Date 1994-02

Publication Etcetera

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords festivalbedenkingengetoondepublikatieprojectfestival-bezoekerverschriftelijktselectiesgegarandeerdemeningsvorminggeconsolideerde

Waarom het belangrijk was te kijken en te blijven kijken: Dossier Klapstuk 93

Klapstuk, het festival voor hedendaagse dans, heeft in zijn bestaan een grote gedaanteverwisseling ondergaan. Het is al lang niet meer het festival waar grote namen in België geïntroduceerd worden, een parade van min of meer geconsolideerde reputaties waarvan je minstens iets 'gezien moet hebben'. Zeker bij de laatste editie in 1993 viel op dat, op Jan Fabre na, echt 'grote' namen nagenoeg totaal ontbraken. Wellicht heeft dat iets met geldgebrek te maken, maar zelfs als dat klopt heeft Klapstuk van die beperking ook een troef gemaakt.

De bundeling van een reeks kleine, en vaak eigen produkties in een kort tijdsbestek trekt een gepassioneerd publiek aan, dat niet zozeer uit is op gegarandeerde waarde, maar juist de controverse opzoekt. Wat opviel voor de intensieve Festival-bezoeker was vooral hoe hartstochtelijke pro's en contra's van een voorstelling besproken werden: bij gebrek aan een gestolde meningsvorming (in de media) en door de heterogeniteit van het getoonde, kon het ook moeilijk anders. Op die manier was het festival voor veel deelnemers, zowel kunstenaars als publiek, een zoektocht naar wat nu precies dans is, hoe je de artistieke merites kan beoordelen, wat de inzet van een dansvoorstelling kan zijn. Het blote feit dat een techniciteit en veel machinerie vaak afwezig waren - weinig oogverblinding dus - maakte de vraag waarom het dan wel belangrijk was om te kijken en te blijven kijken, dwingend.

Na het festival vroeg ik een aantal regelmatige festivalbezoekers hun bedenkingen op papier te zetten. En zoals te verwachten was, die bedenkingen zijn erg uiteenlopend, en maken erg verschillende selecties van het getoonde.

Rudi Laermans gaat in op de vraag naar de verhouding tussen de populaire voorstellingen van het lichaam in de media en de wijze waarop daar in dansvoorstellingen mee omgesprongen wordt. In het verlengde daarvan stelt hij ook de vraag naar de verzwegen relatie tussen het mediale regime waarin we leven en een relatief marginale en vluchtige kunstvorm als dans.

Peter De Jonge gaat in op het publikatieproject dat in de rand van Klapstuk '93 ontstaan is, De dans verschriftelijkt, en maakt ook enkele bedenkingen bij de voorstellingen waaraan enkele van deze publikaties verbonden waren.

Marianne Buyck duidt in enkele notities de meest pregnante beelden die haar bijgebleven zijn na dit festival.

Myriam Van Imschoot ten slotte gaat in op drie voorstellingen, Mantero, Stuart en Gaudreau die volgens haar op een zeer expliciete manier de wijze waarop dans communiceert met zijn publiek thematiseren. In deze teksten zal de lezer tevergeefs iets zoeken over kleinere voorstellingen als die van Bert van Gorp, Olga de Soto, Mal Pelo en vele anderen, maar wellicht geeft wat volgt toch een beeld van een festival dat het nu eens niet van louter hoogtepunten moest hebben.