Date 1999-03-11

Publication De Standaard

Performance(s) Interview

Artist(s) Copraaij, RenéeO'Connor, Dennis

Company / Organization

Keywords connorcopraaijrotsblokbijspijkerenhermafrodietklankbandrenéeambigudennispassen

Spanning tussen de seksen

Brussel -- Wie als hermafrodiet geboren wordt, is geen prettig lot beschoren. Dat hoor je op de klankband bij Interview, de dansvoorstelling die Renée Copraaij en Dennis O'Connor samen maakten.

De dans zelf is helemaal niet zo expliciet als het gruwelijke verhaal van de klankband. Het geluid illustreert de dans zelfs niet.

De klankband, met sterk vervormde tekstfragmenten, laat horen hoe ouders en medische stand met vereende krachten een hermafrodiet kind willen bijspijkeren, tot het van slechts één geslacht de kenmerken vertoont Bijspijkeren is wel het woord, want blijvende verminking is het offer voor de gewenste ondubbelzinnigheid.

De dans daarentegen cultiveert ambiguïteit, al was het maar door geen duidelijk onderscheid te maken tussen een mannen- en een vrouwenrol. De verschillen tussen de dansers hebben een heel andere oorsprong.

In de ogenblikken waarop de dansers dezelfde passen doen, is dat misschien wel het meest flagrant. Dennis O'Connor zet bewegingen heel licht aan, als ijle pentekeningen, bijna rimpelingen op het water die maar een heel klein briesje behoeven om helemaal van structuur en tekening te veranderen. Hij lijkt ook nauwelijks gewicht te hebben, zelfs zijn blik is heel vluchtig.

Renée Copraaij daarentegen plaatst haar bewegingen heel precies, werkt ze telkens af als een afgerond teken, een sculpturale positie. Dat impliceert ook zwaarte en stevigheid, die bij O'Connor volledig ontbreken.

Zij heeft ook een doordringende, gerichte blik. Geen wonder dat het unisono bewegen vaak slechts van heel korte duur is: meestal ontspringt O'Connor al na enkele passen de dans om op onnavolgbare wijze weg te wervelen.

Het merkwaardige is in elk geval dat er slechts uiterst zelden gezinspeeld wordt op de sekse van beide dansers, wat de spanningen en verschillen tussen beiden soms merkwaardig ambigu maakt.

In het eindbeeld bijvoorbeeld gaan beide dansers ruggelings, met de benen open, op een rotsblok liggen in het midden van de scène. Maar ook dat blijft ambigu, want door hun kledij zie je nauwelijks een verschil tussen de twee paar benen en onderlijven die daar als het ware zonder bovenlijf hangen.

Op een "microscopisch" niveau slaagt de voorstelling erin om haar ambitie waar te maken om "het zichtbare en het onzichtbare, het enkelvoudige of het dubbele" tastbaar te maken. De totaalstructuur is echter wat problematisch. Het zijn de klankband van David Linton, en vooral het decor van Sven Van Kuijk die samenhang moeten garanderen in een eindeloze schakeling van stuiptrekkingen, uithalen, passen.

Het mooie decor doet dat voortreffelijk. Het suggereert een gesloten kamer (een lab, een proefopstelling) met wanden opgebouwd uit grote, ruwe platen uit polyester. In het midden ligt een reusachtig, grijs rotsblok, met een breuklijn in de helft.

De belichting verandert voortdurend op toverachtige wijze de aard en de sfeer van deze kamer. Op het einde worden de wanden zelfs de transparante, lichtende achtergrond voor een wild dansje. Dankzij dit decor blijft de voorstelling de hele tijd boeien, ook als de dans zijn inzinkingen kent.

"Interview" is nog tot en met 13 maart te zien in de Studio van het Kaaitheater in Brussel (02-201.59.59).