Date 1999-04-06

Publication De Standaard

Performance(s) The Vertiginous Thrill of ExactitudeIn the Middle Somewhat ElevatedWoundworkPas/Parts

Artist(s) Forsythe, William

Company / Organization Ballet de l’Opéra

Keywords woundworkexactitudevertiginousopérasomewhatelevatedthomtraagheidvirtuositeitmiddle

William Forsythe haast zich langzaam: Virtuoze comeback bij Parijse Ballet de l'Opéra

William Forsythe haast zich langzaam

Virtuoze comeback bij Parijse Ballet de l'Opéra

Van onze medewerker PARIJS -- In 1983 nodigde Rudolf Nurejev choreograaf William Forsythe uit om "France/Dance" te maken voor het Parijse Ballet de l'Opéra. Forsythe stond toen pas op de drempel van de grote roem. Een tweede uitnodiging in 1987 voor "In the Middle Somewhat Elevated" leidde tot de doorbraak van Forsythes ingenieuze deconstructie van het klassieke ballet bij het Franse publiek. Nu is hij met veel verve terug in een programma waarin twee nieuwe en twee oude werken een dialoog aangaan.

Het Ballet is, in tegenstelling tot Forsythes eigen Ballet Frankfurt, het archetype van de klassieke balletformatie. Geen buitenissige figuren hier, maar ideale lichamen en een sterke nadruk op visuele en technische perfectie (met het onvermijdelijke suspense-element van de mogelijke mislukking). Je realiseert je na de voorstelling dat Forsythe dat aspect van het ballet hier intelligent bespeelt. Het duidelijkst is dat in de twee bestaande stukken. The Vertiginous Thrill of Exactitude, een licht ironische, maar liefdevolle hommage aan het werk van Balanchine, drijft op het dubbele plezier van extreme virtuositeit en snelheid enerzijds, en een doelbewuste luchtigheid anderzijds. Puur neoklassiek divertissement, met veel knipoogjes naar de traditie, maar van een hallucinante technische perfectie.

In the Middle Somewhat Elevated, het stuk waarmee de avond opent, glijdt heel wat minder zacht binnen, niet alleen door de bruuske klankstoten van Thom Willems, maar door de vreemde combinaties van klassieke passen en figuren die hier staccato opgevoerd worden. Maar ook in dit stuk: een snelheid en virtuositeit die je bijna de extreme complexiteit van de bewegingen doen vergeten.

Dat kan je allerminst zeggen van Woundwork, een dubbele pas de deux met Isabelle Guérin en Laurent Hilaire en Carole Arbo en Manuel Legris, "gesandwicht" tussen de twee bestaande stukken. In plaats van de abstract zwarte scène van die stukken bevinden de dansers zich hier in een "kijkdoos". Fascinerende lichteffecten en kleurwisselingen van de wanden versterken de dramatiek van de lichamen. Twee dingen vallen dadelijk op: de dansers beginnen met de rug naar het publiek, en treden langzaam achterwaarts: een omkering van de conventie. Ten tweede blijft de initiële traagheid het stuk beheersen, nog versterkt door muziek van Thom Willems die klinkt als een sterk ontregelde, zeurende opname van strijkers. Zo gaat de klemtoon van het stuk volledig op de uiterst precieze mechaniek van de dansers liggen. Hoe ze een figuur opbouwen, afbreken en terug in elkaar zetten, hoe hun lichamen zich verstrengelen. Als de mannen de aantrippelende vrouwen slepen en de lucht inheffen -- beelden van een verbluffende schoonheid -- ontstaat een paradoxale kijkervaring. Je voelt de zwaarte van de lichamen en de extreme moeilijkheid van de beweging bijna lijfelijk, maar tegelijk blijft de magische lichtheid en moeiteloosheid van ballet intact aanwezig.

Pas/Parts, een werk voor 15 dansers bevat, binnen dezelfde setting als Woundwork, meer staaltjes van vertiginous exactitude. Het bestaat uit twintig korte stukjes, solo's, duetten, trio's en enkele grotere groepen. Ook hier speelt Forsythe allerlei spelletjes met het klassieke centralisme van het ballet. Maar de "clou" van de voorstelling zie je pas na enige tijd. Ondanks de homogeniteit (hoe complex ook) van het bewegingsmateriaal doet de dans je steeds vaker onwillekeurig aan een gecodeerde dansvorm als jive, reidansen of cha-cha-cha denken. Dat bleek achteraf ook de opzet. "Pas" staat voor een basisbewegingszin, "Parts" staat voor de complexe operaties die erop uitgevoerd worden met Raymond Queneaus Exercises de style (99 varianten, telkens in een andere stijl, van hetzelfde verhaal) in gedachten. In tegenstelling tot de bijna pijnlijke traagheid en precisie van Woundwork voert dit stuk naar choreografische uitspattingen: fragmenten waarin dansers als Kader Belarbi, Nicolas Le Riche, Peggy Grelat de grenzen verleggen van wat in ballet denkbaar is, niet alleen qua virtuositeit, maar ook qua inventiviteit. Pieter T'JONCK