Na Few things, gebaseerd op De wonderbaarlijke mandarijn van Bela Bartok, waagt Grace Ellen Barkey zich met (And) weer aan een operabewerking, deze keer van Puccinis Turandot. Om de problemen met auteursrechten te vermijden die haar bij Bartok zo zuur opbraken, hield ze zich deze keer echter ver van het oorspronkelijke werk. Van Puccinis Turandot resten slechts enkele klankflarden en het verhaalstramien. Toch is haar apocriefe versie van Turandot even hartveroverend anarchistisch als Few Things.
Grace Ellen Barkey is gefascineerd door wat ze zelf omschrijft als de gewelddadige, punkachtige energie van Bartoks podiummuziek. Daarom wou ze aanvankelijk zijn drie podiumwerken op de planken zetten. Na het ballet De wonderbaarlijke mandarijn zou ze het mimespel De houten prins aanpakken om te eindigen met Blauwbaards Burcht. Door de bemoeienissen van de erven Bartok heeft ze dat plan moeten laten varen, maar toch wil ze haar werk in de komende jaren naar een echte opera-enscenering laten evolueren, waarin de energie van Bartok blijft doorklinken. Dat hoeft geen klassieke opera te zijn, het kan net zo goed een rockopera worden. Haar bewerking van Turandot, waarin de live-gitaar van Maarten Seghers een belangrijke rol speelt, is een stap in die richting.
Obsessie
Turandot is het verhaal van een prinses die niet wil huwen en daarom aan elke huwelijkskandidaat drie raadsels voorlegt. Wie de oplossing kent, mag haar huwen. Wie faalt, wordt onthoofd. Velen gaan inderdaad voor de bijl, al zijn de raadsels doorzichtige rebussen. De antwoorden zijn achtereenvolgens angst, niets en liefde. Kortom, de basisingrediënten van de condition humaine van de (verliefde) mens. Uiteindelijk daagt er een onbekende prins op die de antwoorden wel kent. Hij laat de prinses echter nog een mogelijkheid om te ontsnappen. Als ze voor de ochtend zijn naam te weten komt, hoeft ze niet te huwen. Via slinkse maatregelen slaagt ze er ook in zijn naam te achterhalen. Puccini haalde zijn verhaalstof bij de achttiende-eeuwse auteur Carlo Gozzi, die de mosterd op zijn beurt bij een oud Perzisch sprookje haalde. Ook bij de gebroeders Grimm duikt het thema in een alternatieve versie op. Bij Puccini komt het op het einde echter nog goed tussen de prinses en haar aanbidder.
Bij Grace Ellen Barkey niet: Die twee zijn op hun manier enkel met hun eigen obsessie bezig, ze hebben niet het recht op een goed einde. Het is geloofwaardiger en ook grappiger als het slecht afloopt. Inderdaad, eens de prinses haar aanbidder heeft laten berechten, verandert het paleis in een glazen huis, waarin de prinses, met stomheid geslagen, als een vis opgesloten zit. Van de weeromstuit zwijgen ook alle getuigen tot ze zich geen enkel geluid meer herinneren.
Hulpeloos happen
De vis is zowat het Leitmotiv van deze voorstelling. Hij duikt op in het begin, als de drie wijze mannen Ping, Pong en Pang de prins ontraden zijn kans te wagen. Als de prins de prinses uitdaagt om zijn naam te achterhalen, is er weer een vis van de partij, deze keer een kunstig gesegmenteerd handwerkje dat op stokjes rondgedragen wordt.
Barkey: Het idee van de vis ontstond louter associatief. Ik gebruikte het beeld vroeger al in Rouge/Red. Hier gaat het mij om het hulpeloze happen van zon vis op het droge. De personages in dit stuk zijn ook hulpeloos. Ze willen iets wat ze niet hebben en niet kunnen hebben. Dat veroorzaakt een diepe onrust, die uitmondt in melancholie. Hun gedachten zijn heel tumultueus, zelfs gewelddadig. Dat gewelddadige intrigeert mij. Zelf ben ik zo niet. Alhoewel, bij het maken van een voorstelling ga ik altijd door zon tumultueuze fase. Pas later komt het reflexieve aspect erbij.
Een tweede hoofdmotief in de voorstelling is de poppenkast.
Barkey: Ik wilde Bartoks De Houten Prins in een poppenkast spelen. Dat idee heb ik overgeplant naar Turandot. Het verhaal en de muziek van die opera boeien mij op zich niet zo, maar het stuk levert wel een aantal archetypische personages met sterke gevoelens op. Daarop kan je vrij associëren. Dat is ook precies wat hier gebeurt.
Voor Barkey vormt de verhaalstof slechts de aanleiding voor een oorspronkelijk theatraal werk. Op het eerste gezicht oogt het stuk als een grote poppenkast. Het podium wordt gedomineerd door een groot doek met een rechthoekige uitsnede waarachter de acteurs de sleutelmomenten van het stuk als raadsels presenteren. De opening is immers net te klein om de menselijke figuur ten volle in beeld te krijgen. Je ziet letterlijk uitsnedes van acties, waarbij vaak hoofden onzichtbaar zijn of komisch boven het kader uitsteken. Het stuk opent zo met de harlekijnfiguur van Kosi Hidama die zijn voet en zijn hand, gehuld in een rode gummihandschoen heen en weer beweegt. Het is een wonderlijk intrigerend beeld. Net zo vergaap je je later aan de enigmatische prinses, gespeeld door Tijen Lawton. Nu eens wappert ze grillig en verwend met haar handje als weer een hoofd moet rollen, dan weer kronkelt ze sensueel heen en weer in steeds andere toiletten. Als de intrige ten slotte zijn ontknoping nadert, wordt ze door twee wijze mannen als een vogel in en uit het kader gezwierd. Het is alsof ze pesterig voorgeeft dat ze zich zal vergooien aan de toeschouwers, maar toch net een slag om de arm houdt. Of kan ze zich net niet geven? Het is aan de kijker om die alternatieve lezingen uit te maken. Het beeld suggereert enkel.
Marktplein
Door die poppenkast wordt het voorpodium als een marktplein waar het volk zich net als de toeschouwers verzamelt en vergaapt aan een tegelijk fascinerend en vreesaanjagend schouwspel. Pas op het einde valt het doek en ontstaat op het gammele verhoog achter het doek een massascène waarin alle protagonisten van het verhaal zich heftig gesticulerend verzamelen. In het groteske tumult van tegengestelde beweringen en gevoelens verdampt alle zin en betekenis. De stilte die volgens Barkeys apocriefe versie van het verhaal over het land daalt na de laatste moord van de prinses, wordt op het podium niet in een dromerige stilte vertaald, maar ontaardt net in een luidruchtige rocksong, waarin de acteurs luidkeels vragen naar de klank van thee met suiker. Of hoe (schijnbare) diepzinnigheid kan uitmonden in triviale vragen.In deze poppenkast gaat het minder om personages dan om de acties van de acteurs. Acteur moet je hier overigens heel ruim begrijpen. Barkeys cast omvat zowel dansers, zoals Tijen Lawton, Angélique Wilkie, Kosi Hidama en Julien Fauré, als een muzikant, Maarten Seghers, en een echte acteur, Benoît Gob. Het onderscheid tussen deze disciplines is echter triviaal: Wilkie ontpopt zich hier als een volleerde zangeres, Lawton en Seghers acteren en dansen de pannen van het dak en ook Gob blijkt een prima danser. In deze grote poppenkast worden alle genreconventies tussen haakjes gezet of vrolijk verbasterd. De voorstelling ontleent zijn betekenisrijkdom net aan deze anarchistische transgressies. Doordat Barkey duizend bloemen laat bloeien, slaagt ze er wonderwel in om het chaotische, burleske, absurde van het verhaal, en bij uitbreiding van het menselijk bedrijf, zichtbaar te maken. De keuze van de titel van het stuk wijst daar al op.
Barkey: (And) is een titel die ontleend is aan een gedicht van E.E. Cummings. Ik hou ervan omwille van het paradoxale letterbeeld. De haakjes wijzen op een beperking, een afzondering, terwijl het woord 'and' net op verbinden wijst. And roept zelfs het beeld van een gelukkig einde op als je denkt aan een zin als en ze leefden nog lang en gelukkig.
Maakt Barkey van (And) een soms rommelige, wilde voorstelling, toch is ze meer dan eens verrassend precies en duidelijk als het erop aankomt te tonen waar het op staat in een bepaalde situatie voor een bepaald personage. In de potpourri van scènes en onverwachte plotwendingen duiken voortdurend beelden op die in een flits mogelijke interpretaties van de figuren laten zien. Net als in Few Things blijkt Tijen Lawton ook hier weer een meester in het tegelijk zichtbaar maken van verschillende interpretaties van de prinses. De ene keer debiteert ze als een verwend nest haar vraagjes terwijl ze haar benen wild heen en weer laat zwieren op de rand van de tafel. Maar op een ander ogenblik lijkt ze wel de hulpeloze gevangene van een situatie die ze zelf ook niet gewild heeft. Voor Barkey is choreograferen niets anders dan het vinden van dergelijke beelden; bewegingen waarin dingen plots duidelijk worden.
Choreografie is voor mij niet het organiseren van bewegingen en patronen. Ik zoek naar bewegingen die de dans achter zich laten. Beelden moeten een soort ruwheid kunnen bewaren, ze mogen tonen hoe ze gemaakt zijn. Net dat maakt ze mooi. Als het allemaal af is, dan wordt het dans. Dat boeit mij niet: het onderwerp van bewegingen moet iets anders zijn dan dans zelf. Het moet een gevoel in een beeld vatten.
(And) van Grace Ellen Barkey en Needcompany staat op 23 en 24 januari in het PSK in Brussel, en op 7 februari in het CC van Strombeek-Bever. Voor inlichtingen en reservering : www.needcompany.org