Date 2001-11-28

Publication De Tijd

Performance(s) Kwartet

Artist(s) Roofthooft, Dirk

Company / Organization

Keywords roofthooftkwartethebbenmüllermijregisseurmijneerstegraadsontmoetingwatervlakte

Het spel buitenspel

Dirk Roofthooft heeft voor de regie van Kwartet van Heiner Müller zijn intrek genomen in een appartement van De Bottelarij aan de Brusselse Hooikaai. Het raam biedt een prachtig uitzicht op het plein in het centrum vlak achter het oude theater dat nu in de stellingen staat. Het appartement lijkt zo weggelopen uit een tijdschrift uit de jaren 60 over goed wonen, parketvloer, bankstel en ingebouwd haardje inbegrepen. Roofthoofts aanwezigheid laat echter, afgezien van wat cd's en een stapel papieren, boeken en tijdschriften op tafel, weinig sporen na. Dit is duidelijk een werkverblijf, een kluizenaarscel. Geen koffie, geen alcohol, enkel thee of water kan de tijdelijke gastheer ons aanbieden vooraleer het gesprek van wal steekt.

Een afspraak maken voor dit gesprek was overigens niet zo makkelijk. Niet alleen omwille van een drukke agenda. Zonder omwegen deelt hij mee dat hij een broertje dood heeft aan interviews, en ons trouwens al een kwartier eerder verwachtte. Want op deze vrijdagmorgen verwacht hij nog wat telefoons, tegen de middag moet hij naar de VRT voor alweer een interview en vanaf twee uur start de repetitie opnieuw. En die is heilig. De tijd van interviewer en fotograaf is dus beperkt. Er komen inderdaad nogal wat telefoons. Maar zo defensief als het gesprek start, zo genereus is Roofthooft eens hij op zijn praatstoel zit. Bovendien heeft hij het benijdenswaardige talent om zonder haperen of zelfs gedachtenpauzes, zijn gedachten in volzinnen te gieten. En die blijven elkaar in verbazingwekkend tempo, veel langer dan de voorziene drie kwartier, opvolgen.

Ik moet je waarschuwen dat ik weinig zal vertellen over deze voorstelling. Ik wil de waarneming van de kijker zo weinig mogelijk manipuleren. De eerstegraadsontmoeting met het stuk moet zo intact mogelijk bewaard blijven. Het is ook moeilijk om te praten over werk waarmee je bezig bent. Je komt er als het ware buiten te staan. Je bent het op de duur kotsbeu om jezelf te horen praten, om steeds weer dezelfde uitleg te geven. En dan heb ik nog het geluk dat ik met theater bezig ben. Stel je maar eens in de plaats van een choreograaf. Hoe moet die de precieze betekenis van een figuur uitleggen? Intuïtief weet hij perfect waarom een beweging op een bepaalde manier geconstrueerd en uitgevoerd wordt, maar dat is haast niet in woorden te vertalen. Ik lees daarom ook nooit programmaboekjes voor een voorstelling. Dat komt te veel tussen mij en het werk in te staan. En zelfs achteraf. The Sound of One Hand Clapping van Jan Fabre was voor mij een geniale voorstelling. Achteraf las ik een bespreking van Rudi Laermans over deze voorstelling. Zoals vaak was dat een briljante analyse, maar desondanks bleef ik na lezing met het gevoel zitten dat hij mij mijn stuk had afgenomen.

Conflicten zonder oplossing

Daar zitten we dan. De regisseur geeft toe dat een sluwe vos hem wel eens kan strikken om een tip van de sluier op te lichten, maar daar moeten we niet te veel op rekenen. Dus gooien we het over een andere boeg. Waarom Müller, en dan nog Kwartet, een stuk dat het laatste anderhalve decennium niet van het repertoire te slaan is?

Dirk Roofthooft: Ik maakte al vroeg kennis met Müller. Kwartet las ik rond mijn 22ste of 23ste, en voor mijn 24ste had ik alles van die man gelezen. Toen ik 23 was diende ik zelfs al een subsidieaanvraag in om dit stuk te regisseren. Toen dacht ik aan Pol Dehert en Anne-Teresa de Keersmaeker als acteurs. Dat is toen niet gelukt. Maar ik heb geduld. Ik kan wachten tot de juiste mensen en omstandigheden zich aandienen. Het bijzondere aan Müller is dat de conflicten die opgeroepen worden zonder oplossing blijven. Als iets schijnbaar opgelost wordt, is het enige gevolg dat het tegengestelde conflict des te sterker naar boven komt. Dat is een nuancering die ik ook bij mezelf herken. Op zijn werk is de boutade: Wie iets gevonden heeft, heeft slecht gezocht bij uitstek van toepassing. Ondanks zijn heel compacte manier van schrijven, zit alles erin. Zijn werk beschrijft een toestand, het zijn geen verhalen. De afloop is onbelangrijk. Het draait steeds weer om de nauwkeurige beschrijving van mensen, om hun failliet om van dit leven iets te maken. Als ze het ene nastreven, falen ze in het andere en omgekeerd.

Gebruik je de basistekst van dit stuk, de roman Les liaisons Dangereuses van Choderlos de Laclos?

Roofthooft: Integendeel. Ik heb mijn spelers verboden om dat te lezen. Het kan er volgens mij enkel toe leiden dat ook hun eerstegraadsontmoeting met de tekst van Müller bedolven raakt onder te veel informatie. Dat boek is trouwens verhoudingsgewijs eerder ontspanningsliteratuur. Terwijl het bij Müller gaat om het voortdurend blootleggen en weer toedekken van rauwe zenuwen. In een tekst geschreven vlak voor zijn dood beschrijft hij een wandeling met zijn kind op zijn rug. Langs de weg aan de ene zijde een watervlakte, aan de andere zijde een muur. Die tekst heeft een enorm destabiliserende werking. De muur staat soms voor leven, voor houvast tegenover de watervlakte, maar is evengoed een dam tegen de dood die erachter loert. Net zo is het water in de tekst tegelijk levensbedreigend, een symbool van de dood én symbool van leven. Alle interpretaties lopen in de tekst in elkaar over. En dat is ook zo in Kwartet. In dit stuk zit achter de maskers die mensen dragen steeds weer een ander masker. Het gaat over de noodzakelijkheid van spel om dit leven te spelen, maar ook over de gruwelijke gevolgen als het echte en het spel onontwarbaar verknoopt raken. Voor mij zou het stuk echt geslaagd zijn als de mensen achteraf discussiëren over wat er in deze dialogen nu echt gemeend is en wat niet. En zo ben ik natuurlijk toch mijn mond aan het voorbijpraten. Het is mijn probleem. Ik kan ook geen cadeautjes verzwijgen. Bij mijn huisgenoten wil ik soms alleen maar een hint geven, en voor ik het weet heb ik verteld wat er in het pakje zit. Ik wil al een soort blijdschap in hun ogen zien.

Je regisseert zelden. Waarom nu wel?

Roofthooft: Ik deed het in de laatste twintig jaar inderdaad maar een keer of vijf, zes. Ik doe het als het komt. In dit geval was het eerst de bedoeling dat ik zelf zou spelen. Maar toen Jan Goossens merkte dat het voor mij zowat een fetisj-stuk is, vroeg hij mij als regisseur. Kijk, dat is ook iets mülleriaans bij mij: als ik met het ene bezig ben, verlang ik naar het andere. Zodra ik voor een richting kies, steekt het verlangen naar een andere richting de kop op. Hoe meer theater ik doe, hoe meer ik naar film verlang. Hoe meer ik werk, hoe meer ik wil nietsdoen. Ik ben ook al twee keer voor een langere periode gestopt met werken. Maar als acteur ben ik ook al een gecamoufleerde regisseur. Bij Richard II ga ik bijvoorbeeld ook naar de repetities als ik er niet moet zijn. Dat verschil is niet zo groot. Als regisseur is het afhankelijkheidsgevoel echter groter. Het is ambetant als het niet lukt op het podium, en je kan niet overbrengen wat eraan schort. Je staat uiteindelijk aan de zijlijn. Acteurs maken de voorstelling. Hoezeer de regisseur ook zijn stempel wil drukken, zij moeten het creëren. Zelfs in film geldt dat, al beweert men dat film van een slechte acteur een goede kan maken en omgekeerd. Daar komt bij dat je als regisseur geconfronteerd wordt met veel vergaderingen. Je wordt helemaal versplinterd tussen allerlei verplichtingen. Je moet interviews geven bijvoorbeeld. Als acteur sta je daar niet aan bloot. Iedereen doet zijn best om een veilige cocon te creëren waarin de acteur op zijn rol kan broeden. En terecht, want van hen moet het uiteindelijk komen.

Hoe heb je je acteurs, Katrien de Ruysscher en Steven Geerts, gevonden?

Roofthooft: Het zijn jonge mensen. Ze zijn 23 en 27 jaar oud. Hun onwetendheid van het stuk is even belangrijk als mijn zogenaamde kennis. Ik heb hen dat stuk gegeven zonder te zeggen wat ik erin zag. Ik wou dat zij met hun eigen inzichten voor de dag kwamen. Ik heb hen aan het werk gezien in Disco Pigs en vond het een prachtig koppel op scène. Zo'n generositeit voor elkaar, dat is fantastisch. Als regisseur werk je dan met dat materiaal, en je haalt er misschien onvermoede dingen uit. Dat is de reden waarom ik zelf altijd freelance gewerkt heb. Ik ben zelf ook nieuwsgierig naar wat iemand uit dit materiaal naar boven kan halen. Ik heb altijd nieuwe impulsen nodig. Ik wil niet bij één regisseur blijven.

Wat doe je dan als het niet lukt, als er niets bovenkomt?

Roofthooft: Als het acteren niet lukt, is dat een vreselijke ervaring. Dat heb je niet in de hand. Ik heb de eigenaardige wier dat ik altijd aandachtig naar mezelf luister om te horen of het waar is of niet wat ik zeg. En als dat niet het geval is, dan ben je onder het spreken inwendig treurig en kwaad dat het niet zo is. Dat sleep je al snel honderd regels verder mee. Ik ben ook moeilijk te overtuigen dat een voorstelling goed is als het voor mij zo niet aanvoelt. Terwijl ik omgekeerd van een ander wel snel aanneem dat het niet goed was, zelfs al had ik die indruk niet. Ik heb al vaak gedacht: als juryleden niet op deze maar op een andere dag naar een voorstelling waren komen kijken, dan had ik wellicht die onderscheiding niet gekregen. Recensies zouden ook niet op de avond van de première gemaakt mogen worden. Een voorstelling is nooit af bij de première, maar groeit in de confrontatie met een publiek. Mijn werk als regisseur stopt dus ook niet bij de première. Ik ben er elke avond om feedback te geven. Anders zou het wel een bijzonder saaie bedoening zijn. Het heeft mij altijd verwonderd dat acteurs vaak schrik hebben als de regisseur in de zaal zit. Als ik acteer ben ik blij als hij in de zaal zit om te horen wat allemaal niet goed is. Daarom is voor mij de afscheidsvoorstelling de belangrijkste, de meest complete.Ik kan er dan ook absoluut niet tegen als ze bij de laatste voorstelling een grap uithalen. Dat is een kwalijke gewoonte. In mijn herinnering is dat maar één keer ten goede gekeerd. Bij Julius Caesar van de Needcompany valt een spot op een bepaald ogenblik anderhalve meter naar beneden. Dat is een metafoor voor de val van het Romeinse Rijk. Maar bij de laatste voorstelling liet Mark Bisaerts die spot met opzet aan de verkeerde kant vallen. Van pure schrik maakte iedereen op dat ogenblik, alsof het een ingestudeerde choreografie was, vier passen om zijn as om te zien waar het gevaar loerde. Op dat moment, in dat stuk, was die verschrikte, simultane reactie, precies op zijn plaats. Ongevallen kunnen overigens soms een wonderlijke rol spelen. In De Keizer van het Verlies sneed ik mij in bloot bovenlijf op een avond aan een bord. De tekst maakt ook echt een toespeling op bloed dat vloeit, maar ik haalde dat fragment naar voren. Die avond zaten leden van de Wooster Group, berucht om hun vernuftige trucages, in de zaal. Achteraf hoorden ze mij uit hoe ik erin geslaagd was om zo levensecht bloed te laten vloeien. Ik heb hen de ware toedracht natuurlijk niet verteld.

Kwartet gaat in première in de Bottelarij,Delaunoystraat in Molenbeek op1 december om 20 u. en speelt daar tot 22 december. Bij sommige voorstellingen is Franstalige boventiteling voorzien.Info en speellijst: www.kvs.be of 02/412.70.70.