Date 1997-05-23

Publication De Standaard

Performance(s) Maria Salomé

Artist(s) Ritsema, Jan

Company / Organization

Keywords stamelenritsemaverhelstbinnenstebuitensaloméregie-aanwijzingenbloedtekstwillenkwetsbaarheid

Woordenstroom wordt sterk theater

BRUSSEL -- Maria Salomé van Peter Verhelst breekt radicaal met de klassieke theatertekst, niet alleen omdat een plot onvindbaar is, maar ook omdat de premisse van het "personage" verlaten werd. In de plaats daarvan komt een woordenstroom die op een ingenieus-chaotische wijze beelden opwekt en ze dadelijk in hun tegendeel laat omslaan. Alle houvast, zelfs het onderscheid tussen regie-aanwijzingen en "tekst", verdwijnt daarmee. In een knappe regie van Jan Ritsema is het stuk te zien in het Kaaitheater.

Peter Verhelst vond inspiratie in de verhalen over het labyrint en de mythe van Prometheus uit de oudheid, en in het verhaal van een vrouwelijke matador, Maria Salomé, die achteraf een man bleek te zijn (zie het interview). De gemene deler tussen deze verhalen: bloed. Of ook: geweld en liefde, lijden en overgave. Hoe we geraakt willen worden en elkaar willen raken, en daarbij iets willen treffen dat zo onbereikbaar lijkt dat de meest krasse maatregelen zich opdringen. Niet echt een soap dus.

Maar we zitten tegelijk op het gladde ijs van de schone kunsten, de letteren en het theater. In het werkelijke leven is een beleving van het sublieme en het uitzinnige denkbaar én bekend: stierengevechten, boetetochten... In tekst en zeker in beeld leiden lijken, bloed en gepassionneerde liefdes snel tot kitsch. De verwoording en verbeelding, snijden (schermen?) ons af van wat ze aanwezig willen maken.

Het komt mij voor dat Verhelst dat effect wilde vermijden door de beelden in een razend tempo onleesbaar te maken: "tautologieën, palindromen, circulaire redeneringen, gedachten die zichzelf in de staart bijten" noemt het programmaboekje dit terecht. Hij haalt ook het grofste geschut boven: regie-aanwijzingen vol vuur en bloed, die een geestverlammend pandemonium oproepen.

Ritsema keert dit gegeven binnenstebuiten, en is daarmee trouw aan de verzuchting van Icarus in de tekst om zich totaal binnenstebuiten te keren, om een totale, kwetsbare authenticiteit te beleven. Maar wat is de kwetsbaarheid van een acteur? Niet dat hij schreeuwt of zichzelf verminkt. Dat is de orde van het spektakel. Nee, de kwetsbaarheid van Katrien Meganck, Robby Cleiren, Tamar van den Dop en Eugène Bervoets is dat ze stamelen.

In de wereld die Ritsema aan de hand van de tekst toont, is stamelen de hoogste kunst die een acteur kan bereiken. Je stamelt als de woorden je uit de mond vallen, niet omdat je het zo mooi wil of kan zeggen, maar als redmiddel om een beroering te tonen. Als de tekst je tot aan de lippen staat. We kramen onzin uit, maar iemand moet die toch begrijpen. Al is de scène kaal, leeg en schaduwloos.

Schamel

Ritsema en zijn acteurs spelen het spel heel hoog, en winnen soms. Soms ook niet. Hun schamele, quasi-alledaagse tekstzegging gaat schijnbaar in tegen de orgie van de tekst, maar laat af en toe laat des te beter de gewelddadige, onzinnigverlangende onderstroom van ons simpele handelen doorschemeren. Pas op een laatste moment explodeert dit heel even in een "effect": woest gillende mannen en vrouwen onder gloeiend-rode spots.

De enscenering van dit stuk verheldert op bijna geniale wijze de benadering van deze tekst. In de achtergrond geeft een kleine video-monitor in real time beelden van een straatje vlak bij het theater, waar je af en toe mensen voorbij ziet slenteren. Zo wordt de kunst ogenblikkelijk teruggekoppeld naar die vreemde, onbegrijpelijke werkelijkheid. Een werkelijkheid die ook terugkeert in het beeld van een glazen hoofd waaruit aardbeitjes -- harten -- overborrelen op de scène.