BRUSSEL -- Met zijn Mountains made of barking is Wim Vandekeybus, op Heiner Goebbels na, de hekkesluiter van het KunstenFESTIVALdesarts. Onwillekeurig verwacht je dan een feestelijke sfeer, en die krijg je ook. Het applaus na de première was uitgelaten, en inspireerde de blinde Sayd Gharbi, de centrale figuur van dit stuk, tot een spontane dans. Een liedje, aangeheven door vrienden in de zaal, werd door de dansers overgenomen, en Gharbi tilde koreograaf Vandekeybus op zijn schouders.
Mountains made of barking opent niet biezonder uitgelaten. Op een pikdonkere, afgesloten scène strompelt de blinde Gharbi rond met ontbloot bovenlijf. Met een borstel probeert hij zich iets van het lijf te wrijven, alleen zie je niet wat dat kan zijn, zodat je deelt in het onvermogen van de akteur om te verifiëren wat er gebeurt. Wordt hij gek of probeert hij gewoon vlooien van het lijf te houden? Het zou kunnen, want achter hem kruipen vijf vrouwen vanonder het achterdoek, vermomd als een soort honden: voor hun gezicht dragen ze een masker van haar, van dezelfde kleur als hun eigen haar, met vaag afgetekend een snuit en ogen. Ook zij wentelen en rollen zich wild in het stof.
De tweede grote scène keert alles om: weer zien we Gharbi alleen, maar nu in een witte, uitgestrekte vlakte van wollig doek, dat vanaf het scèneplateau tegen de achterwand omhoog loopt. Gezeten op de grond praat hij in zichzelf. Je begrijpt er wel niets van, maar steeds dezelfde terugkerende zinnetjes suggereren iets als ontreddering of gekte. Plots komt de vlakte tot leven als in een griezelige hallucinatie: drie dansers kronkelen vanonder het doek te voorschijn, en schuiven het uiteindelijk helemaal weg tot voor aan de scène.
Gharbi blijft doorrazen, maar wordt overstemd door een Duitser met een mikrofoon. Hij lijkt wel een prezentator, ingehuurd om de plooien van het spektakel achter zijn rug (letterlijk) glad te strijken met zijn vlotte praatjes. De zaak loopt echt wel uit de hand: steeds meer dansers springen wild rond met schapevellen en Gharbi maakt amok, tot vier dansers zich op hem storten.
Op dat ogenblik begint een film te lopen; je ziet een aantal van de dansers ergens in Marokko, in een wilde rit op een gammel wagentje. Deze en latere filmfragmenten brengen de grote beeldende tema's van de voorstelling samen: een blinde hond en de blinde danser suggereren onzekerheid en angst, de woestijn suggereert verlatenheid. Daartegenover staan uitgelatenheid en gekte maar ook geweld (summier gesuggereerd door het bruut de nek afsnijden van een kip).
Chaotisch
Terwijl dat eerste filmfragment loopt, onderbreken de dansers het beeld met een wilde danspartij. Op dat moment zijn alle elementen aangebracht die het eigen karakter van de voorstelling bepalen. Mountains made of barking verwijdert zich totaal van de gewone teatrale logika, en keert terug naar een veel ouder kollektief ritueel, het karnaval.
Vanaf dat moment gaat het ritme van de voorstelling steil omhoog, wordt de muziek harder, de dans wilder en het beeldend materiaal bijna chaotisch. Omkeringen en transgressies, ongerijmdheden en pure zottigheid zijn aan de orde. Als drie mannen zich wassen op scène wordt een emmer roet over hen uitgestort, zodat reiniging vervuiling wordt. Vrouwen bekruipen elkaar als hondjes en rollen wild rond. Een man zweeft plots over het gebeuren heen; tegen het einde verschijnt zijn hoofd hoog boven de scène vanuit de coulissen. Maar nooit begrijp je iets van wat hij vertelt.
Gharbi zelf wordt aangedragen op een woud van borstels, met een schaal met een teeservies daarop, in de hand. En de pure zottigheid, die zit in de ronduit roekeloze, soms zelfs gewelddadige manier waarop de dansers elkaar te lijf gaan.
Mountains made of barking is een veel radikaler voorstelling dan de vorige Her body doesn't fit her soul. Simpele boodschappen blijven achterwege en Vandekeybus heeft de scenische chaos op een of andere manier zo weten te struktureren dat hij niet verveelt, maar intrigeert.
Er zijn wel wat parallellen te trekken met Jan Fabres Da un'altra faccia del tempo maar in vergelijking blijft deze voorstelling erg voorzichtig. De sublieme terreur van Fabre ontbreekt. Struktureel blijft Vandekeybus een losse kollage van invallen maken. Het uitdagende van de losgeslagen monsters van Fabre is getemperd bij Vandekeybus. Op die manier blijft er echter ook plaats voor vertedering en herkenning. Dat verklaart wellicht mee waarom het publiek zo uitgelaten reageert.
Nog te zien op 30 en 31 mei; 3, 4, 5, 8, 9 en 10 juni in de Brusselse KVS, telkens om 20 uur.