In een lange gang van de oude Dailly-kazerne nemen de toeschouwers plaats op twee kleine tribunes op een paar meter van elkaar verwijderd. Als iedereen gezeten is, wordt er gemusiceerd door een cellist en twee zangeressen. Terwijl de tribunes langzaam uit elkaar schuiven, worden er dunne gaasschermen tussen de toeschouwerstribunes geplaatst waar dia's op geprojecteerd worden terwijl vier dansers tussen de twee schermen een constructie met lange houten latten opbouwen, herschikken en daarna afbreken. De dia's leiden ondertussen het spanningsveld, het veld van bewegingen dat de voorstelling onderzoekt, in, op een a-rationale manier, niet in taal om te zetten.
"Als er een reden is voor wat ik doe, dan is het wel volgend gegeven: als je jezelf bewegingen ziet maken, dan kan je wel zeggen wat daar typisch aan is, maar als je jezelf erop betrapt exacte bewegingen te maken (plukken aan haartjes op je kin b.v.) is het duidelijk dat je er niet bewust over aan het denken bent. Zelfbewustzijn maakt dat je al die dingen vernietigt... Het is zoals mensen die weten dat ze gefotografeerd worden en dan een fotografisch gezicht gaan opzetten, omdat ze er goed uit willen zien voor het nageslacht." (Steve Paxton in 1984, na zijn optreden in 't Stuc, een uitspraak die Ave Nue lijkt aan te kondigen).
Wat je op die dia's ziet: gezichten, geschilderde portretten en een naakt op een chaise-longue, snapshots van sportmanifestaties, ruimtes in verval en wilde natuurbeelden. Je vindt er dezelfde dualiteit tussen bewuste pose en totale spontaneïteit in terug. Ondertussen wijzigt constant het beeld dat je krijgt van het totale gebeuren door het steeds verder uiteenschuiven van de tribunes, tot op een bepaald moment dat diffuse, vale beeld van een verwaarloosde lange gang omslaat in een transparante ordening van verspringend gekleurde dwarsbalken; op het einde van de gang een volledige regenboog bijna. Dat omslaan van de waarneming van ruimtes, klanken en bewegingen van ongecontroleerd in bestudeerd 'structureert' de voorstelling, hoewel allerhande lijnen deze voorstelling blijven doorkruisen zonder dat een logische samenhang zichtbaar wordt. Een van die lijnen is een man die af en toe, verkleed als een grote witte hand, het beeld doorkruist en interfereert met de handelingen van de dansers (als hij op de grond gaat liggen, gaat Paxton boven op hem liggen en sluit de hand zich rond hem) of stuntelig beweegt (een stoel manipuleren, een grote hoop papier proberen bijeen te vegen). Als een fil rouge markeert deze hand de voorstelling en sluit ze ook af: de hand maakt een zwaaibeweging en de lichten flitsen een na een uit. In het begin zijn er ook sporen van het vroeger werk van Paxton te merken: het verslepen van planken dat al in Bound te zien was, het om elkaar cirkelen van de dansers uit Contact Improvisation.
De kern van de bewegingen van Ave Nue zit in sportbewegingen: hardlopen, springen, aangeven, wijzen. De dansers ontwikkelen telkens fragmenten van een totale beweging, die dan plots bevroren wordt. Het maakt evident hoe moeilijk het is het complexe spel van evenwicht, kracht, impuls tijdens de beweging zelf te betrappen, je er rekenschap van te geven. Het is quasi onmogelijk jezelf als een foto vast te leggen. Dat lukt enkel als de bewegingen zeer langzaam uitgevoerd worden: de grote concentratie die daarvoor nodig is maakt de danser zo bewust van zijn motoriek dat hij ze op een bepaald moment kan stil leggen, maar laat niet toe elementen van de beweging als snelheid en verschuivend zwaartepunt werkelijk aan het licht te brengen. Daarin ligt ook het grote verschil tussen Paxton en de drie andere dansers: je bemerkt bij hem een luciditeit in het gebruik van het lichaam, een vanzelfsprekend inzicht in de werking ervan, dat bij de anderen nog maar een moeizaam zoeken is.
Alle dansen speelt zich af tussen twee gaasschermen die tegen de tribunes aan staan en opgeschoven worden naarmate de tribunes verder uiteenschuiven. Het beeld van het dansen wordt daardoor schimmiger, alsof je vooral contouren ziet; en dat roept de schimmige foto's van de sportmanifestaties op, maar wat je hier ziet zijn geen foto's maar tableaux vivants in een soort camera obscura. Binnen die donkere kamer is alles voorstelling geworden; ook die momenten waar de dansers eigenlijk niet dansen maar gewoon opduiken uit een van de lokalen die op de gang uitgeven om naar de anderen te kijken. Dat kijken is deel van een voorstelling waar bewuste structuren, esthetiek een epifenomeen zijn van een onderzoek. Het kijken van de toeschouwers daarentegen maakt de voorstelling, ook als onderzoek, pas mogelijk. "... Omdat alles op scène versterkt wordt, kan je je de eigen motoriek bewust maken en naar boven brengen... Eigenlijk is zwaartekracht mijn esthetiek." (Steve Paxton in hoger vermeld gesprek.) De gang wordt steeds langer, steeds schaarser verlicht, het lijkt alsof er steeds minder gedanst wordt omdat de dansers vaak nog slechts op een grote afstand in een diep perspectief te zien zijn, gehuld in de nevelachtige waas van de schermen. Een rustpauze is het einde.