Date 1989-10-19

Publication De Standaard

Performance(s) Ishi-no-hana

Artist(s) Saburo Teshigawara

Company / Organization Karas

Keywords teshigawaraishi-no-hanavalpartijenstrukturenfietsenjapanseperfekteledemateninterkontinentaleabsurd-surrealistische

"Ishi-no-hana", bijna perfekte, maar weinig zeggende voorstelling

LEUVEN - Geen festival of er moet een Japanse groep op de affiche. Dat is ook met Klapstuk '89 het geval, maar het interessante is dat dit festival met de groep "Karas" van koreograaf Saburo Teshigawara nu eens geen butohdans in huis haalt. Bovendien, een groep die een professionele, perfekt afgewerkte en erg mooie voorstelling bracht: Ishi-no-hana of Bloem van steen. Ondanks al die troeven, blijf je er vreemd tegenaan kijken. De begripsafstand tussen de Japanse koreografie en onze Westerse blik lijkt soms beter in interstellaire dan in interkontinentale termen uit te drukken.

Op een lege scène, waarop in een regelmatig raster grote en kleine felblauwe keien liggen, met enkele onbezette punten, verschijnt Teshigawara in de linkerachterhoek. Zijn volledig witte gestalte, met wit haar, lijkt in de optrekkende rook en het witte licht als een geestverschijning.

Traag bewegen zijn ledematen en lichaam heen en weer. De lichtjes geknikte knieën, de heup die verschoven lijkt uit het zwaartepunt, onverwachte versnellingen in de kalligrafieën die zijn ledematen autonoom beschrijven, het suggereert allemaal dat Teshigawara vrij in het luchtledige zweeft.

De komst van twee vrouwen en vier mannen levert een kontekst en een kontrast voor dit beeld. Allengs beantwoorden zijn bewegingen ook meer aan de wetten van de zwaartekracht, worden ze heviger en sneller, tot bijna stampvoetend met heftige armuithalen toe.

Fietsen

Maar hij blijft een buitenstaander bij het gebeuren, de sterke struktuur waarin de mannen bewegen, wordt tegengesproken door zijn willekeurige patronen. De twee vrouwen kondigen als het ware de opeenvolgende beelden aan van de mannengroep. Telkens groepsbewegingen met twee of vier, uitgevoerd met een meticuleuze discipline, met een bijna militaire afgemetenheid' zelfs.

Een precisie die dan weer voortdurend afgebroken wordt door onverklaarbare valpartijen, al zijn ook die erg precies gekoreografeerd. Soms worden die valpartijen in zo'n lange reeksen achter elkaar gebruikt dat ze het statuut van een zelfstandig danspatroon krijgen. Soms werken ze als abrupte onderbreking van een beweging.

Verschillende malen fietsen enkele mannen zo de scène op, om plots, zonder enige overgang, om te vallen en bewegingloos te blijven liggen. Dit vallen, op allerhande manieren, vormt op de duur een rode draad in het stuk, en geeft het een absurd-surrealistische bijsmaak.

Die wordt nog versterkt door de plotse introduktie van bevreemdende kleine taferelen, die even plots ontstaan als ze verdwijnen. Zo zie je een oude man en vrouw op een bankje zitten, met een bandopnemer naast hen en enkele monsterachtig grote vissen voor hun voeten. Of, op het einde, een vrouw, die zich wikkelt in een reusachtig rood doek, zo lang als de scène.

Het blijft moeilijk na te gaan of deze voorstelling meer is dan een estetische stijloefening. Een element aan het slot van de voorstelling suggereert een andere hypotese. Je ziet Teshigawara als een bezetene glasplaten kapot trappen. Alsof deze vreemde zwerver de rigide strukturen, de glazen wanden tussen de andere akteurs, wil stuk krijgen. En misschien kan iemand met een goede kennis van het hedendaagse Japan in die strukturen wel een metafoor zien voor de Japanse samenleving. Maar voorlopig houd ik het bij een mooie, zelfs bijna perfekte, maar weinig zeggende voorstelling.