BRUSSEL -- Festival Bellona Brigittinen is een klein festival dat een voorproefje biedt van het komende seizoen in Brussel. De nadruk ligt op jong en experimenteel theaterwerk. Het festival ging van start met het samengesteld programma Ketterse erfenissen, waarvoor vijf jonge choreografen een creatie maakten onder het waakzaam oog van een zelfgekozen "mentor".
De kwaliteit van het gebodene is erg ongelijk. Fernando Martin, begeleid door José Besprosvany, bouwde een voorstelling op rond El Greco's schilderij El entierro del Conde de Orgaz en rond Cervantes' Don Quichote. Hij gebruikt een techniek waar ook Besprosvany al veel mee experimenteerde: het parallel monteren van de dans met een gesproken tekst. Er zitten enkele leuke momenten in dit stuk. Thema's als ridderschap en hoofsheid worden met zachte ironie bespeeld. Maar de spoeling van goede ideeën is nogal dun, en Martin blijkt ook niet dadelijk de meest overweldigende podiumpersoonlijkheid, zodat 24 minuten een erg lange zit blijkt.
De gelijkenis tussen het werkstuk van Erika Zueneli, Frêles espérances en het werk van haar mentor Nicole Mossoux is nog veel evidenter. Ook Zueneli wil droomachtige beelden oproepen door een combinatie van mimisch acteren/dansen en een uitgekiende belichting. Maar ze mist wel het gevoel voor timing, paradoxen en ironie van Mossoux, zodat de voorstelling ontaardt in veel overbodig gefladder en gegesticuleer, overbodig langgerekt bovendien.
Alleen Joanna O'Keeffe weet op een vrij overtuigende manier een lange solo, meer dan twintig minuten, op te bouwen. Ze danst in de Compagnie van Michèle Anne De Mey. Net als De Mey het vaak doet, bouwt ze haar werk volledig op rond de stemmingen in een muziekwerk, in dit geval de Sonata voor cello en piano, opus 4 van Kodaly. Met appels -- de verboden vrucht die hier vooral lijkt te verwijzen naar de geheime fantasiewereld van een jong meisje, net geen vrouw -- en donspluimen charmeert ze het publiek. De half-elegante danspasjes en lieflijke smoeltjes die ze trekt, worden geregeld doorbroken door "versprekingen" in de dans: momenten waarop het trippelen gewoon hollen wordt, en het lieflijk lachen ontaardt in bekkentrekken, zelfs met een slapstick-element. Heel zwaar weegt dit werk niet, maar het is zeer efficiënt en technisch knap opgebouwd, met een goede dosering van de komische effecten.
En dan zijn er twee korte werkjes. Eentje van Johanne Saunier, danseres bij Rosas, maar hier eveneens begeleid door Michèle Anne De Mey. Ze brengt een soort etude, met de ironische titel Sans la voix des maîtres. De aanzet van de voorstelling suggereert een beweging over een diagonaal van de ene zijde van het speelvlak naar de andere. Maar al snel verliest Saunier zich in arabesken en fantasieën, en ze komt niet verder dan de helft van de scène.
Hoogst intrigerend en fascinerend is de zeer korte solo van negen minuten, Je n'ai jamais parlé van Tijen Lawton. Vorig jaar verbaasde zij al op dit festival met een solo, gechoreografeerd door Pierre Droulers, die ook nu over haar schouder meekijkt.
Haar doordringende blik, die ze echter vaak met haar handen afschermt, en de uiterste precisie van haar eenvoudige bewegingen hebben een merkwaardig effect. Ze lijkt een innerlijke wereld te beschrijven waar je als kijker op een absolute manier buitengesloten bent maar waarvan je desondanks de ongewone intensiteit kan vermoeden. Vreemde zenuwtrekken, met schoksgewijs optrekkende schouders en handen zijn als de registraties van conflicten die zich onttrekken aan een rationele beschrijving.
Effecten die uitsluitend terug te voeren lijken op de duistere taal die het lichaam spreekt, naast en langs het bewustzijn heen.
Festival Bellona Brigittinen, nog tot 6 september. (02-279.64.43).