Date 1996-10-04

Publication De Standaard

Performance(s) In zwischen räumen

Artist(s) Huber, Anna

Company / Organization

Keywords kooilijfschijnenledematenvreemdebovenligtwandlampjesräumenvoorhoofdrotsformaties

Anna Huber toont onvoorstelbare lichaam

LEUVEN -- In zwischen räumen van de Zwitserse danseres Anna Huber opent en sluit met een pregnant beeld: het gevoel dat ons lichaam een vreemd ding is, dat niet helemaal samenvalt met ons "ik". Al is dat "ik" zonder dat lijf ook niet goed voorstelbaar. Tussen die twee beelden in gebruikt ze haar lichaam om zich de abstracte ruimte van de scène mentaal toe te eigenen, als was het een verlengstuk van haar gedachten.

De mentale tweespalt die het mogelijk maakt je eigen lichaam te vorsen zoals een speleoloog in een donkere grot zijn licht laat schijnen op de meest buitenissige rotsformaties, wordt bijna letterlijk gedemonstreerd in de openingsscène.

Huber ligt op haar rug, nauwelijks zichtbaar in het aardedonker van een scène die slechts verlicht wordt door enkele blauwe wandlampjes. Een sterk stralende lamp op haar voorhoofd licht nu eens haar voeten, dan weer haar benen uit, die ze grillige arabesken en capriolen laat uitvoeren.

Als ze rechtstaat, gaat het licht ongericht priemen in het duister, zonder de contouren van de scène te verduidelijken. Slechts af en toe komt als een vondst een stuk lichaam weer in beeld.

In het laatste beeld, als er al lang licht is gaan schijnen op de scène -- een kooi met vier verticale stijlen op de hoeken, een rechthoekig kader op de grond en boven -- komt het vreemde van het lichaam op een vreemde van het lichaam op een andere manier tevoorschijn. Huber speelt (kinderlijke) spelletjes met haal ledematen. Ze laat bijvoorbeeld haar gekruiste arme over elkaar wegglijden, zodat nu eens de ene, dan weer de andere arm bovenligt.

Het is pas in deze scène dat ze ook werkelijk de zaal inkijkt, of minstens lijkt te zien dat er een publiek is. En het heeft er alle schijn van dat ze zich op dat ogenblik ook plots realiseert dat dat vreemde lichaam waarmee ze speelt, haar een loer aan het draaien is, haar een mal figuur doet slaan.

Dollen met je lijf doe je niet ongestraft. In de ogen van anderen ben je hoe je eruit ziet. Al kan je lichaam je nog zo vreemd lijken, iets waar je mee kan doen wat je wil, in de blik van anderen val je samen met dat lijf. De scène wordt dan echt een kooi, waarin de danseres gevangen zit in de objectiverende blik van de kijker.

Huber werkt met hoekige, snel wisselende gebaren, vaak staccato repeterend. Het vreemde is dat ledematen, tenen, vingers .en hoofd daarbij vaak hun eigen weg gaan om tegengestelde richtingen op te wijzen. Het leidt tot een intrigerend soort hiërogliefen, die onwillekeurig doen denken aan de wijze waarop in het oude Egypte een lichaam tegelijk frontaal en zijdelings voorgesteld werd. Alsof de blik het lichaam alzijdig en simultaan in beeld zou kunnen hebben. Iets wat in de beleving van een danser zeer wel mogelijk is, maar voor wie toekijkt uiteraard niet.

Op die manier ontstaat een interessante spanning tussen de "objectieve" werkelijkheid van wat te zien is en het mentale verkenningsproces van lichaam en ruimte. Een proces dat letterlijk "onvoorstelbaar" is.

Dat Huber iets van dat onvoorstelbare (in haar eerste eigen choreografie dan nog wel) toch aanwezig maakt, mag zeker de grote verdienste van deze voorstelling genoemd worden. Wordt allicht vervolgd.