BRUSSEL -- Met de solo- en groepsprodukties van "Rosas" gaat het stilaan dezelfde weg op als destijds b.v. met films van Visconti: je gaat altijd kijken, want het is altijd zeer goed, indringend, subtiel, en zo zijn er nog wel wat superlatieven aan te halen. Michèle Anne De Mey's "Face a face", haar tweede grote eigen produktie na "Balatum", bevestigt dat nog eens, bevestigt ook dat zij, ondanks de duidelijke verwantschap met het werk van Rosas, in haar koreografie een uitgesproken partikulariteit vertoont. Afgezien daarvan, een opmerkelijke keuze in "Face à face": de keuze voor een duet met een man, wat onvermijdelijk een nieuw spanningsveld in leven roept.
"Face à face" heeft al door de inkleding een zeer ambigu karakter. De scène is omgeven door biljartgroene gordijnen, met in de achtergrond een laag podium met aan de ene zijde een tafel, een stoel en een bureaulamp, aan de andere zijde een stereotoren. Op de linoleumvloer staan twee Zweedse banken. Die entourage roept zowel associaties met een huiskamer, een repetitielokaal als een besloten klub. Die indruk varieert eigenlijk louter op grond van de manier waarop M.A. De Mey en Pierre Droulers (haar partner, die o.a. met Adriana Borriello optrad) op scène bewegen, met elkaar omgaan of elkaar juist vermijden.
Ook de verhouding tussen beiden is ambigu. Er is een relatie tussen hen, die in essentie in verband staat met het maken van de voorstelling, met de dans zelf. Om beurten kiezen ze muziek, nemen ze het voortouw in de danspassen, en tussenin vallen grote stiltes, danst een van beiden alleen en kijkt de andere toe -- of juist niet. Zodat dat wat meestal verdoezeld is in een afgeronde voorstelling, de rivaliteit, de vragen over de (onbewuste) rollen van een man en een vrouw als partner in dans door dit procédé -- een gestileerde repetitie -- aan het licht komt.
Erg mooi is dat MA De Mey hierdoor maximaal de verschillen tussen haar en haar partner kan laten aanvoelen. Door haar behoedzaamheid bij het uitproberen van passen, haar altijd licht naar haar lichaam toegebogen armen en toch lichtjes bruuske bewegingen creëert zij zelf een gevoel van fragiliteit, intimiteit (waarmee niet gezegd is dat zij poseert als een doetje, integendeel). Droulers daarentegen, soepel en vlot, fysiek krachtig, is een tegenpool. Hoe zij met die gegevenheden spelen, dat maakt de voorstelling uit.
Een tip van die sluier wordt tweemaal opgelicht in gesproken fragmenten. Eentje waarbij Droulers als een balletleraar De Mey richtlijnen geeft in een uitputtende wilde dans ("doucement" zegt hij dan), en een fragment op band, terwijl beiden zwijgend op de bankjes zitten, met een diskussie tijdens de repetities.
Toch is dit geen voorstelling met een eenduidig betoog, geen zwaarmoedige bespiegeling, maar een af en toe zwierige, lichtvoetige voorstelling, die laat voelen hoe dans werkt, iets kan zeggen dat verder gaat dan een vooraf gegeven verhaaltje, zonder zelf verhalend te worden. De muziekkeuze voegt iets toe aan de lichtvoetige allure van het stuk: Schubert, Brahms, Webern en Billie Hollyday.
Nog op 7 nov. in Théâtre 140, Plaskylaan te Brussel; nadien reisvoorstellingen. Inlichtingen: SCHAAMTe vzw, 02-511.62.53.