Date 1998-03-11

Publication De Standaard

Performance(s) Déja donné

Artist(s) Sandroni, SimoneFlory, Lenka

Company / Organization

Keywords bloemenongevraagdmuizenvallenslèmovabelangeloosaanbiedenrijbenedenvassargalanterie

Simone Sandroni tornt aan onzichtbare grenzen

De Italiaan Simone Sandroni en de Tsjechische Lenka Flory, ooit lid van Vandekeybus' gezelschap, maakten samen de dansvoorstelling Déja donné, nu te zien op het Festival De Beweeging. Vertederende en grappige beelden over menselijke betrekkingen, met een donker randje.

Het decor zet de toon: het bestaat uit niets dan een achterdoek en vele draden, waaraan bloemen geregen zijn. Die hangen van bovenuit naar beneden tot boven de hoofden van de dansers. Een lange rij muizenvallen vormt de grens tussen het publiek en de dansers.

Sandroni en Ondrej Vassar staan naast elkaar het publiek te monsteren. Je voelt dat ze iets van plan zijn. En inderdaad, plots springt Sandroni de scène af en gaat, met een iets of wat opzichtige galanterie, een meisje een bloem aanbieden. Ook andere dansers zullen later bloemen aanbieden, maar ten slotte, naar het einde van de voorstelling, zullen ze die allemaal weer terug gaan halen. Wat wrokkig, alsof ze teleurgesteld zijn in de lauwe reactie op dit onverwachte geschenk.

In deze opening zitten zowel het thema als de middelen van de voorstelling al ingebakken. Het gaat natuurlijk over bloemen en liefde geven, belangeloos en ongevraagd, en dan (soms) ook het deksel op de neus krijgen. Maar vooral de vorm waarin dat gebeurt is zeer merkwaardig. Door het directe contact met de toeschouwers, door de overdreven gestileerde gestiek die hier aangekondigd wordt (met bijna letterlijk een lach en een traan), herken je vaag de invloed van de commedia dell’arte traditie.

Dat wordt in de daaropvolgende solo van Markéta Slèmova bevestigd. Bij een lyrisch-geëmotioneerd lied gaat zij frontaal vooraan staan. Ze maakt weidse maar heel precieze gebaren, bijna als een ter plekke uitgevonden gebarentaal. Eerst alleen met de ledematen, maar al snel met het hele lichaam. Het lijkt wel een verhaal dat niet in woorden te vatten is.

Als dan ook de andere dansers erbij komen, gebeurt dat met diezelfde bijzondere gebarendanstaal, die per danser een eigen uitwerking krijgt. Wisselende contacten en configuraties, kleine scènetjes die op een meer uitgesproken manier mimisch van karakter worden, helpen mee om het beeld te laten ontstaan van een plein waar al dan niet toevallige ontmoetingen felle emoties laten oplaaien.

Op het einde staat Slèmova, met dezelfde muziek als bij het begin, weer alleen in het midden van de scène. Terwijl de bloemen naar beneden zakken en de scène omvormen tot een bloemenwoud, halen de andere dansers mensen uit het publiek om de vrouw te omhelzen.

Dat is een merkwaardig moment. Hier word je als toeschouwer geplaatst in de rol van diegene die ongevraagd en belangeloos een onbekende andere liefkoost. En je voelt dezelfde, ongemakkelijkheid als bij de aanvang van de voorstelling, toen er ongevraagd bloemen gegeven werden. Een situatie die op het eerste gezicht veeleer bevreemding, en zelfs een soort angst oproept dan een prettig gevoel.

Op die manier maakt de voorstelling de onzichtbare barrières die we rond ons optrekken, en die slechts een enkeling durft te doorbreken, voelbaar.

Plots begrijp je ook de muizenvallen op de rand van de scène, Terwijl er druk op en af de scène gelopen wordt, wordt een val geraakt en als een rij dominostenen klappen ze een na een dicht. Dit soort grenzen is niet op een evidente manier te slechten. De onbevangenheid waarmee er hier aan getornd wordt, is op een luchtige, erg zuiders aandoende manier ontroerend en prikkelend.

Later dit jaar in Brussel te zien in Europalia Tsjechië.