Wondere wereld van het fin de siècle
Bert Van Gorps choreografische signatuur is steeds onmiddellijk herkenbaar, of hij nu een zuiver dansante voorstelling maakt of, zoals bij Boeken en juwelen, een mengvorm van theater en dans.
Hij ontleent materiaal aan Tsechovs Kersentuin. De compositie heeft vooral een intuïtieve samenhang, de houding bij de lezing en interpretatie van het tekstmateriaal heeft een ontwapenende (quasi-)naïviteit. Van Gorp lijkt het doen en laten van de mensen steeds te observeren en te imiteren zoals het zich onmiddellijk voordoet, los van alle interpretatie van mogelijke verborgen betekenissen.
In deze voorstelling is het ongetwijfeld vooral Pacale Platel die de show steelt met een briljant neergezet type. Ze speelt een moeder van drie kinderen, die daar naar de buitenwereld nogal graag mee uitpakt. Rond haar heerst een net niet dwangmatige speelse vrolijkheid. Dat lijkt een gevolg van haar behaagzieke aard. Als een van de drie kinderen door verdrinking om het leven komt, is haar reactie, tot en met het excessief etaleren van haar leed, bijzonder dubbelzinnig.
Samen met dit verhaal duiken ook fragmenten op uit De Kersentuin waarin volop geweeklaag weerklinkt over het teloorgaan van een oude levenstijl. Gemeenschappelijk aan beide verhalen, ondersteund door videobeelden van Sean Tuan John, is een gevoel van melancholie, verlies en rouw, met een sterke knipoog geserveerd.
De verhouding tussen dans en theater in Boeken en juwelen wordt door Van Gorp zelf in een interview heel accuraat beschreven. Nu eens fungeert de dans als een soort behangpapier waartegen de theatrale actie zich afspeelt, dan weer is het net omgekeerd. De danstaal is vaak groots, een curieuze combinatie van music-hall en ballet met veel stijlcitaten en onderhuidse grappen.
Het geheel vormt een cocktail met een ontwapenende charme. Hoewel je achteraf bedenkt dat iets meer structuur en concentratie, iets meer thematische verdieping, de voorstelling beslist geen kwaad zou doen.