'Collect-if' danst zonder choreograaf
Zeven ervaren dansers stellen vragen rond 'collectiviteit'
(tijd) - In theaterland zijn gezelschappen zonder regisseur al jaren schering en inslag. Lukt dat ook in de dans? Kunnen dansers, zonder de leiding van een choreograaf en zonder een ondersteunende tekst samen iets maken? 'Collect-if' denkt van wel: 'We stellen gewoon onszelf voor'. Hun eerste werkstuk, nu te zien in de Gentse Minard heet dan ook toepasselijk 'Collect-if'. Dit schijnbaar eenvoudige idee heeft echter een onverwachte politieke draagwijdte.
De Sloveen Emil Hrvatin, performance-kunstenaar en de auteur van 'Herhaling, Discipline, Waanzin', een uitstekende introductie tot het vroege werk van Jan Fabre, stond met een simpele vraag aan het begin van dit avontuur. Wat betekent het begrip 'collectiviteit' nog, zowel in de gewone wereld als in een artistieke context?, vroeg hij zich af. Hij zocht een groep ervaren dansers bij elkaar, die tot dan toe vooral bij grote, gereputeerde ensembles gewerkt hadden. Hij kreeg daarvoor de hulp van Bojana Cvejic, die vaak met theatermaker Jan Ritsema samenwerkte. Naast Hrvatin en Cvejic bestaat Collect-if uit Alix Eynaudi (Rosas), Varinia Canto Vila en Ugo Dehaes (Meg Stuart/Damaged Goods), Rebecca Murgi (Iztok Kovac, Sosta Palmizi) en Katarina Stegnar (o.a. Betontanc). De zeven deelden het verlangen de zaak als collectief eens van de andere kant te bekijken. De groep, verenigd rond de tafel voor een gesprek, biedt alvast uiterlijk de aanblik van een collectief 'oude stijl': allen dragen hetzelfde kraagloze mao-jasje in ruw katoen en dezelfde broek. Is dat meer dan een ironische knipoog?
'Zeker', vindt Hrvatin, 'dit is werkkledij. En we hebben ook hard gewerkt, veel meer dan we gecreëerd hebben. Deze kledij representeert dat werk. Tegelijk verenigt dit pak twee tegengestelden. Het jasje staat voor de oud-maoïstische opvatting van collectiviteit. De broek is westerse 'casual dress' en drukt zo een nieuwere groepsgeest uit'. Ugo Dehaes voegt eraan toe: 'Bovendien was dat pak het eerste waarover we het eens waren'.
Boekje
Het lag inderdaad niet voor de hand om vanuit het niets een voorstelling te creëren. De groepssamenstelling is immers artificiëel: de leden kenden elkaar vooraf slechts oppervlakkig. Ideeën die ter tafel kwamen, bleken na veel praten en overleggen vaak weinig bruikbaar of konden niet op overeenstemming bogen. Ze belandden echter wel in een mooi boekje dat het traject van de groep min of meer chronologisch beschrijft. Hrvatin: 'Het gaat ons niet om de nostalgie naar een verloren idee van collectiviteit. Onze démarche heeft integendeel iets utopisch. We vertrokken van de vaststelling dat we weinig gemeen hebben: iedereen heeft andere verwachtingen en noden, en drukt zich uit in verschillende media'.
Canto Vila treedt hem bij: 'Ik was vaak onzeker in de gesprekken, omdat ik iets eerst in beweging moet uitzoeken vooraleer ik het ook onder woorden kan brengen.' 'Die negatieve vaststelling, het gebrek aan een gemene deler in de groep', vervolgt Hrvatin, 'hebben we echter aangegrepen als een mogelijkheid. We ontwikkelden een leidraad voor het werkproces, die in vijf punten samen te vatten valt.'
Naarmate de groep die leidraad uiteenzet en becommentarieert, blijkt dat het hier niet zozeer om een samenwerkingsprotocol gaat, als wel om de blauwdruk van een utopische, politieke gedachte. Het gaat de groep, zoals Cvejic het uitdrukt, om contacten in plaats van contracten. In de eerste plaats neemt de groep alle tijd om tot een beslissing te komen. Klassieke beslissingsmechanismen van de parlementaire democratie zoals stemmen of veto worden geweerd. Machtsspelletjes zijn uit den boze. Cvejic: 'Met een Babylonische spraakverwarring tot gevolg, maar erg onthullend ook. Door de manier waarop anderen met je idee aan de haal gaan, kom je zelf op geheel nieuwe gedachten.' Canto Vila: 'Aanvankelijk stond iedereen op zijn eigen idee, maar na enige tijd leer je omgaan met wat anderen voorstellen. Je leert je in te leven in het standpunt van een ander.'
Binnendringen
Het tweede en derde punt zijn een direct gevolg van het eerste: beslissingen uitstellen leidt tot grote onzekerheid, en dat is mentaal moeilijk te verteren. 'Collect-if' wil die onzekerheid leren hanteren, er de verantwoordelijkheid voor nemen. Zelfs - en dat is het derde punt - als dat betekent dat het werkproces inefficiënt is. Cvejic: 'Je verantwoordelijkheid als auteur is in het geding. Hoe ga je om met andere benaderingen en werkmethodes? In de hedendaagse westerse samenleving zijn organisaties vaak zo gestructureerd dat iedereen binnen een groep zijn deeldomein, zijn specialisme heeft. Anderen worden niet verondersteld daaraan te raken. Bij ons geldt het omgekeerde. Iedereen kon binnendringen in het 'domein' van de andere, en deed dat ook. Dat is ook een hemelsbreed verschil met de gang van zaken in gewone dansgezelschappen. Je kan stellen dat beslissingen, ook artistieke, in een collectief doorgaans op een pragmatische basis genomen worden. Er wordt gewerkt vanuit een contractuele houding tegenover het werk. In ons geval is er maar één contract: je doet mee of je doet niet mee. Al wat dan volgt, gebeurt op basis van het contact dat je met de ander ontwikkelt.'
Dat is ook in bredere zin relevant, vervolgt Cvejic: 'In de hedendaagse neoliberale wereld koopt iedereen zijn vrijheid om niet met de andere in contact te moeten komen. Individuele eigenschappen als tolerantie en vrijheid worden hoog gewaardeerd, maar verhelen dat zo problemen op afstand gehouden worden. Het is een verkapte vorm van cynisme. Uiteindelijk is het pas als een hinderlijke vreemdeling in de achtertuin van de verlichte westerse burger de rust verstoort, dat er sprake is van contact. Maar uiteraard is dat niet per se een geslaagd contact. In ons werkproces is dat verstoppertje spelen onmogelijk. Je bent verantwoordelijk voor je verhouding tot de andere groepsleden, ook al is die geen succes.
Geen navelstaren
Toch is 'Collect-if' geen klassiek maatschappijkritisch theater. Hrvatin: 'We spreken niet over de buitenwereld. We creëren geen betekenis, maar zijn zelf, in wat we doen, betekenis. Dat moet je niet verwarren met navelstaarderij.' En Dehaes vervolgt: 'We begrepen gauw dat een overeenstemming bereiken over een concrete kwestie onmogelijk was. Maar toch kunnen we een bepaalde problematiek duidelijk maken door ze zelf te doorworstelen.' Eynaudi maakt een vergelijking met het werk in een ander gezelschap: 'Je kan een choreograaf te kennen geven waaraan je twijfelt, maar die twijfel is steeds gerelateerd aan een bepaalde scène. Terwijl het nu om de twijfel op zich gaat'.
Het mag mooi klinken, de vrijheid die de groep zichzelf permitteert blijkt ook een zware last. Het vierde punt stelt dat de lichtheid van de creatie omslaat in zwaarte. Stegnar: 'Hoe meer mogelijk is, hoe meer alles onmogelijk wordt. In de vertaalslag tussen de groepsleden gaat ook veel verloren. De uiteindelijke voorstelling kan nooit aanwezig stellen wat er in het geding was tijdens het werken. De toeschouwer krijgt enkel een vermoeden van wat mogelijk was geweest'.
Het laatste programmapunt luidt: 'Being in by being out'. Daamee is de cirkel rond. Hrvatin: 'Dit gaat over weerstand bieden aan het verlangen volledig op te gaan in het geheel, alle twijfels terzijde te schuiven. Wij zijn elkaars betrokkenheid echter blijven op de proef stellen'.
Blijft natuurlijk de vraag: welke voorstelling is het resultaat van drie maanden onverdroten praten, werken en zoeken? Daar blijft de groep, een beetje plagerig, het antwoord schuldig op: 'Wij zitten er middenin, dus we kunnen niet weten hoe het er van buitenaf uitziet. Maar kom vooral kijken'.
Pieter T'JONCK
Minard-schouwburg - vanavond 19 en morgen 20 nov. om 20u. Inlichtingen en reservering: Vooruit 09/267.28.28 of www.vooruit.be