BRUSSEL - Tien jongeren, acht meisjes en twee jongens zowat tussen 14 en 21 jaar, akteren in Het heengaan van Jan Ritsema. Maar akteren heeft een betekenis bij deze regisseur die niets te maken heeft met het gangbare "in de huid kruipen van". Het is meer iets als een verhevigde aanwezigheid. De koncentratie van publieke aandacht op een akteur doet -- eens de "valse pretenties" geschrapt zijn -- een verhoogd bewustzijn van het daar-zijn van zijn lichaam ontstaan. Het raadselachtige en fascinerende zit in het zich voortdurend manifesteren en weer terugtrekken van een onvatbare psyche in die aanwezigheid; daardoor wordt het spektakel heel broos, kwetsbaar.
Wie Wittgenstein van Johan Leysen, ook geregisseerd door Jan Ritsema (en een essentiële voorstelling, lijkt mij) gezien heeft, kan zich beter voorstellen wat een geweldige impact dit akteren kan hebben. Maar Leysen b.v. is een buitengewoon akteur, omdat hij een tastbaar inzicht heeft in zijn aanwezigheid op de scène en de spanning tussen publiek en akteur perfekt kan hanteren.
Dat kun je niet echt zeggen van de jonge mensen die hier akteren. Het kijken wordt dan ook bijna een op heterdaad betrappen van een lichamelijk zijn in volle ontwikkeling. En dat des te meer omdat er nagenoeg geen tekst zit in de voorstelling, een enkel gedicht van Baudelaire (in geradbraakt Frans, helaas), enkele teksten van waarschijnlijk Rilke en een paar liedjes niet te na gesproken.
Want, dat moet duidelijk zijn, een aktie in de zin van verhaal is er niet. Het verhaal wordt volledig gevormd door de aanwezigheid van de jongeren, door de fantazie die spreekt uit hun vaag historizerende kostuums, ineengeknutseld uit een samenraapsel van oude kledingstukken, door het wandelen, zitten of de tableaux vivants die ze vormen in de strakke belichting van de kolommenzaal van De Markten. De fantastische ruimte die zo geschapen wordt; is nagenoeg onbegrensd, maar evengoed nagenoeg nihil; het hangt er maar van af hoe je kijkt, hoe je de eenvoudige kompositie van licht, kostuums, mensen en ruimte zelf kunt of wilt invullen.
In wezen is wat hier gebeurt erg verwant aan het werk van de Amerikaanse koreograaf Steve Paxton in de jaren zestig. Als je de akteurs in het eerste kwartier een na een ziet opkomen en kriskras ziet rondwandelen, elk tegen zijn eigen tempo, ingehouden, statig of nerveus, met zijn eigen motoriek, is de link met Satisfyin Lover uit 1967 snel gelegd, ook al omdat hier een zelfde reëel tijdsgebruik ervaren wordt. En net als bij later werk van Paxton fungeren kostuums en objekten hier als enigmatische, en toch niet zinloze vehikels, die de eerste verwondering op gang houden.
Het heengaan is zeker geen onverschillig werk: je voelt de hand van een gedreven regisseur die op een essentiële manier met teater bezig is. Maar -- en dit is zeer subjektief uiteraard -- voor mij werkte het niet echt. Dat kan aan omstandigheden buiten de voorstelling liggen natuurlijk, maar ik vermoed dat het hiermee te maken heeft: deze jonge mensen -- hoe fascinerend die jeugdigheid soms ook is -- hebben gewoon niet de rijpheid, of techniek, of noem het teaterinstinkt, die een Leysen of een Paxton in staat stelt de aandacht dwingend te koncentreren, te belichamen inderdaad.
Nog vanavond in "De Markten" in Brussel, in het kader van Bruzzle '89, om 20 u. 30. Reserveren is aan te raden, want de belangstelling is zeer groot.