Leuven -- Klapstuk '97 ging van start met twee erg verschillende benaderingen van dans. De openingsvoorstelling was Agon van Balanchine en Stravinsky, uitgevoerd door het Nederlandse Nationale Ballet. De choreograaf en zijn uitgepuurde, op het klassieke ballet geënte werk zijn een referentiepunt in de hedendaagse dans. Geen "riskante" programmatie dus. De reeks dansimprovisaties met erg jonge dansers, onder leiding van David Hernandez, betekent daarentegen een bijzonder groot programmatierisico. Een voldragen spektakel is immers nauwelijks te garanderen.
Paradoxaal genoeg leverde de eerste improvisatie in de reeks toch meer kijkplezier op dan Agon. Die paradox wordt ten dele verklaard door de vrij lauwe prestatie die het Nationale Ballet neerzette.
De openingsscène waarin het volledige corps de ballet danst, blonk bijvoorbeeld bepaald niet uit door de inzet van de dansers. Ongelijke aanzetten en talloze andere slordigheden in de uitvoering deden een absoluut gebrek aan enthousiasme vermoeden. Bovendien is het speelvlak van de Leuvense stadsschouwburg net niet groot genoeg, zodat de geraffineerde patronen van Balanchine gevangen leken in een veel te nauw keurslijf.
Het ballet werd gedanst op de pianistieke versie van de muziek van Stravinsky voor dit ballet. Jammer genoeg bleek de uitvoering van de orkestrale versie van de partituur door het BRTN Filharmonisch Orkest een maat voor niets. Matheid en desinteresse waren ook hier troef.
Het kon je alleen doen vermoeden wat de werkelijke kracht van een Balanchine-choreografie kan zijn. Precisie en concentratie in de bewegingen blijken doorslaggevend. Maar ook de présence van dansers, hun vermogen om tegelijk haarscherp en met virtuoze snelheid bewegingen te plaatsen, en dat te doen met een zekere bravoure en swing zijn onmisbaar. Een goede Balanchine-danser is geen automaat. Net dat miste je hier, ongeacht enkele verdienstelijke soli van onder anderen Nathalie Garis.
Durf
Bravoure, of toch op zijn minst durf, zijn ook kwaliteiten die voor een improvisatiekunstenaar doorslaggevend zijn.
De eerste improvisatievoorstelling van Klapstuk werd gemaakt door erg jonge dansers, afkomstig uit de PARTS- en PEP-opleiding in Brussel en Leuven. Deze mensen riskeren heel wat: ze stappen in een onderneming waarvan het verloop noch het resultaat voorspelbaar zijn.
De verleiding is dan groot om op veilig te spelen. Je kan bijvoorbeeld een onverwachte uitdaging van een andere danser beantwoorden met een vertrouwd, aan anderen ontleend patroontje. Je kan heel sterk op jezelf dansen. Je kan tenslotte ook de situatie ontzenuwen door ze tot een soort toneeltje of verhaaltje om te bouwen. En dat gebeurt ook allemaal.
Maar er zijn ook andere momenten, waarin een echte theatrale durf blijkt. Momenten waarin je merkt dat de dansers niet meer zozeer bezig zijn met "hoe het eruit ziet", maar volledig betrokken raken bij de beweging, de ruimte en de omgang met een eveneens geïmproviseerde muzikale score (David Shea, DJ Low, Dirk Wachtelaer, Jim O'Rourke en Zeena Parkins). Vooral in het tweede deel kwamen die momenten, misschien niet toevallig vaak met dansers die al heel wat meer ervaring opbouwden als Thomas Hauert (ex-Rosas) en David Hemandez.
Zo was er een duet tussen Katrien Van Aarschot en Hernandez, waarbij hun ledematen voortdurend verstrengeld raakten, dat de verschillen tussen groot en klein, man en vrouw, erg lang uitspon. Geleidelijk aan ontdeden deze bewegingen zich van hun toevalligheid. Je zag intuïtieve afspraken ontstaan. Er werd een spel opgebouwd uit een toevallig contact.
Zo'n toevallige vondsten, met al hun gebreken en onvolkomenheden, leveren een heuglijker theateravond op dan een ongeïnteresseerde interpretatie van een briljante partituur.
Improvisaties nog tot en met zaterdag in de Dansstudio van Klapstuk in Leuven, om 19 uur. Om 21.30 uur volgt in het Stuc telkens een improvisatie-muziekconcert.