Date 1994-10-13

Publication De Standaard

Performance(s) CRWDSPCREnter

Artist(s) Cunningham, Merce

Company / Organization

Keywords crwdspcrenteroceangroepenprogrammaelektronischedanserskoreografiereusachtigecomputertekening

Cunningham danst tot de kijker duizelt : Legendarische koreograaf verrast met twee programma's in deSingel

ANTWERPEN -- Wie dacht dat het na het magnum opus Ocean op het Kunstenfestival in Brussel wel enige tijd stil zou zijn rond Merce Cunningham, zal zijn mening moeten herzien. Cunningham is te gast in deSingel Antwerpen met twee verschillende programma's, waarin hij maar liefst drie zeer recente koreografieën toont. Minstens zo opmerkelijk is ook de niet aflatende inventiviteit van deze werken. De oude meester blijft nieuwe bewegingen, van een soms ongehoorde complexiteit, en nieuwe groepskombinaties verzinnen, tot de kijker erbij duizelt.

Toch blijft hij trouw aan zijn aloude uitgangspunten. Bij het opzetten van een stuk legt hij vooraf geen intentioneel verband vast tussen de muziek, de scenografie en de dans. Het grondidee blijft dat elke klank, elke beweging en elke kleur op zich interessant en "mooi" kunnen zijn. De neutrale nevenschikking ervan kan een onverwachte schoonheid opleveren, die langs een intentionele weg niet te bereiken zou zijn.

Bewegingen en posities worden gegenereerd via toevalsprocedures. Cunningham maakt bij dat zoekproces gebruik van een computerprogramma: de kombinaties van armen, lichaam, heupen en benen in een positie die hij zo op het spoor komt, test hij dan met de dansers op hun uitvoerbaarheid uit. Zelfs "onmogelijke" bewegingen blijken dan toch soms te lukken, als twee dansers elkaar vasthouden.

In het eerste programma van deze Cunningham-week worden CRWDSPCR ("crowdspacer" zonder klinkers) uit 1993 en Enter uit 1992 vertoond. Aan beide werd gewerkt in dezelfde periode waarin ook Ocean tot stand kwam. CRWDSPCR speelt zich af tegen een diepblauw-turkoois achterdoek. De hele voorstelling baadt in een hel wit licht. De muziek, Blues 99 van John King, is een elektronische bewerking van slaggitaar-klanken vermengd met andere elektronische klanken. De dansers dragen nauw aansluitende maillots, die verdeeld zijn in grote, rechthoekige kleurvlakken met fel kontrasterende kleuren. Dit scènebeeld van Mare Lancaster is zeer levendig.

Die levendigheid komt ook terug in de koreografie door een zeer uitgebalanceerde, betoverende afwisseling van ritmes. Als het doek opengaat zie je alle twaalf de dansers stilstaan tegen de achterwand , met twee dansers prominent in het midden. Zij beginnen een duet, waarna alle dansers plots beginnen te bewegen. Ze klonteren als groepjes aan elkaar en drijven dan weer uiteen als nerveuze vissen in een bokaal. Bovendien heeft zowat elke danser in deze grillige groepsbeweging zijn eigen ritme en beweging. Heel opmerkelijk is een danser die als het ware in de lucht fietst, al doet zo'n beschrijving niet echt recht aan wat je werkelijk ziet.

Groepen

In het verdere verloop van de voorstelling verdwijnen en verschijnen groepen, zodat je soms slechts een of enkele dansers op de scène ziet. Zo ontstaan merkwaardige kontrasten tussen ijle ogenblikken en andere waar grote groepen dansers uitgesproken synkroon bewegen. Op een bepaald moment zie je zelfs het hele ensemble gelijktijdig over de breedte van de scène evolueren.

Die spanningen tussen kleine en grote groepen, tussen chaotische beweging en synkroniciteit, tussen snel en traag maakt deze koreografie zeer fascinerend. Dat effekt wordt zeker mee bepaald door de onwaarschijnlijke virtuositeit van de dans, wat op de eerste avond bleek toen een danser bij een soort knipmes-sprong ongelukkig neerkwam en de scène moest verlaten.

Enter uit 1992 heeft een erg verschillende sfeer. Voor de voorstelling kijk je tegen een voordoek met een reusachtige uitvergroting van enkele potloodkribbels, wellicht werkschetsjes van Cunningham zelf. De achterwand van de scène wordt gevormd door een reusachtige computertekening, die door een geraffineerde belichting voortdurend van kleur verandert.

In deze voorstelling wijzigen de kostuums van de dansers ook geleidelijk, van lichte, vleeskleurige pakjes met hesjes met rode strepen voor de vrouwen, naar een volledig zwarte kledij. Marsha Skinner en Elliot Caplan tekenden voor deze scenografie. David Tudor levert hier met Neural network plus, een elektronische partituur, die haar spanning vooral haalt uit de onvoorspelbaarheid waarmee de vreemde klanken her en der in de zaal opduiken.

De koreografie is op het eerste gezicht minder "crowded" dan in CRWDSPCR: er zijn meer momenten waarin je de tijd krijgt om de verrassende vondsten van een solo of een duet rustig gade te slaan. Een frappant voorbeeld is een beweging van een man en een vrouw van achter naar voren, waarbij ze telkens hun benen om elkaar heen draaien. Toch ligt het tempo in werkelijkheid biezonder hoog: zowat elke minuut krijg je een heel nieuwe scène-opstelling, met erg verschillende bewegingen en snelheden te zien.

Wat deze Enter een extra aantrekkelijkheid geeft, is de verschijning van Cunningham zelf. Al kan hij zelf nauwelijks nog dansen, de licht ironische manier waarop hij midden de scène met zijn armen staat te molenwieken, of als een standbeeld kontrasteert met zijn virtuoze dansers blijft biezonder ontroerend.

Het eerste programma is vanavond nog te zien in deSingel, het tweede programma, met de oudere werken "Inlets" en "Sounddance" en het recente "Doubletoss" zijn vrijdag en zaterdag te zien. Reservaties: 03-248.38.00.