Date 1996-05-09

Publication De Standaard

Performance(s) The Stop Quartet

Artist(s) Burrows, Jonathan

Company / Organization

Keywords monteslichtvlakteneningewikkeldbeantwoordenlichtscenografiepiano-partituurverstijfdesnelwandelaarsgowar

Wonderlijk danskwartet van Jonathan Burrows

GENT -- The Stop Quartet van Jonathan Burrows, te zien in Vooruit in Gent, is een wonderlijke dansvoorstelling. Niet omdat alle toeters en bellen worden bovengehaald, integendeel. Burrows weet je aandacht te trekken en vast te houden met niets dan een eenvoudige lichtscenografie en, vooral, beweging.

Hoe hij dat precies doet, is moeilijk te definiëren: je kunt het alleen vaststellen. Enkele eigenschappen van de choreografische structuur en de beweging zelf lijken doorslaggevend in het effect. Maar vooral de zachte "tongue-in-cheek"-ironie en een evident plezier in het samen-dansen maken van dit kwartet een aanstekelijke belevenis.

De choreografische structuur suggereert voortdurend dat alle bewegingen beantwoorden aan, of passen binnen een ingewikkeld stelsel van spelregels, mogelijk in samenhang met de dubbele piano-partituur van Kevin Volans en Matteo Fargion. Het stuk begint met twee mannelijke dansers, Burrows zelf en Henry Montes. Na een tijd komt er een danseres bij, Kate Gowar, en op het allerlaatste nippertje ook de danseres Fin Walker. Op onvoorspelbare momenten zetten zij de dans stil of beginnen zij vanuit verschillende posities plots perfect unisono te dansen.

Curieus genoeg blijkt elke voorspelling over het verloop echter onmogelijk te zijn. Elke speculatie over de te komen ontwikkelingen wordt gedwarsboomd door nieuwe elementen. Het spel en zijn regels lijken te evolueren in de loop van het spel zelf, of zijn anders zo ingewikkeld dat je ze nooit kan achterhalen. Misschien is dat de bron van het monkelen van de dansers onder elkaar: zij zijn je telkens een stap voor. Maar het blijft plezierig. Immers, het ritme van de voorstelling laat dit soort bespiegeling toe. Je wordt niet bestookt met nieuwe beelden en effecten, je kan elke nieuwe wending "smaken". Bovendien lijkt elke sequentie tussen twee stops te beantwoorden aan een soort fantasie, een verhaaltje dat de dansers in hun hoofd hebben. Wat dat verhaaltje is, kom je nooit te weten. Het is alleen impliciet aanwezig in een bijzondere levendigheid, een sterke "kleuring" van de bewegingen door de persoonlijkheid van de dansers.

Op een bepaald ogenblik stappen Burrow en Montes bijvoorbeeld zij aan zij, op hoge tenen, wat stijf-harkerig en snel, over het lichtvlak dat de scène bepaalt van links naar rechts en omgekeerd, een keer of tien na elkaar. Ze lijken een eigenaardige kruising van snelwandelaars en door jicht verstijfde ballerina's. Maar telkens wanneer rij het lichtvlak zijdelings verlaten, ontspannen ze helemaal. Met losse heupen en vrij zwaaiende benen lopen ze uit, keren om, spannen zich op en herbeginnen hun bizarre loopje. Het heeft iets weg van een spelletje tussen kinderen, zonder een andere duidelijke inzet dan het plezier om dit soort beweging eens te proberen.

Voeten

De bouwstenen van de voorstelling, de bewegingen, vertonen in hun opzet een grote samenhang. Al van bij de eerste bewegingen merk je een grote aandacht voor het voetenspel. Ik zag nooit een voorstelling waarin je zo'n staalkaart kreeg van wat de voet allemaal kan betekenen voor de beweging, hoe hij de hele rest van de lichaamshouding kan beïnvloeden. Soms lijken de dansers zwemvliezen aan te hebben, soms trippelen ze op hun tenen, dan weer bonken ze rond op de hielen... Fascinerend.

Aan het ander lichaamsuiteinde voeren de armen een al even vreemd spel uit. Nu eens staan de dansers wijd te molenwieken als seingevers, dan weer gebruiken ze hun armen als evenwichtsvleugels om het voet gedoe te compenseren. En telkens weer lijkt het geheel armen-benen-lijf een heel verhaal te vertellen. Al is hij strikt gesproken zuiver abstract, op een of andere manier communiceert de dans helder en duidelijk met de kijker.

De voorstelling is opnieuw te zien in het najaar.