In de eerste week van de paasvakantie kun je in Brugge tijdens het kunstenfestival Kunstkoters verschillende manifestaties meemaken (zie ook pagina 4), waaronder, in het deel Kotercreaties, ook heel wat dansvoorstellingen van behoorlijk boeiende choreografen.
Een van de meest in het oog springende projecten is 8 fabels van La Fontaine, een reeks voorstellingen voor kinderen vanaf 6 jaar. Daarin geven acht choreografen en twaalf dansers hun interpretatie van de moralistische fabels van de Franse filosoof. Vier van die choreografen werkten aan het project in Montpellier, in het Centre Choréographique dat onder leiding staat van de Franse choreografe Mathilde Monnier. Herman Diephuis bewerkte De krekel en de mier tot De K en de F van La F. waarin de krekel en de mier de tekst van La Fontaine letterlijk aanvallen door op de letters te gaan zitten en/of hem te verscheuren, op te eten, te zingen, te gebruiken als kledingstuk. De schildpad en de haas worden door Corinne Garcia onder handen genomen. Het verhaaltje, herdoopt tot Loop rechtdoor is aanleiding voor een ritmisch en beweeglijk duel. De kikker en de os brengt Salia Sanou terug naar zijn kindertijd in Burkina Fasso waar de vertellingen en taalspelletjes van zijn grootouders grote indruk nalieten. Dat leidt tot een voorstelling waarin Europese moderne dans en Afrikaanse roots versmelten in het verhaal van een kikker die zo groot wil zijn als een rund. Alain Rigout ten slotte vertelt in dans het verhaal van De Reiger, waarin iedereen om beurten eet en gegeten wordt. Deze vier fabels uit Montpellier zijn te zien in het Concertgebouw op zaterdag 30 maart om 20 u., en worden gevolgd door het openingsfeest om 21.30 u.
Twee andere fabels zijn een eigen productie van Villanella. De Braziliaanse Maria Clara Villa Lobos waagt zich ook aan een bewerking van De schildpad en de haas, onder de titel XS. Villa Lobos interpreteert het verhaal als een fabel over sport en competitie, over de paradox tussen traag en cool zijn en snel, maar wel op dure sportschoenen. Op die manier stelt ze de vraag naar de relevantie van deze oude fabel in de eenentwintigste eeuw. De schildpad en de haas worden twee archetypes met een veelheid aan historische en culturele connotaties. Een andere Villanella-productie is Liesbeth Gritters interpretatie van De kameel en de drijvende stokken. Gritter vulde de opdracht voor een danswerkstuk nogal eigenzinnig in, want het resultaat is geen voorstelling, maar een film met de titel Van Heutszsingel. Daarin worden mensen dieren die eten met mes en vork. Voor Gritter gaat de fabel in de eerste plaats over het kijkgedrag van het publiek. Gritter houdt immers van bewegingen die zij ontdekt na nauwkeurige observatie van de menselijke diersoort. Gritter is lid van het Nederlandse gezelschap Kassys, dat zich onderscheidt door zijn oog voor de absurditeit van het banale, alledaagse leven.
De laatste twee fabels zijn van de hand van Bertrand Davy en Dominique Rebaud. Davy is gevormd door jazz-, tap- en klassieke dans en werkt sinds lang met kinderen uit de lagere school. Voor zijn interpretatie van De raaf en de vos gaat hij terug naar zijn eigen herinneringen als kind aan het sprookje. Met Louis de Funès en Yves Montand in het achterhoofd wandelen we als eekhoorns, salamanders of hazen over de scène. Het publiek speelt een actieve rol in deze voorstelling, want de vleier scoort pas als hij een naïeve toehoorder vindt. Dominique Rebaud bewerkt het verhaal van De stadsrat en de veldrat. Voor haar is deze fabel een ode aan de natuur en de eenvoud die bij het begin van het derde millennium niets van zijn aantrekkingskracht en waarachtigheid verloren heeft. Dominique Rebaud laat het lawaai en de drukte van de stad botsen tegen de melodieën en geluiden van het platteland. Daarvoor voert zij twee hiphoppers ten tonele, die op tocht gaan naar het platteland. Deze fabels zijn, samen met de vier fabels uit Montpellier, telkens per twee te zien op donderdagnamiddag 4 april vanaf 14 u. in het Concertgebouw.
Een laatste dansvoorstelling op dit festival is Jambes à son cou van Compagnie Wood Delaporte Manège. In deze voorstelling voor kinderen vanaf 4 jaar van Charlotte Delaporte en Edwige Wood laten de twee danseressen zien hoe je een dans kan maken van uitdrukkingen als ik heb een lange arm of ik leef op grote voet. Of hoe je kan dansen met tien koffiekopjes in een hand. Of bewegen met een lichaam dat helemaal rond is. Of hoe je met een streepje licht benen en armen kan veranderen in een puzzel. Delaporte en Wood maakten eerder al Dromedarissen zijn geen kamelen een voorstelling waarmee ze aantoonden dat dans een verrassend en speels medium kan zijn voor de allerkleinste kijkers. Deze voorstelling staat op zaterdag en zondag 6 en 7 april telkens om 14 u. in De Biekorf, Kuipersstraat 3 in Brugge. Naast dansvoorstellingen zijn tijdens dit festival ook voorstellingen van onder andere Walpurgis en Luxemburg te zien. Er is ook een programma Kotertrips, verkenningen van de stad Brugge te voet, in een bootje, een koets of met de fiets van de stad. Meer inlichtingen over reservaties en locaties: tel. 070/22.33.02 of www.brugge2002.be.
Ondertussen in de StadsschouwburgDansliefhebbers in Brugge hebben drukke dagen, want ook het Tsjechische gezelschap Déja Donné van Lenka Flory en Simone Sandroni en Le Ballet du Nord zijn kort na elkaar te gast in de Stadsschouwburg. De Tsjechische Lenka Flory en de Italiaan Simone Sandroni leerden elkaar kennen als leden van Wim Vandekeybus' ensemble. In 1996 richtten ze een eigen gezelschap op, dat opereert vanuit Tsjechië. Flory neemt daarin de rol van choreograaf waar, terwijl Sandroni meedanst. Het werk van Déja Donné wordt gekenmerkt door een spitse humor en een energieke bewegingsstijl, die voor liefhebbers van verhalende dans met een grote dosis humor al pareltjes opleverde als Aria Spinta en Déja Donné. In Bella Copia gaat, volgens Lenka Flory over het verschil tussen wie je echt bent en wie je had willen zijn. Het gaat over dromen en frustraties die iedereen kent. Die worden aanschouwelijk gemaakt door eindeloze verkleedpartijen. Die eindigen met een laatste confrontatie met het publiek waarin de acht dansers zich haast helemaal uitkleden vooraleer ze tussen de stapel kledingstukken in een rek verdwijnen. De voorstelling groeide op basis van de eigen inbreng van de dansers van het gezelschap. Afkomstig uit Tsjechië, Italië en Japan brengen zij elk hun eigen bagage mee in de voorstelling.
Van een heel andere aard is het werk van Le Ballet du Nord en choreografe Maryse Delente. Na haar lyrische ervaring met de creatie van Orphée et Eurydice (1996), in opdracht van de Opera van Rennes en de herneming ervan in 1999 door La Clef des Chants, l'Orchestre National de Lille en het Choeur Régional ging zij de relatie tussen zang en dans verder exploreren in haar nieuwe avondvullende programma Chemins Poètiques. Het muzikale luik wordt onder anderen verzorgd door sopraan Ingrid Perruche en pianist Alexandre Tharaud. Zij brengen werk uit de Franse én de Duitse liedkunst, van Saint-Saëns tot Debussy, van Mendelssohn tot Wolf. De kwetsbare melodische lijnen van zang en piano verstrengelen zich met een abstracte, universele dans, uitgevoerd door twaalf dansers. Een ontmoeting en een kruisbestuiving dus van twee verschillende disciplines en ook van twee schrifturen, die nochtans eenzelfde subtiel en poëtisch universum proberen te evoceren.
In Bella Copia van Déja Donné staat op 27 maart om 20.30u. in de Brugse Stadsschouwburg. Chemins poétiques staat daar op 1 april om 20.30u.. Inlichtingen en reservaties: 050/44.30.60 of www.brugge.be/cultuur/cc.