LEUVEN -- Als Leonce op het einde van Büchners sprookje Leonce und Lenda een levendig fresco schildert van het ongedwongen luilekkerland dat onder zijn koningschap zal aanbreken, voegt Johan Simons van theatergroep Hollandia aan de oorspronkelijke tekst een regeltje toe. Jeroen Willems als Leonce spreekt het publiek direct aan met de verzekering dat de hele onzinnige vertoning van het verliefde prinsenpaar de volgende avond weer opgevoerd zal worden, voor wie er maar niet genoeg van kan krijgen. Het is een laatste opmaatje bij een voorstelling die al overvloedig de cynische en pessimistische kant van Büchners perverse sprookjes in de verf gezet had.
Büchners Leonce van Popo is een prins die dodelijk verveeld is met het hele marionettentheater van het koninklijke hof. Dat hij verondersteld wordt te huwen met prinses Lena van Pipi om dan zijn vader Peter op te volgen, kan hem alleen met afschuw vervullen. Hij gaat dan ook op de vlucht voor het aanstaande huwelijk met zijn vriend Valerio, op zoek naar een groet, voller, beter leven of zo nodig een heldhaftige dood of zelfmoord.
Maar ook Lena gaat op de vlucht voor haar huwelijk. Als bij toeval treffen ze elkaar in hun vlucht, worden verliefd en huwen uiteindelijk toch. De orde is daarmee hersteld aan de eis tot een happy end voor het sprookje is voldaan. Maar als het eenmaal zo ver is, heeft psychologische constructie van de personages al lang de bodem geslagen uit het maatschappelijke model dat dit sprookje zijn belang en waardigheid verleent.
Je ziet in de figuren van Leonce, Valerio (Bert Luppes) en Lena (Betty Schuurman) duidelijk de romantische clichés opduiken. Wat Büchners verhaal echt zo boeiend maakt, is dat ook die romantiek aan een bijtende twijfel onderhevig is. Is Leonce wel meer dan een vreselijke aansteller? Heeft zijn protest meer om het lijf dan het gezeur van een kleuter die ogenblikkelijke en totale emotionele bevrediging wil? Door de vorm van het sprookje te gebruiken, met de suggestie dat iets dieper en essentiëler aan het licht zal komen, en het dan genadeloos te dissecteren, wordt ook over het romantische alternatief voor de oude orde een verregaande twijfel gezaaid.
Hollandia brengt deze twijfel en mismoedigheid aan de orde met onmiskenbare zwier en een veelheid aan regievondsten, ondersteund door sterk acteertalent. Interessant is bijvoorbeeld dat de klassieke scène compleet verlaten werd: het publiek zit op een lange tribune voor een plankenstelling die anderhalve meter zweert boven een vloer vol paardenmest en dode beesten. De personages zijn gekleed in lompen, op de precieus uitgedoste Leonce na.
De koning staat met een lange onderbroek met gescheurde gulp op de scène. Een oude vlag dient hem tot mantel, zijn kroontje is van ijzerdraad waar kaarsjes in vastgezet zijn. Deze demontage van de klassieke theatraliteit is erg suggestief: je kan het beeld lezen als een groep boerenpummels die in een schuur de sprookjes naspelen waar ze in geloven, je kan er een zinnebeeld in zien van een hogere maatschappelijke orde die op bloed en druk gebouwd is, enzovoort.
In het acteren zelf zijn vooral de interpretaties van Leonce en Valerio bijzonder sterk. De dubbelzinnigheid van waar ze voor staan, het parodistische karakter van de figuren, wordt met veel gevoel voor een juiste dosis van over-acteren, aangegeven. Die zin voor de juiste maat wordt niet in de hele voorstelling aangehouden. Soms vergaloppeert de regie van Johan Simons zich in vondsten en barokke ensceneringen. Het moedwillige schofferen van de kijker (kan u blijven kijken als iemand paardenmest opeet? is op de duur ook nogal gratuit.
Al die vondsten zijn op zich juist, ze geven vaak rake typeringen aan van de figuren van Büchner. Maar het zijn er net te veel. En ze worden net iets te vaak zo uitgesponnen dat ze bijna een eigen leven als circusnummer gaan leiden. Het resultaat is bij ogenblikken briljante, en in elk geval zeer onderhoudende voorstelling, terwijl je achteraf toch het gevoel hebt dat de finesse van Büchners tekst door "overkill" aan duiding de mist in gegaan.
De voorstelling in Leuven was een try-out. Wellicht wordt nog gewerkt aan een meer evenwichtige opbouw van het stuk.
Deze voorstelling is nog te zien in december en januari in Brugge, Waregem, Antwerpen, Gent en Kortrijk.