Date 2001-10-24
Publication De Tijd
Performance(s) Weak Dance, Strong Questions
Artist(s) Burrows, Jonathan • Ritsema, Jan
Company / Organization
Keywords burrows • ritsema • conventie • tegenstrijdige • niet-adequate • vragen • spelregel • toelaat • zou • jonathan
Verwarrend helder
Over Weak
Op het eerste gezicht kan je de voorstelling in enkele zinnen beschrijven. Veel inzichten levert dat echter niet op. Het enige wat je dan doet, is immers de randvoorwaarden ervan opsommen, en die zijn heel eenvoudig. De zaal is egaal verlicht, grote ramen laten klanken en beelden van de buitenwereld binnensijpelen in de voorstelling. Het publiek zit op een min of meer conventionele tribune, aan de rand van de dansvloer. Bij de aanvang van de voorstelling legt Burrows in een inleidend woordje uit dat de voorstelling 50 minuten duurt. Er worden nog wat kussens uitgedeeld, en dan beginnen de twee mannen te dansen. Geen virtuoze dans - Ritsema is trouwens geen danser van opleiding en hij doet geen enkele moeite om dat te verhelen - en ook geen duet in de gebruikelijke betekenis van het woord. De enige spelregel in deze dans lijkt te zijn dat je nooit mag stoppen met bewegen, de hele 50 minuten lang. Na enige tijd merk je dat er misschien nog een tweede spelregel is: als er zich in de bewegingen iets als een vaste figuur begint af te tekenen, of een schijn van bravoure, dan wordt dat ogenblikkelijk afgebroken. Van enige aanzet tot een inhoud, een choreografisch thema, laat staan een verhaal, is al helemaal geen spoor te bekennen.Zo lijkt het wel alsof de dansers nog enkel bewegen op de impuls van het moment. De dans is daardoor ongeveer net zo disparaat en discontinu als de willekeurige stroom van gedachten die in een onbewaakt moment door je hoofd gaan. Dat geldt ook voor de bewegingen. Die zijn zelden gewoon. Vooral Burrows blinkt uit in combinaties van houdingen van romp en ledematen die vreemd en verwrongen zijn. Hij lijkt zich telkens weer af te vragen welke beweging nog mogelijk is eens hij zich in een knoop gedraaid heeft. Andere keren beweegt hij armen en hoofd net alsof hij zo in gedachten verzonken is dat hij niet merkt dat hij onwillekeurig met gebaren zijn mijmeringen ruimtelijk uitdrukt. Maar hoe vreemd het ook loopt, nooit wordt zon situatie geduid of uitgewerkt. Ze wordt ook nooit aangegrepen om te scoren of te verleiden. Het tempo van de voorstelling is daarvoor veel te rustig. Elke beweging wordt duidelijk en vrij traag aangezet; de inspanning die ze vergt, kan je duidelijk aflezen, maar wordt nooit benadrukt.
Weerloos kijken
Kijken naar deze voorstelling voelt aanvankelijk onwennig, zelfs ongemakkelijk aan. Het soms stuntelige karakter ervan en het uitblijven van een samenhang maken je enigszins weerloos. Moet je je generen voor wat hier gebeurt? Valt er iets te begrijpen? Waarnaar dan te kijken? Wat zijn de vragen uit de titel?
Na korte tijd heb je maar twee mogelijkheden. Je haakt af en gaat weg, of je laat je meedrijven op deze gestage stroom van bewegingen. Als je dat laatste doet, is het effect beslist merkwaardig. Je komt immers tot de vaststelling dat je als kijker voor een keer niet in een hoek gedwongen wordt waar er iets te begrijpen of te beoordelen valt. Je kijkt naar een onvermoede, ongekende verzameling van bewegingen waarvan de samenhang steeds verder terugwijkt. Elke vraag die je stelt over wat je ziet, schampt af op het gebeuren en genereert andere vragen. De enige noemer waaronder alle bewegingen vallen, zijn twee lichamen met hun eigen fysieke mogelijkheden en zelfs tics. Die krijgen, door het wegvallen van alle bijkomstigheden, een onvermoed sterke presentie. Ze zijn niet meer aangekleed door een choreografie en een enscenering, maar staan er op zich, voor zich. Je lijkt voor de eerste keer te kijken naar dansende lichamen die niet naar iets buiten zichzelf verwijzen.In een gesprek na de voorstelling zetten Ritsema en Burrows een en ander nog eens op een rijtje. Beiden geven al lange tijd les aan PARTS, de choreografie-opleiding verbonden aan
Deze voorstelling is heel kaal, alle theatrale middelen zijn tot hun uiterste minimum gereduceerd. Jullie negeren ook haast elke theatrale conventie. Enkel de plaats van de toeschouwers tegenover het gebeuren is zoals gebruikelijk. Waarom spelen jullie het werk niet en rond, als er geen duidelijke focus is?
Ritsema: We vragen de kijker een andere esthetica te aanvaarden. Als ze in een ongebruikelijke opstelling zitten, gaan ze daarover nadenken. Dat kan alleen maar de aandacht van de zaak afleiden. Ik ben het er ook niet mee eens dat de voorstelling kaal is. Die bewering houdt enkel steek als je uitgaat van een bepaalde standaard over hoe theater er zou moeten uitzien. Maar kunst hoeft zich niet aan standaarden te houden. Je zou integendeel kunnen zeggen dat de voorstelling heel rijk is omdat ze zoveel toelaat.
Niet voor, niet tegen
Jonathan
Ritsema: Die tegenstrijdige ervaringen van kijkers, in welke richting ook, hebben ook iets te maken met onze opstelling. We willen de zaak zelf niet onder controle houden. We sturen het gebruik van tijd en ruimte op geen enkele manier. We nemen ons enkel voor om iets te maken dat we kunnen maken, en dat zo helder mogelijk te doen. We willen alles in een in-between-staat houden. Er is in deze voorstelling geen koehandel gaande tussen publiek en dansers waarbij je telkens ogenblikkelijk afrekent met wat er gebeurt. In gewone voorstellingen heb je vaak een vernederende verhouding tussen kijkers en uitvoerders. De kijker zit dan klaar om genadeloos te oordelen over wat er op het podium gebeurt. De uitvoerders zijn niet beter: met effectbejag behandelen ze het publiek als een stel kleuters die alleen bij de meest uitdrukkelijke signalen oppikken wat er aan de hand is. Maar hoewel we goed weten wat we doen, het blijft ons verbazen hoe sterk toeschouwers reageren op dit werk.
Is dat ook niet omdat dans gewoonlijk een veel grotere interpretatievrijheid laat voor de toeschouwer? Bij teksttheater worden mogelijke betekenissen alleen al door de tekst veel sterker ingeperkt. Je kan er geen vragen dansen.
Ritsema : We zoeken geen diepte, geen strijd. Wat we doen, is het oppervlak der dingen zo ver mogelijk uitstrekken. We tonen zoveel we kunnen van wat zich aan de oppervlakte aandient. Op die manier kan je zeggen dat de voorstelling wel puzzling is door zijn uitgebreidheid, maar tegelijk oppervlakkig. In de oppervlakte van de dans hebben we alles, het mooiste en het lelijkste, opgeslorpt.
Weak