Date 1998-05-14

Publication De Standaard

Performance(s) La fuite au paradis

Artist(s) Khleifi, Michel

Company / Organization

Keywords palestijnballingschapepischefuiteparadisongezoutenvluchtelingenamateurslotgevallenkunstenfestival

Michel Khleifi niet volgens artistiek boekje

Sommige voorstellingen dwingen je om je kader als recensent aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. La fuite au paradis van Michel Khleifi is er zo een. Je kunt deze productie van het KunstenFESTIVALdesArts moeilijk als interessant waarderen binnen de context van de hedendaagse westerse kunst. Toch valt ze onmogelijk als naïef of artistiek irrelevant af te wijzen.

Michel Khleifi is een naar België uitgeweken Palestijn, die onder meer enkele bejubelde films maakte over de Palestijnse wereld in ballingschap. Van opleiding is hij echter theaterregisseur, met een diploma behaald aan het Brusselse INSAS. Met La fuite au paradis keert hij, op verzoek van het Kunstenfestival, terug naar het theater.

Dit stuk, waarvoor hij zelf de tekst schreef, vertelt het verhaal van de vele vluchtelingen die in ons land aanspoelen, op zoek naar asiel of een betere toekomst. Daarbij komen ze vaak letterlijk van een kale reis terug.

We volgen vooral de lotgevallen van de zwarte Désiré (what's in a name?) en zijn vriendin Fatou, die in de clandestiniteit leven, en van de Palestijn Saïd. Die laatste is op zoek naar Claire, een hulpverleenster waar hij een verhouding mee had. Puur exotisme van haar kant, zo blijkt, als ze hem harteloos afwijst, met de nodige valse schaamte en flauwe argumenten.

Deze twee verhalen zijn vooral een kapstok om een beeld op te hangen van de soms mensonterende situaties waarin vluchtelingen belanden. De beruchte "gesloten centra" en het overheidsoptreden in het algemeen, maar ook de clandestiene arbeidsmarkt en de xenofobie van Belgen moeten het hierbij zwaar ontgelden.

Maar Khleifi richt zijn blik ook op de eigenaardige gemoedsgesteldheid waarin de mens in ballingschap verkeert. Vragen over de toekomst, of zijn kinderen hem nog zullen verstaan en begrijpen, en melancholische mijmeringen over het land dat verlaten werd, worden op vele manieren aangebracht.

Hele stukken van het verhaal worden op een bijna rituele manier, met sterk gestileerde dansen en gezang verteld. De heterogene groep van individuen wordt dan al snel een zinnebeeld van een mensheid in beweging, eerder dan de uitdrukking van concrete lotgevallen. Op die momenten heeft het stuk ongegeneerd een brede epische adem. Als een concreet personage aan het woord komt, wordt Khleifi een meer conventionele theaterverteller. Wellicht niet toevallig zijn dit niet de sterkste momenten van het stuk. De ongezouten kritiek op het Westen is bijvoorbeeld wel in mooie poëtische taal verpakt, maar niet bijster genuanceerd.

Voor zijn voorstelling wou Khleifi aanvankelijk een beroep doen op amateurs van verschillende nationaliteiten. Uiteindelijk werd dat vooral een ploeg van jonge, afgestudeerde acteurs en muzikanten uit de vier windstreken. De onbevangenheid waarmee ze zich storten in dit verhaal heeft echter iets van de ongekunsteldheid en overtuiging, die ook bij amateurs vaak de gebrekkige technische bagage compenseren. In die zin sluiten zowel verhaal als cast perfect aan bij de betrachting van het Kunstenfestival om de vinger aan de pols te houden van de levende realiteit van de stad Brussel.

Zelfreflectie, nuance en technische perfectie zijn in deze voorstelling ingeruild voor een epische verhaaltrant, ongezouten kritiek en sterke emotionele betrokkenheid van de acteurs. Af en toe heeft het daardoor verdacht veel weg van vormingstheater.

En toch is er iets onmiskenbaar authentieks en ontroerends aan deze voorstelling. Khleifi heeft het niet over een te verbeteren systeem, maar over vragen en angsten van individuen in een snel veranderende wereld. En dat is wel niet volgens het westerse artistieke boekje, maar je staat wel even stil bij vragen die je gewoonlijk afhoudt.

Tot en met 17 mei in Théâtre Marni, Eisene, om 20.30 uur, 16 mei om 22 uur (070- 233.889).