LEUVEN -- Reeds een schrijver als Alexis Tocuqeville beschreef de vreemde gevolgen van het democratisch ideaal van de Amerikaanse droom: de burgers van deze ideale samenleving bleken zich nauwelijks nog te bekommeren om het algemeen belang, zo geabsorbeerd waren ze in hun eigen besognes. In "The American Dream" uit 1959 schetst E. Albee een portret van een kinderloos echtpaar, "mommy en daddy" en de inwonende "grandma" (zo spreken de personages elkaar ook aan) dat kan gelden als een model voor het eindpunt deze terugtrekking in het eigen veilige wereldje.
Hoewel de tekst een groteske lijkt, zijn veel dialogen toch, ook voor Europeanen anno 1993, verbijsterend herkenbaar. Het jonge gezelschap Tristero maakte een spitse bewerking van dit stuk; onder de titel Vanman. De sociale status van dit gezin is twijfelachtig; voor zichzelf pretenderen ze wel dat ze welstellend en deftig zijn, maar de lamentabele toestand van hun huurflat laat daar twijfel over rijzen. Het weerhoudt mommy er echter allerminst van haar "waardigheid" tot het uiterste te laten gelden als ze inkopen gaat doen. De plot van het stuk draait rond de (fictieve) "vanman": als grandma echt te lastig wordt, zo dreigt mommy, zal die haar koen weghalen.
In plaats van "vanman" dagen echter twee andere figuren op: Miss Barker die opgetrommeld werd om een nieuw adoptiekind te leveren (het vorige voldeed echt niet) en een gespierde jongeman. Die jongeman beweert van zichzelf dat hij geen ziel of gemoed meer heeft, maar des te meer een prachtig lijf. En bij gebrek aan beter wil hij daar dan maar geld uit slaan. Uiteindelijk zal hij de ideale zoon worden voor mommy en daddy, terwijl grandma stilletjes de aftocht blaast.
De bewerking van Paul Bogaert en Peter Vandenbempt is vooral een hertaling naar een bijna-deftig Brussels Vlaams; mommy eist geen genoegdoening in de winkel, maar "satisfactie". Het opzet van de vertaling wordt doorgetrokken in de vormgeving. Alle rollen worden gespeeld door Bogaert en Vandenbempt, uitgedost in schreeuwlelijke trainingspakken, met sneeuwmutsen op het hoofd en superveilige joggingschoenen (met ingebouwde signalisatie!) aan de voeten. Ironische, herkenbare en efficiënte aanduidingen van een levenswijze waarin veiligheid, gemak en properheid voor alles gaan.
Publiek verschijnen, sociale omgangsvormen en esthetiek respecteren en cultiveren, het heeft in dit claustrofobische wereldje geen belang. Heel de wereld beperkt zich tot de matrassen die rondom opgehangen zijn. In de verre diepte zie je gedurende het hele stuk een video-opname vanuit een bestelwagen (van de "vanman") van de straten van de stad waar het stuk speelt.
Omdat het zo'n benauwde leefwereld is, is het feit dat Tristero alle rollen door slechts twee acteurs laat spelen geen bezwaar, eerder een troef; je beself al gauw dat de dialogen zelfs door één acteur zouden kunnen gespeeld worden: je kan ze perfect interpreteren als het inwendige gebrom en gemopper van figuren die zich helemaal op hun eigen fantasmen teruggetrokken hebben.
Toch proberen Vandenbempt en Bogaert de verschillende personages enigszins te articuleren in hun acteren, vooral door karakteristieke, en alweer herkenbare tics en intonaties te gebruiken. Dat kunnen ze niet helemaal waarmaken. Ze durven zich blijkbaar niet laten gaan in het neerzetten van typetjes, wellicht uit vrees om in al te voor de hand liggende, gemakkelijke acteertrucks te vervallen. Omdat het een erg jong gezelschapje is, valt die schutterige onzekerheid wel te relativeren. De lezing van het stuk is daar sterk genoeg voor.