Date 1985-04-16

Publication De Standaard

Performance(s) Kalldewey, Farce

Artist(s) Dirk Buyse

Company / Organization Brussels Kamertoneel

Keywords therapierattenvangermeretbedrijftherapeuthoofdfigurenstraussmonsterskattrinfarce

Kalldewey wordt therapeut: Botho Strauss’ "Farce" bij BKT

BRUSSEL -- Er zijn wellicht weinig farces -- tussenspelen tussen het ernstige werk in -- die zo moeilijk te regisseren vallen als Kalldewey Farce" van Botho Strauss. Mytische en allegorische gedeelten zijn in de tekst zo innig verweven met scènes uit het banale hedendaagse leven dat een regie en acteerwijze moeten worden gevonden die aan beide recht doen. In de versie bij het BKT in première ging -- acht dagen later dan voorzien -- precies ter wille van een "moeizame en tekstgetrouwe zoektocht naar dé greep op het stuk" (Dirk Buyse, regisseur) -- werd een verdienstelijke lezing van het stuk gegeven, hoewel je niet aan de indruk ontkomt dat de regie het stuk sterk reduceerde tot een zedenschets van de lotgevallen van vier particuliere individuen in onze samenleving, geen mythe, wel komedie.

Die reductie is in de eerste plaats te wijten aan een "kaderverhaal" dat de groep aan het stuk heeft toegevoegd. In de tekst worden de hoofdfiguren, de man en de vrouw, ten tonele gevoerd als verwaterde en verziekte afspiegelingen van de archetypes "man" en "vrouw" die overgeleverd zijn uit de klassieke tragedies en mythes. Omdat ze niet meer (voor elkaar of voor gelijk wat anders) kunnen kiezen, kunnen ze ook niet meer scheiden -- ze hebben problemen.

Problemen die tot de meest afschuwelijke excessen kunnen leiden; het motto van het eerste bedrijf is dan ook:" De slaap den liefde baart monsters". Die monsters moeten dan door therapie en consumptie getemd worden. De essentie hiervan wordt allegorisch weergegeven in de eerste scène van het eerste bedrijf.

In de regie wordt nu het hele stuk voorgesteld als een opendeurdag van een psychotherapeutisch centrum waarin een aantal patiënten hun verleden "herbeleven." Ze worden ook door hun namen (Hans, Lynn, Kattrin en Meret, bij Botho Strauss vaker De Man, De Vrouw, K en M) sterk bepaald tot vier individuele gevallen. Daardoor vervalt het pregnante karakter van de eerste scène. Het publiek zit meer als een voyeur te kijken naar de twee hoopjes miezerige ellende, en wordt met anderen (cursief) gelachen.

Dat "hineininterpretieren" komt nog meermaals voor in het stuk. Kalldewey bv., een soort consumptiegod, een rattenvanger van Hameln die de moderne mens in zijn greep heeft, wordt in de verjaardagsscène voorgesteld als een nieuwe Baghwan, waar de vertwijfelde hoofdfiguren zich klakkeloos aan overgeven. Als komische scène is dit zeer geslaagd, maar het elimineert alle dubbelzinnigheid uit het optreden van Kalldewey; Een andere scène, waarin De Man en De Vrouw elkaar buiten de tijd ontmoeten en merken dat zij door de rattenvanger Kalldewey gevangen zijn en veroordeeld om hetzelfde tafereel steeds weer te herhalen, vervalt dan ook in deze versie van het stuk, omdat het mythische aspect van de Kalldewey figuur al bij voorbaat ondergraven is. Ook andere mythische elementen, zoals de heksendans die de vrouwen uitvoeren bij het vermoorden van de man, verliezen veel van hun indringendheid, omdat ze allemaal worden afgedaan als onderdelen van de therapie. Als nachtmerries van vier speciale gevallen.

Door het regieconcept verliest het laatste bedrijf zelfs alle spankracht. Het draagt als titel:"Het leven van een therapie", maar al het vorige was daar reeds een illustratie van, de spanning tussen leven en de mallemolen van de therapie is reeds vóór dit bedrijf begint opgelost.

Logischerwijze wordt er vrij naturalistisch, zelfs vaak met de grote middelen uit het komische theater, geacteerd; Bij de radicale feministe Kattrin (Katrien Devos) en Meret (Bhora de Winter) ontspoort deze speelstijl nogal eens in "overacting". Zij maken wel een vrij inventief en -- voor mij althans -- zeker niet storend gebruik van dialect in hun radicale levensfase. Kalldewey of therapeut (Ben Hemerijckx) past uistekend in zijn rol, hoewel zij spel sterk drijft op gimmicks. De Man (Luc De Smet) en De Vrouw (Mia Grijp) acteren veel soberder en blijven daardoor tot het einde overtuigen.

Had de regisseur nog wat verder gesleuteld aan deze opvoering en de al te anekdotische en fragmentaire elementen weggezuiverd uit de enscenering, dan was dit wellicht een goede voorstelling geworden, hoewel ook dit eindproduct door de erst waarmee er klaarblijkelijk aan gewerkt is, boven de middelmaat uitstijgt. (PJT)