Date 1999-04-22

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords sennettverwevenheidgemiddeldgenreboekjeauteuruitgroeitborstelstrekenschoonsstedenschoon

Landschap te kijk

Landschap te kijk

De Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon, ooit opgericht door toonaangevende kunstenaars en dichters, bestaat ongeveer honderd jaar, en viert dat met een boekje. Kunsthistoricus Johan Pas werd gevraagd zijn ideeën over de verhouding tussen het genoemde schoons en de kunst aan het papier toe te vertrouwen. Buiten en binnen - visies op en door het actuele landschap heet dit compacte, mooi uitgegeven boekje (Epo, 22 x 22 cm, 78 blz., 485 fr.). Pas wijdt zich met voorbeeldige didactische ijver aan zijn taak. In een eerste deel stelt hij het begrip "landschap" scherp door te wijzen op de intieme verwevenheid van het werkelijke, fysieke landschap en de voorstelling die wij ons daarvan vormen. Die verwevenheid blijkt uit het feit dat beide met hetzelfde woord landschap worden aangeduid. In enkele bladzijden geeft Pas vervolgens een heldere uiteenzetting van inzichten die ondertussen algemeen ingang hebben gevonden, zoals de gedachte dat de tegenstelling natuur-cultuur geen evidentie meer is (en dat nooit geweest is).

Na deze korte introductie vervolgt de auteur met een historisch overzicht van het genre, naar eigen zeggen "in vogelvlucht". In een drafje schetst hij de evolutie vanaf de renaissance, waarin het genre een zelfstandige plaats verwerft, over barok en klassieke tijd tot de romantiek, waarin de natuur uitgroeit tot zinnebeeld van het sublieme. Enkele ruwe borstelstreken geven de negentiende eeuw weer, tot aan de stille dood van het genre in zijn oude vorm door de opkomst van de fotografie.

Meer dan de helft van het essay gaat vervolgens over de periode van de Eerste Wereldoorlog tot nu, met een zware nadruk op de jongste dertig jaar. Alles wijst erop dat de auteur heeft geprobeerd vooral de betekenis van deze periode, niet alleen in de kunst, maar ook in de landschapsarchitectuur en stedenbouw, te duiden. Maar hier vergaloppeert hij zich: door te veel te willen zeggen, zegt hij uiteindelijk niets meer. Een auteur als R. Sennett wordt zelfs onrecht aangedaan door hem uitsluitend op te voeren als iemand die beweert dat steden onleefbaar zijn geworden. Het omgekeerde is eerder waar: Sennett houdt juist een hartstochtelijk pleidooi voor de morele waarde van steden, hoezeer ze ook in verval mogen zijn.

De proef op de som voor de waarde van het boek is echter het derde deel, waarin enkele "landschappen" van hedendaagse, in Vlaanderen werkende kunstenaars, worden besproken. De bedoeling is duidelijk niet het werk van elk van deze kunstenaars meer inzichtelijk te maken. De beperkte omvang van de toelichtingen laat zoiets ook niet toe. Als een volleerde tentoonstellingsbouwer belicht Pas vooral die aspecten die relevant zijn voor zijn thema.

Daarmee worden geen potten gebroken, en evenmin verkeerde dingen gezegd. Maar het grote belang van een en ander wordt er ook niet meteen duidelijker door. Het lijkt allemaal gemiddeld interessant. Misschien moeten we al blij zijn dat een gelegenheidsboek als dit een gemiddeld interessant niveau haalt. Maar bron van grote vreugde is zo'n boek nu ook weer niet.

Pieter T'Jonck