Date 2004-01-24

Publication De Tijd

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords negentigerspigmentuytterhoevenpublieksbereikvlaamsefilmfabriekfrictiepodiumlandschapclaeyspascale

Vele pigmenten

Vele pigmenten

THEATER

Pigment, tendensen in het Vlaamse podiumlandschap

Michel Uytterhoeven (red.)2003, Gent, AmsterdamUitgeverij Ludion, 204 blz.,ISBN 90-5544-458-8

(tijd) - De Vlaamse podiumkunsten genieten, sinds de zogeheten 'nieuwe Vlaamse golf' in de jaren tachtig, een uitstekende faam. Die golf, dat waren mensen als Anne-Teresa De Keersmaeker, Jan Fabre, Lucas Vandervost, Luk Perceval, Jan Lauwers, Jan Decorte en anderen: zij zorgden in de jaren tachtig voor een grondige vernieuwing in de podiumkunsten, braken internationaal door en zijn sindsdien geïnstitutionaliseerd.

De generatie van de jaren 90 is veel diffuser: in het nieuwe boek 'Pigment, tendensen in het Vlaamse podiumlandschap' probeert Michel Uytterhoeven 'een voorlopige en vloeibare ordening' in deze generatie te maken. Uytterhoeven is directeur van het Vlaamse Theater Instituut en bedacht het concept van het boek. In 'Pigment' worden 25 podiumkunstenaars, gezelschappen of organisaties toegelicht door evenveel auteurs. Vijf andere auteurs, onder wie Uytterhoeven zelf, schreven ook elk een essay rond een bepaalde invalshoek.

De 25 producenten werden ingedeeld in vier subgroepen, die meteen duidelijk maken hoe 'vloeibaar' het landschap geworden is. Onder de titel 'Nom donné par l'auteur' vallen sterk persoonlijk gerichte theatermakers en dansers als Charlotte Vanden Eynde, Pascale Platel, Pieter De Buysser, Het muziek Lod (Eric De Volder en Dick Van der Harst), Bart Meuleman of Mohamed 'Ben' Benaouisse. De 'hybriden' zijn cross-overproducenten als Het Sprookjesbordeel, Pieter De Bie/Laika, Meg Stuart/Damaged Goods en De Filmfabriek. '(On)roerend Goed' heten die gezelschappen die voor hun werking nauw bij een gebouw betrokken zijn zoals BSB(bis), P.A.R.T.S. en Les Bains:Connective. De 'nomaden' ten slotte zijn zwervende artiesten als Circus Ronaldo, Benjamin Verdonck of Royal De Luxe. De toelichtingen lopen in aanpak ver uit elkaar: beschouwend, zoals Pieter T'Jonck over Charlotte Vanden Eynde; herinnerend zoals Dirk Pauwels over Pascale Platel of Anna Luyten over Benaouisse; en zelfs experimenteel, zoals Edwin Carels over de Filmfabriek.

Weinig frictie

Maar de meerwaarde van 'Pigment' zit in de essays. Zo stelt Rudi Laermans in 'Oeuvreloos maar niet werkeloos' vast dat er weinig frictie is tussen de generatie van de tachtigers en die van de negentigers (de troonbezetters en de troonpretendenten) en dat de negentigers zelfs het gevaar lopen gepamperd en doodgeknuffeld te worden. 'Want ze krijgen aandacht, van de kant van de gevestigde instellingen, maar ook van de kant van de reguliere pers en de commissies die de Vlaamse cultuuroverheid adviseren. Er bestaat een manifeste zorg voor in- en doorstroommogelijkheden, er wordt voornamelijk gedacht, gediscussieerd en beslist met het oog op een tegelijk flexibel en duurzaam Vlaams theater- en danslandschap.' Laermans beschouwt het werk van de negentigers ook als 'postkunst': 'De negentigers zijn geen auteurs die (_) aan een hecht theater- of dansoeuvre timmeren. Ze maken gewoonweg voorstelling na voorstelling, ze flaneren van project naar project, ze concentreren zich op het heden zonder veel achterom of vooruit te kijken.'

In zijn bijdrage 'Labyrintorium' heeft Joris Janssens het onder meer over de opvallende manier waarop vele negentigers inwerken op de zintuigen: 'Het is niet toevallig dat er op en rond onze podia zoveel wordt gekookt en gegeten. (_) Door de smaak- en geurzin aan te spreken willen vele makers het publiek sterker bij de voorstelling betrekken.' De rol van het publiek blijkt overigens een rode draad door 'Pigment': publieksbereik, publieksparticipatie, de woorden komen geregeld voor. Manu Claeys heeft het er in zijn essay het uitgebreidst over, in zijn definities en tegendefinities bij het debat over publieksbereik. Hij vindt dat de theaterwereld via de taal zelf moet verduidelijken 'waarom voor interessante kunst de overtreffende trap van maatschappelijk 'nuttig' of relevant geldt, en waarom een groot publieksbereik daarom niet ter zake doet, en dus ook niet bij het toekennen van subsidies.' Claeys pleit er voor het begrip 'elitair' positief te interpreteren en aan het publiek uit te leggen.

Michel Uytterhoeven gaat ten slotte voor een stuk in tegen de tekst van Laermans. Maar ook hij stelt een desinteresse voor collectief engagement bij de negentigers vast. 'Zij laten de boodschappen over aan politiek, media en publiciteit. Ze stellen hooguit vragen, signaleren onbehagen, constateren de paradoxen van ons moeizaam samen-leven.' En: 'Negentigers lijken eerder aan te leunen bij de slogan van de militante vrouwenbeweging: het persoonlijke is politiek. Vandaar ook hun zorg om in hun werkverhoudingen democratisch met elkaar om te gaan, hun relatie met de buurt waarin ze werken ter harte te nemen, de publieke ruimte op te zoeken in plaats van zich te verbergen in de donkerte van de schouwburgen.'

De negentigers, een overgangsgeneratie? Wie weet, het boek maakt geen balans. Hun zoektocht naar een nieuwe, directere omgang met het publiek is wellicht het opmerkelijkst, maar precies daarin schieten ze (voorlopig?) vaak te kort: de teksten en beslommeringen waar zij dagdagelijks mee bezig zijn, hun uitgesponnen en onderling doorgeprate intellectuele en emotionele gedachtengangen, het moet door dat publiek telkens weer in twee, drie uur begrepen en verwerkt worden. Zodat de kijker vaak vermoeider geraakt dan de spelers zelf. Een boek als 'Pigment' lezen kan dat publiek helpen.