Date 1998-02-26

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords steelemega-bouwwerkenboeklezersalontafelboekbijbedoelingenautonomearchitectentoetsencontradicties

Oogverblindende bouwwerken: Een ambitieus kijkboek over hedendaagse architectuur

James Steele levert met 'Architectuur nu' een prachtige salontafelboek over de hedendaagse architectuur met grote A af. Heeft Steele in de begeleidende tekst bij al die prachtige plaatjes ook nog wat verrassends te zeggen?

Bij Stichting Kunstboek verscheen een lijvige turf over 'Architectuur nu' van de Californische hoogleraar architectuur James Steele. In een slordige vijfhonderd, rijkelijk met foto's verluchte bladzijden krijg je een overzicht van de beelden die de architectuur met grote A de jongste dertig jaar heeft opgeleverd.

De argeloze lezer, en voor hem is dit boek toch vooral bedoeld, zal zich wellicht afvragen "waar die architecten het halen". Voor een antwoord daarop kan hij terecht bij de tekst van Steele. Maar ondanks de soms ronkende ernst van diens betoog duiken daarin zo'n merkwaardige contradicties op, dat je toch wel begint te twijfelen aan de oprechtheid van die ernst.

In zijn inleiding stelt Steele uitdrukkelijk dat hij "de complexiteit van onderwerpen die de grondslag vormen van de hedendaagse architectuur" zonder bijbedoelingen wil behandelen. Dat wil zeggen: in tegenstelling tot anderen wil hij onbevooroordeeld kijken om aan alle verwarring een einde te maken zonder neerbuigen te doen tegenover de niet-geschoolde lezer. Het visueel materiaal dat het boek begeleidt, moet de lezer in staat stellen de praktijk van het hedendaagse bouwen te toetsen aan de theorie.

Daarbij realiseert Steele zich weldegelijk in welke mate consumptiedrang, het verlangen naar steeds nieuwe beelden of stijlen, wat kenmerkend is voor de huidige samenleving, ook de hedendaagse architectuur aantast. Het gevaar dat men de dringende opgaven van de architectuur, zoals geformuleerd in de moderne beweging, over het hoofd ziet, is dan ook reëel.

De vraag naar volkshuisvesting of ecologisch "schone" gebouwen in een periode waarin de wereldbevolking zich steeds meer in verstikkende en verpauperende steden samenpakt, is een van die "issues". een andere is de omgang met het verleden, de snelle uitputting van elke ideologische onderbouwing, waardoor alles snel een kwestie van "stijl" zonder meer.

Merkwaardig genoeg is het volledige betoog van Steele, naar inhoud en presentatie (een verblindende collage van foto's) een pertinente ontkenning van al deze ambities.

Dat heeft alles te maken met de eerste ambitie van het boek: niets is onmogelijker dan zonder bijbedoelingen over hedendaagse architectuur te schrijven. Alleen al de uitzonderlijke concentratie van kapitaal die nodig is voor de meeste, in dit boek getoonde projecten, maakt het onmogelijk architectuur als autonome discipline te beschrijven.

Steele merkt dan wel geregeld op dat de huidige mega-bouwwerken "totems van een mondiale economie" zijn, maar hij onderzoekt niet systematisch welke druk daardoor ontstaat op het beroep en welke indirecte invloed dat heeft op de keuze van wat al dan niet architecturaal is - en dus in dit boek voorkomt. Het hele boek door blijft de fictie van architectuur als een autonome discipline, met een speciaal voorbehouden plaats op de Olympus van de kunsten, intact.

Ondanks alle problemen die aan het begrip kleven, houdt Steele zich netjes aan een indeling van zijn omvangrijke materiaal in "stijlen". (De naam van Charles Jencks, de oervader van dit soort stilistische scherpslijperij, wordt vreemd genoeg in dit boek echter niet genoemd.)

Alle contradicties die daarvan het gevolg zijn veegt hij netjes onder de mat door vier hoofdstukken toe te voegen die meer complexe "topics" samenvatten: Los Angeles, Japan, mega-bouwwerken en wereldsteden. Ze zijn het intellectueel schaamblad voor eerdere lacunes.

Het hoofdstuk over de mega-bouwwerken komt bijvoorbeeld niet veel verder dan een chronologische opsomming van de meest eclatante hoogbouwtorens van de jongste jaren. De discussies over de verhouding van die mega-bouwwerken tot oude steden reduceert Steele op een zouteloze manier tot een betekenisloos lijstje pro's en contra's.

Over Helmut Jahns "Messe Turm" in Frankfort noteert Steele bijvoorbeeld: "Jahn ondervond veel tegenstand van een lokale (sic!) Groene Partij, maar ondanks het vermeende gebrek aan subtiliteit sluit de toren goed aan bij de oude Fésthalle (1909) en bij de Kongreshalle uit dezelfde periode." Wat bedoelt Steele met goed aansluiten? Waartegen richtte het verzet zich? Hoe kan een gebouw van zeventig verdiepingen "subtiel" zijn? Allemaal vragen waarover Steele, in zijn zucht naar onbevooroordeeldheid, zwijgt.

Kritiek, hoe objectief ook, die niet werkt met scherpomlijnde begrippen en argumenten, is geen kritiek en leidt ook niet tot enig begrip.

Even onduidelijk is de keuze van de gebouwen en de architecten die Steele vermeldt. Waarom - dicht bij huis - wel Jo Coeiien en Mecanoo vernoemen, maar niet Willem-Jan Neutelings? Waarom besteedt hij nauwelijks een woord aan de gangbare bouwproductie waarbinnen de vermelde projecten functioneren, en waarmee ze, op z'n minst in een antagonistische verhouding verbonden zijn? En als het dan de bedoeling is om, door de nevenschikking tekst-beeld, de theorie aan de praktijk te toetsen, waarom zijn er dan geen plannen, sneden en ontwerpschetsen opgenomen (wat vaak het inzicht beslist ten goede zou komen).

Een architect als Koolhaas, wiens oeuvre enkel door een analyse van plattegronden en toelichtingen te doorgronden is, komt er op die manier vrij bekaaid af. Niet toevallig is Koolhaas een architect die op extreem polemische wijze het debat de jongste vijftien jaar heeft beheerst. Hij maakte komaf met lauwe appreciaties à la Steele, en vooral, met de idee van architectuur als autonome kunst.

De ironie van dit boek is dat het door de combinatie van (overigens zeer taai leesbare) tekst en foto-materiaal een belangrijke bijdrage levert aan het in de inleiding zo verfoeide "consumentisme" van architectuurbeelden. De werkelijke mededeling is: wie rijk en gek genoeg is, zal in de hier gepresenteerde keur van architecten wel iemand van zijn gading vinden.

De combinatie van veel bombarie met een uiterst lichte boodschap in boekvorm heet salontafelboek. Meer is het niet. Maar ook niet minder. De fotografie is immers schitterend.