest zijn om eene sentimenteele liefde voor haar neef HEMON te gevoelen, tot welke trouwens het zoo gants en al ongelukkig leven der Koningsdochter, noch tijd noch lust moet hebben gelaten. HEMON, in voorspoed en ledigheid grootgebracht, moog haar vurig minnen, ja, wil men ’t, aanbidden; dit geeft nog geen grond waarop die gloed zoo wederkeeriglijk smeltend zijn moet, als zy het, in de hedendaagse vooral uitheemsche tooneelstukken, tot walgens toe, wordt geschetst.

Het eerste bedrijf

Behalve de opdeling in bedrijven en scènes, lijkt Camper op het eerste gezicht een behoorlijk accurate vertaling te geven -- heel anders dan de grondige herwerking van Sifflé (van 1836).

Bijvoorbeeld de aanspreking van Ismene door Antigone (v. 1): “Ô my verzusterd hoofd, ISMENE, teêrgeliefde” (1).

Of nog, in dezelfde ‘scène’ (v. 48): “Wat rechtigt hem om my te weeren van het mijn?” (bij Benloew-Bellaguet: “Mais il n’appartient en rien à lui, de m’écarter des miens.”)

Bijvoorbeeld de aanspreking van Ismene door Antigone (v. 1): “Ô my verzusterd hoofd, ISMENE, teêrgeliefde” (1).

Of nog, in dezelfde ‘scène’ (v. 48): “Wat rechtigt hem om my te weeren van het mijn?” (bij Benloew-Bellaguet: “Mais il n’appartient en rien à lui, de m’écarter des miens.”)

Wel is dit een BERIJMDE vertaling, en in die zin kan de vertaler vaak de oorspronkelijke woordvolgorde niet aanhouden. Bijvoorbeeld:

(3) ANTIGONE. Wat rechtigt hem om my te weeren van het mijn?

ISMENE. Ai my! mijn zuster, ô gedenk toch, moet het zijn,

Hoe snood berucht, verguist, mijn vader ging verloren Dien wanhoops folter dreef zich de oogen uit te boren

Wen hy van 't wee des lands zich schuldige oorzaak vond!

Voor de KOORZANGEN bedenkt Camper een hybride structuur. Hij brengt ze wel degelijk in scènes (‘toneelen’) onder, maar toch behoorlijk dicht aanleunend bij de vorm van de tragedie zelf. De strofes worden ‘keren’, de antistrofes ‘tegenkeren’. Opnieuw een BERIJMDE vertaling.

Voorbeeld:

(6) Dag-rade's oog! gezegendst licht

En mildst in hartverkwikbre glansen

Voor Thébees zeven torentransen,

Gy lieflacht, Gouden heilgezicht! —

(“CHOEUR. Rayon du soleil / la plus belle clarté / des clartés antérieures, apparue / à Thèbes aux-sept-portes ; tu t'es montré enfin, paupière / du jour doré”)

De TAAL en STIJL geeft een barokke, gedragen indruk. Men kan zich moeilijk indenken hoe dit (zelfs op het 19de-eeuwse toneel) een plek op de scène zou kunnen gevonden hebben.

Voorbeeld: “Zeus aanzag den tocht dier wapendrageren / Omzuizeld door een zee van goud. / Hy zwenkt zijn vlamzwaard” (7).