Date 2002-09-25

Publication De Tijd

Performance(s) ContinuumQuatorsGravitations-Duo

Artist(s) Leroux, Brice

Company / Organization

Keywords quatuorslerouxcontinuumschriftuurconservatoriumkinderdroomparametersluditrancemijn

Het kleinste verschil met de grootste betekenis

De Franse choreograaf Brice Leroux bouwde, na zijn opleiding aan het Conservatorium in Parijs, zowat zijn hele carrière in België op. Hij nam een aanloop als danser bij Rosas. Met Continuum, zijn eerste bescheiden creatie als choreograaf, toonde hij dadelijk dat hij als choreograaf een opmerkelijke eigen stem heeft. Zoals Quatuors, zijn nieuwe creatie, bewijst, was dit eerste werk geen probeersel, maar bracht het meteen alle kernthemas van zijn latere werk aan. Een carrière-overzicht en een gesprek.

Leroux werk ontwikkelt zich van voorstelling naar voorstelling op een seriematige wijze: elke nieuwe voorstelling varieert op het eerdere werk door enkele parameters te wijzigen of enkele nieuwe elementen toe te voegen. Het opzet is ondertussen duidelijk: de voorstellingen maken deel uit van een groter onderzoek naar de mogelijkheden om het medium dans verder te ontwikkelen. Die strategie is in de beeldende kunst uiteraard al lang gemeengoed, maar in de danswereld blijft zon manier van werken, door het overheersende format van de avondvullende voorstelling, vrij uitzonderlijk. Leroux is ook op een andere manier verwant aan alle vormen van serial art: hij mijdt nadrukkelijk alle spectaculaire effecten. Toch kunnen zijn voorstellingen, door de extreme herhaling en duur van een klein repertoire aan bewegingen, vrij verbluffend ogen. Haast heeft Leroux al evenmin: tussen 1999 en nu werkte hij slechts aan twee voorstellingen. Tussendoor nam hij samen met onder anderen Sarah Chase, Jean-Luc Ducourt, David Hernandez en Alexander Baervoets deel aan enkele improvisatiesessies. De samenwerking met Baervoets leverde wel een zeer concreet resultaat op: het bevreemdende, maar beklijvende Schauet Doch. Continuum bestond in zijn eerste versie uit twee delen. In een eerste deel zie je Leroux op een fragment uit Drumming van Steve Reich haast eindeloos zijn heupen en knieën heen en weer zwaaien voor een subtiel van kleur veranderend achterdoek. Door de verschuivingen in de belichting kan je nu eens alle details van het bewegende lichaam opnemen, dan weer lijkt de voorstelling een gesofistikeerd schaduwspel. Het tweede deel speelt zich in een schemerduister af, waarin je pas na zekere tijd het lichaam van Sarah Ludi herkent. Verscholen achter haar staat Leroux. Zo ontstaat een enigmatisch beeld van vier armen die zich rond één lichaam kronkelen. Dat kronkelmotief komt in de kledij van Ludi, de belichting en een videobeeld op het einde van het stuk terug. Op Klapstuk 99 voegde Lerox nog een derde deel toe aan dit werk. Hier zit het publiek rond een cirkel van 80 metronomen voor een uitvoering van Ligetis beroemde percussiestuk voor metronomen. In het halfduister in het midden van de cirkel voel je, meer dan dat je het ziet, daarna een dans van Sarah Ludi en Julia Sugryanes. Hun verstrengelde lichamen blijven op een punt ronddraaien onder steeds luider gedreun en gefluit.

Minimalisme

Die voorliefde voor een sterke, minimalistische structuur, clair-obscurbelichting en een zekere trance diende zich ook aan in Gravitations-Duo. Leroux en David Hernandez achtervolgen er elkaar sleepvoetend in een baan rond een ingewikkelde compositie van cirkels die met krijt op de grond getrokken is. Naarmate het licht in de zaal wegdeemstert en achter het podium een reeks spots zwakjes oplicht, wordt het parcours van de twee mannen ingewikkelder, zonder dat hun kaarsrechte houding en gelijkmatige tred wijzigen. Of toch: hoe dichter ze bij elkaar komen, hoe meer ze ei zo na naar elkaar toe lijken te vallen. Die wederzijdse gravitatie wijzigt op de meest onverwachte momenten de baan die ze afleggen: plots lopen ze achteruit rond elkaar, of stoten ze elkaar zonder enige aanraking af. Maar steeds zonder enige zichtbare aandoening of wijziging in hun houding en tred, op minieme tempovariaties na. De klankband vol ondefinieerbare geluiden van Thierry de Mey versterkt nog het gevoel dat je kijkt naar twee hemellichamen die rond elkaar cirkelen in een onvoorspelbaar spel van aantrekking en afstoting. Een spel dat in zichzelf steeds gelijk blijft, hoewel dezelfde situatie zich nooit twee keer voordoet. Na een tijd verlies je je helemaal in de ingewikkelde wiskunde van deze twee bewegende lichamen. Het einde komt wel in zicht als de lijnen op de grond helemaal uitgewist zijn door de voetstappen van de twee dansers en de klankband uitsterft, maar toch houdt de voorstelling principieel nooit op. Je verlaat de zaal wanneer je wil. Applaus is er niet bij. Met een minimum aan middelen komt Leroux hier tot een maximum aan haast architectonische helderheid, die paradoxaal genoeg tegelijk hypnotiserend werkt.

Quatuors, het nieuwe werk, is gepland als een tweedelig werk. Quantum, het nog uit te werken eerste deel, ontwikkelt het gegeven van de kronkelende armen uit het tweede deel van Continuum verder met vier dansers. Gravitations, het deel dat nu toert, gaat door op de premisse van Gravitations-Duo. De klankband is deze keer echter niet vooraf gecomponeerd, maar wordt gegenereerd door de beweging. Het geluid ervan wordt in de loop van het stuk versterkt en bewerkt. Muziek is hier dus geen aanvulling bij of ondersteuning van de dans, maar een uitvloeisel ervan. Dit stelt allerlei kwesties aan de orde. Wanneer is de klank een verdubbeling van de beweging en wanneer maakt ze zich ervan los. Of nog: hoe kan je een beweging veranderen zonder de klank daarom te wijzigen en omgekeerd. Quatuors is dus een bewegingscompositie met zowel een visuele als een akoestische component, met gelijke nadruk op beiden.

Kinderdroom

In een gesprek blijkt al snel dat deze artistieke bekommernissen niet nieuw zijn.

Toen ik bij Rosas begon, was ik 19. Maar al rond mijn achtste nam ik de beslissing dat dans mijn ding was. Hoe die kinderdroom ontstaan is, weet ik niet meer. Maar al veranderde mijn motivatie om met dans bezig te zijn meermaals over de jaren heen, de drive bleef wel. Bovendien onderkende ik al snel dat ik niet zozeer danser als wel choreograaf wilde zijn. Op het Conservatorium word je vooral als uitvoerder getraind, maar voor mij was dat vooral een ontwikkelingskans. Ik was begaan met andere dingen, zoals de relatie tussen dans en muziek - reden waarom ik later voor Rosas koos -, en zocht daarom contact met mensen uit het departement elektro-akoestische muziek aan het Conservatorium. Maar ik ben vooral visueel ingesteld. In die tijd al werkte ik veel met tekeningen, teksten en wiskundige schemas om mijn ideeën te verhelderen. Die probeerde ik dan concreet uit in bewegingen. Die wisselwerking is zeer merkwaardig: wat er op papier veelbelovend uitziet, kan lichamelijk soms onzin blijken te zijn. En omgekeerd. Je zou kunnen zeggen dat mijn opvatting van een choreograaf is dat hij een beeldend kunstenaar is, maar dan wel een die werkt met de bijkomende dimensie van beweging en ruimte.Ik was niet zo opgezet met de theaterdans die op dat ogenblik en vogue was in Frankrijk. De horizon van choreografen als Larrieu of Chopinot lijkt zich te beperken tot de idee dat choreografie is als schrijven met en op de lichamen van dansers. Er is geen ruimere inzet. Paradoxaal genoeg leidt dat ertoe dat de dans dan steeds gerechtvaardigd moet worden door een beroep te doen op andere kunsten: een tekst van een bekende schrijver, een muziekstuk, een bijzondere scenografie Op de duur lijkt het alsof de choreografische schriftuur enkel een bijkomstigheid is. Hoewel deze choreografen voortdurend bepleitten dat dans een ernstige kunstvorm is, leed het werk aan een zekere zelfontkenning. Ik vind dat je een veel breder onderzoek moet voeren om uit die patstelling te raken. Maar daar heb je natuurlijk middelen voor nodig. Niet dat ik nu een grote organisatie heb, maar je moet toch dansers kunnen betalen, en je hebt behoefte aan logistieke steun.

Coherentie

Als ik over mijn esthetica zou willen spreken, dan zou ik zeggen dat ik erop uit ben om tot een zo groot mogelijke coherentie in de gebruikte middelen te komen. Je moet voor elk detail, ook voor licht, geluid, kostuums, aandacht hebben, zodat alles gericht is op het verhelderen van een idee. Dat heeft natuurlijk zijn beperkingen: wat je ook bedenkt, de finale toets is of het als voorstelling werkt of niet werkt. Als choreograaf ben je bezig met tijd en beweging, maar in mijn geval gaat het daarbij vooral om de wijze waarop je die ervaart en waarneemt. Ik werk doelbewust met heel beperkte theatrale middelen, al bepaal ik die wel tot in het kleinste detail. Net die beperking laat immers veel ruimte voor de toeschouwer. Tijd bijvoorbeeld werkt bij mij door haar tastbare aanwezigheid als duur. Het is die duur die in zekere zin het werk doet, die de toeschouwer toelaat zich bewust te worden van zijn waarneming en ervaring. Bij de aanvang van een repetitieproces werk ik veel met improvisatie. Na een tijd sluiten de dingen bij elkaar aan. Vanaf dan leg ik parameters vast om tot een definitieve schriftuur te komen. Dat zijn echt uitgeschreven partituren, al kan een buitenstaander er niet niets uit opmaken. In Continuum bleven een aantal parameters open tijdens de voorstellingen. In Quatuors is zo goed als alles vastgelegd. De vraag die elke keer weer rijst, is: wat leg je vast en wat laat je open zonder te raken aan de schriftuur van het geheel? Je moet zover gaan dat het resultaat beantwoordt aan wat je wil bereiken. Maar je mag anderzijds ook niet te ver gaan. Als je dingen vastlegt die in feite bijkomstig zijn voor de lezing door de toeschouwer, loop je steeds het gevaar dat je aan een breekpunt komt: eens daar voorbij, dood je de voorstelling. Toch werkt de extreme determinatie in Quatuors. Je verplicht de uitvoerder om in zijn eigen lichaam op zoek te gaan naar middelen om de partituur te realiseren. De schriftuur is als een dwangbuis die dwingt tot een uiterste concentratie op de uit te voeren taak. Het zijn als het ware de cirkels en de tijd die het werk doen. Er komt geen vragen stellen aan te pas. Je kan zelfs aan niets anders denken. Zo kom je tot een inwendige trance. Trance doelt hier echter niet op bewustzijnsverlies, maar juist op een extreem verhoogd bewustzijn. Paradoxaal genoeg opent die beperking enorme mogelijkheden. De wijze van stappen, de plaatsing van de schouders, de wijze waarop je de ruimte laat vloeien, aantrekking en afstoting tussen lichamen Het zijn haast onmerkbare details, maar toch hebben ze een beslissende impact op de waarneming. Dat is moeilijk uit te leggen in woorden. Het is iets wat zich niet meer op het vlak van de rationele analyse, maar op het vlak van de ervaring, de sensatie situeert.

QUATUORS van Brice Leroux staat op 8/10 in CC De Velinx/Tongeren, op 18/10 in CCBe/Antwerpen, op 25, 26/02 in Stuk/Leuven, op 5,6/03 BSBbis/Brussel en op 9/05 cc Grimbergen/ Strombeek. Voor meer inlichtingen: Ilse Vandesande, Dixit, Gasstraat 90, 2060 Antwerpen, tel.: 03/225.10.66 of ilse.dixit@wpzimmer.be