"Titus Andronicus wordt beschouwd als Shakespeares slechtste en ruigste stuk, geschreven als entertainment na een periode dat Londen door de pest werd geteisterd, als een poging om de theaters weer te vullen". Zo omschrijft het Nederlandse toneelgezelschap Dood Paard het stuk dat het, bewerkt en ingekort, als Titus op de planken brengt. Van die omschrijving is geen woord gelogen. Het is al onzinnig gemoord en puberale geweldsfantasie wat de klok slaat in dit stuk.
Speelt Dood Paard dit stuk omdat het als twee druppels water lijkt op gelijk welke geweldserie op televisie, en dus erg goed bij deze tijd past? Of omdat het een geschikt vehikel is om de vloer aan te vegen met het plechtige van theater? Als een soort dwarse gekte? Of van dat alles samen een beetje?
Het is onzinnig om een duidelijke karaktertekening of heldere motieven te vinden voor het gedrag van Titus Andronicus en zijn verwanten, of, in het andere kamp, van de Gotenkoningin Tamora en de haren. Keizer Saturninus, de nieuwe echtgenoot van Tamora, is al helemaal een bordkartonnen figuur. Eerder dan door karakter of psychologie wordt dit verhaal voortgestuwd door blinde wraak en woekerende perversie, tot alle waarden op hun kop staan.
Dat gaat zover dat zelfs de plot eraan moet geloven: het verhaal is in zijn vele wendingen een aanfluiting van het idee van een "well made play". De enige werkelijk onschuldige figuur in dit verhaal, Titus' dochter Lavinia, staat er dan ook letterlijk verkracht, onthand en zonder tong (dus sprakeloos) bij, tot haar vader, die de schande niet meer kan verdragen, haar over de kling jaagt.
Het stuk neemt in de enscenering van Dood Paard een valse start: Sara De Roo en Gillis Biesheuvel begroeten het binnenkomend publiek met hun versie van het ingewikkelde verhaal. Ze laten elkaar nauwelijks de ruimte om te spreken, en haspelen de feiten door elkaar, zodat hun relaas veel weg heeft van ordinair straatcommentaar op een of ander gruwelijk nieuwsfeit. Dit tafereel is een voorafspiegeling van het stuk, waaraan ook Manja Toppen, K?no Bakker en Oscar van Woensel hun bijdrage leveren.
Dat begint met een loeihard Sloop John B. van de Beach Boys, een nummer waarin de vrolijke close harmony en beat van de song in vreemd contrast staat met de tekst: "I feel so lonely, I want to go home!". Als het stuk talloze doden ver is, wordt het onderbroken door een disco-hit: Born to be alive van Patrick Hernandez, waar ijverig op gedanst wordt.
Rollen worden bijna willekeurig over de acteurs verdeeld en karakters komen meer door tics en attributen tot stand dan door enige wijziging in de acteerstijl. De ontstellende bloederigheid van het verhaal verwatert zo zienderogen tot lachwekkende pulpfiction.
Het intrigerende is dat de nonchalance waarmee (niet) geacteerd wordt een schouwspel oplevert waarin je naar herkenbare, onbetwistbaar hedendaagse figuren zit te kijken. Geen uitzonderlijke figuren, maar doorsnee jonge mensen.
Merkwaardig genoeg wordt in die herkenbaarheid het zinloze, bijna achteloos uitgevoerde geweld uit Shakespeares stuk plots zeer aannemelijk, hoe onbegrijpelijk het ook is. Zo krijgt de niets ontziende manier waarop Dood Paard komaf maakt met alle theatrale geplogenheden plots een merkwaardige wrange relevantie. Theater blijkt nog steeds een spiegel te kunnen zijn van het publiek.
Nog vanavond in Monty (Antwerpen). Daarna in Brugge, Gent, Kortrijk, Leuven en Hasselt.