Date 1995-05-26

Publication De Standaard

Performance(s) Le pouvoir

Artist(s) Lauwers, Jan

Company / Organization Needcompany

Keywords ledaprofessorzwaanerotiekkoninginlauwerskoningin-moederridikulizeertmuynckviviane

Needcompany in greep van vervallen leven

BRUSSEL -- Le pouvoir is het tweede deel van Jan Lauwers' Snakesong-trilogie. Een cyclus die volgens de maker zelf gaat over de macht van seks en erotiek, en dus uiteraard over de dood. In het eerste deel, Le voyeur, gebaseerd op teksten van Moravia, bleek al dat Jan Lauwers dat tema niet rechtstreeks aanpakt, maar er rond cirkelt. Met Moravia ging het over de folterende onmacht om helemaal in iets op te gaan, de totale ervaring te bereiken. In Le pouvoir staat een uitgeputte vrouw, Viviane De Muynck, centraal. De tekst, deze keer van Jan Lauwers zelf, is haar bijna letterlijk op het lijf geschreven.

Vertrekpunt is het verhaal van Leda en de zwaan. Als zwaan vermomd zou Zeus Leda zwanger gemaakt hebben van drie kinderen. Een parallel met de bijbelse aankondiging aan Maria, een metafoor voor de dood? De interpretatiegeschiedenis is niet het punt waar het hier om draait. Ze vormt vooral een aanknopingspunt om de triade geweld, erotiek en dood in een verhaalvorm aanwezig te stellen.

Maar net zoals in Le voyeur zijn die ervaringen niet direkt aanwezig. Er wordt bijna enkel over gesproken. En de vraag wordt daarbij veeleer wie er in dit spreken macht uitoefent over wie, en waar dit spreken op uit is.

In een eerste deel wordt het gedicht Léda van Paul Eluard gezongen, op muziek van Rombout Willems. In het absolute donker, terwijl het volume van de muziek tot de grens van het draaglijke aanzwelt, licht een aantal beelden op. Een op een slipje na naakte man, een vrouw die de liefde bedrijft met/verkracht wordt door een man, en opnieuw de eerste man, die vreemde hoekige bewegingen met zijn elleboog maakt.

De scène met de vrijende vrouw is bedrieglijk: pas op het einde zie je dat ze de liefde bedreven heeft met een pop, waarvan de kleren aan haar halve lichaam zijn opgehangen. Erotiek als een op zichzelf gericht gebeuren, waarbij het objekt van de begeerte achteraf als een lege voddebaal achtergelaten wordt. Zo volgen nog enkele beelden van begeerlijke lichamen, en het is pas achteraf, in het tweede en derde deel van de voorstelling, dat je beseft dat hier het gebeuren getoond wordt, waar later enkel nog over gepraat wordt.

Grenzen

Het tweede en derde deel zijn in zekere zin eikaars spiegelbeeld of komplement. In het tweede deel krijg je een mytische setting, waarin een koningin-moeder, een professor en Leda en de zwaan zelf aanwezig zijn. De taal is hier zeer afstandelijk, en de gebruikelijke grenzen van tijd en ruimte zijn afwezig: hier spreken ook de doden. In het derde deel, "duizendmaal tienduizend jaar later", beland je bij een doordeweeks Antwerps gezin, waar de relaties tussen de ouders en hun kinderen in een totale betekenisloosheid en onverschilligheid verzand zijn.

Toch zie je in beide gevallen een zelfde oppositie tussen de koningin/de moeder (Viviane De Muynck) en de professor/ de vader (Mil Seghers), als ze geplaatst worden tegenover een uitbarsting van geweld en erotiek van hun onderdanen/ kinderen. De krachtlijnen zijn in het tweede deel al helemaal aanwezig. Daar buigen ze zich over de dodelijke ontmoeting tussen Leda en de zwaan, waarbij de liefde het afgelegd heeft tegen een wellust die voortdurend op de grens van perversie en geweld balanceert. De dodelijk gewonde zwaan wekt Leda's wellust op, pikt haar de ogen uit, verkracht en doodt haar. Zij geeft zich aan deze daad volledig over.

Het is de professor die in eindeloze verhoren alles, tot in de pietluttigste details, wil te weten komen over deze daad. De koningin, dodelijk, vermoeid, wil zich aan deze bevraging onttrekken door een vlucht in drank.

De professor wijst haar echter voortdurend op de verantwoordelijkheid van haar macht. Gaandeweg lijkt die machtige status van koningin-moeder echter een gevangenis, waar de professor haar houdt.

Achter haar verlangen om te vluchten staat een enorme, alles verzwelgende walging voor de staat waarin ze aanbeland is. Het verhaal van Leda, die plots haar dochter blijkt te zijn, is in zekere zin het verhaal van haar eigen passie. De herinnering eraan is echter afgestorven, en het gevraag van de professor kan dat verlies op geen enkele manier terughalen.

Integendeel, zijn pogingen om het onbeschrijflijke gebeuren in kategorieën te vatten, trivializeren het. Net zoals hij de koningin trivializeert. De walging waarin de koningin verdrinkt, lijkt uiteindelijk heel sterk op een vlucht vooruit in doodsdrift. Er rest haar niets meer. De erotiek is vergeten. De eerbied, de liefde van de professor ridikulizeert haar. De orde van haar rijk blijkt een hersenspinsel te zijn.

Ongemakkelijk

Wellicht is deze verwoording erg vaag, en dat heeft veel te maken met de voorstelling zelf. Lauwers zoekt naar een verwoording en verbeelding van de emotionele werkelijkheid van een vrouw van meisje tot moeder op een uitputtende manier, terwijl dat niet kan.

Hij is wellicht de eerste om dat te weten, en toch laat hij niet af. Je voelt je daar ongemakkelijk bij worden, en zeker in het laatste deel kreeg ik het af en toe behoorlijk op mijn zenuwen. Toch, en dat stemt tot nadenken, laat de voorstelling je achteraf niet los. Het allerlaatste beeld dat we krijgen van Viviane de Muynck, terwijl ze de wereld om haar heen als een enorme stinkende verrotting, een smet op haar lichaam en ziel beschrijft, is zelfs, in zijn ongelooflijke rauwheid, onvergetelijk.

Ze draagt nog slechts zwarte kanten lingerie, die haar zware, niet meer jonge lichaam, op een schreeuwerige manier ridikulizeert. Een pijnlijk reëel beeld, van het eindpunt van een leven dat enkel draaglijk is als er liefde zou zijn. Als die, zoals in de voorstelling, verworden is tot een vals-respektvolle farce, is er alleen nog walg.

Nog te zien in het Luna in Brussel tot en met zaterdag 27 mei.