Date 2004-05-18

Publication De Tijd

Performance(s) My neck is thinner than my hairLooking for a missing employeeHistoire(s) sur les traces du ‘Jeune homme et la mort’

Artist(s) Mroué, RabihDe Soto, Olga

Company / Organization Atlas Group

Keywords mrouéfeitenlibanesebeiroetlibanonbomautosotohommageatlasopenbaarheid

Koude kunst

Koude kunst

KunstenFESTIVALdesArts

diverse locaties Brussel

(tijd) - Voor hapklaar theater of 'grote namen' moet je niet per se bij het KunstenfestivaldesArts zijn. De tweede week van het festival toonde alweer verbazend uiteenlopende werken, die niet zelden grote risico's nemen. Dat loopt niet altijd goed af. Toch drijven over de verschillende voorstellingen heen een aantal prangende kwesties boven, zodat zelfs minder geslaagd werk in de context van het festival een meerwaarde krijgt.

Twee werken uit Beiroet, van de Atlas Group en van Rabih Mroué, hebben bijvoorbeeld met conventioneel theater enkel gemeen dat ze zich op een podium afspelen. De Atlas Group, die bestaat uit mediakunstenaar Walid Raad, architect Tony Chakar en dichter en essayist Bilal Khbeiz, leunt sterk aan bij beeldende kunst. Hun 'My neck is thinner than my hair' vraagt zich af wat de maatschappelijke impact is van de bomauto's, die tussen 1975 en 1991, in volle oorlogsperiode, de straten van Beiroet teisterden. Dit stuk begint met een kurkdroge uiteenzetting van de feiten rond één bomaanslag in het bijzonder. In één beweging brengen ze dan het hele Libanese conflict in kaart. Niet dat de oorlog er begrijpelijker door wordt, als je niet met de materie vertrouwd bent. Je leert echter wel dat alle informatie over deze aanslagen publiek bekend is. Tot en met de identiteit van de daders, die zich ook nu nog in de hoogste bestuurlijke regionen van het land bevinden.

De bomaanslagen worden zo de bron van vele, en verwarrende vragen over de huidige 'vrede' en de rechtsstaat in Libanon. De veronderstelde transparantie van de moderne natie wordt tegengesproken door de alledaagse werkelijkheid. Het belang van de bomauto's lijkt door de tijd zo verbleekt dat geen enkel oorlogsmonument eraan herinnert. Maar de werkelijkheid van de stad is er wel onzichtbaar door getekend. Hele stadswijken beantwoorden niet meer aan het moderne idee van de transparante, vrij toegankelijke stad, maar werden dorpen waar iedereen nauwlettend iedereen in de gaten houdt. Een buitenstaander voelt die sfeer, al vallen de spiedende blikken nergens te betrappen. Dat is wat het tweede deel van het stuk, een film van de wijk waar acht jaar geleden een bom ontplofte, op een intrigerende manier demonstreert.

De film opent met een vogelperspectief van drukke verkeersknooppunten: een grootstad als elke andere. Dan trekt echter een waas over dit archetypische grootstadsbeeld. Onderdelen van een (bom)auto tekenen zich af in dit waas. Die beelden vloeien over in haarscherpe opnames van de wijk onder zinderend zonlicht. Er is geen beweging te zien, op enkele wagens na die door het beeld glijden. Dat heldere beeld loopt allengs vol met andere beelden zoals oude actualiteitsfoto's en tekeningen. Op sommige ogenblikken vertroebelt het beeld zelfs helemaal, een verzameling strepen en vlekken als een schilderij van Richter. Alsof de heldere werkelijkheid vertroebelt en onfotografeerbaar wordt als de camera te dicht komt. In een gesprek achteraf met het publiek geeft de groep ten slotte een toelichting bij deze beelden die de sporen van een traumatisch verleden willen traceren.

Het belang van dit werk ligt echter niet alleen in de maatschappelijke analyse. Het weerspiegelt ook een andere kijk op kunst dan die van andere gasten op dit festival zoals Alain Platel. Deze kunst is niet gestoeld op een oorspronkelijk gebaar, maar op data, cijfers en foto's. Ze kent haar oorsprong niet in één geniaal brein, maar in een groep mensen die wel kunst maken, maar zich daarom niet noodzakelijk altijd als kunstenaar afficheren. Het resultaat is een werk dat op een onderzoekende, afstandelijke en zelfs wat ironische manier nagaat hoe 'feiten' niet langer de vanzelfsprekendheid hebben die men ze graag toedicht, maar gestructureerd zijn als effecten van vaak latente politieke, economische of culturele processen. Een 'koude' kunst dus, die tot dusver in de theaterwereld vrij ongewoon is, maar wellicht steeds meer aan belang zal winnen.

Spoorloos

Ook 'Looking for a missing employee' van Rahib Mroué vertrekt vanuit data die via het nieuws de werkelijkheid van de Libanese samenleving een publieke vorm geven. In dit geval gaat het om een ingewikkeld verhaal over een ambtenaar die met een enorme som geld spoorloos verdwenen is. Aan de hand van krantenknipsels die hij over deze verdwijning verzamelde, vertelt Mroué het verhaal. Hij doet dat echter niet vanaf het podium. Daar staat slechts een lege stoel waarachter Mroué vanaf een scherm, als een nieuwslezer, zijn relaas doet. Een tweede scherm toont de documenten die hij doorneemt. Op een derde scherm giet een hand alle weetjes in een overzichtelijk schema. Deze pastiche van televisie met zijn opeenstapeling van informatie leidt tot een paradox: het inzicht in de kwestie neemt niet toe, maar af. Het schema klopt nooit. De verhalen en feiten vormen vooral de aanleiding om te suggereren dat achter dit (in Libanon) 'banale' voorval heel wat zaakjes verscholen blijven die het daglicht schuwen. Als de kranten de zaak als afgesloten beschouwen blijkt geen enkele vraag werkelijk opgelost. Wel is duidelijk dat het personage van de ambtenaar een creatie van de kranten is, en weinig uitstaans heeft met het echte slachtoffer. De berichtgeving vermoordt hem zo in zekere zin een tweede keer. Mroué vertelt het verhaal op een cynische, soms zelfs sarcastische toon. Daarachter voel je een kille woede. De manier waarop de media met feiten en gebeurtenissen omgaan creëert een valse openbaarheid, die van de weeromstuit het idee oproept dat zich achter de zichtbare werkelijkheid een schaduwwereld ophoudt waar werkelijke beslissingen genomen worden. De openbaarheid slaat zo in zijn complete tegendeel om. Jammer voor wie in de raderen van dit mechanisme belandt_

Hommage

In 'Histoire(s) sur les traces du 'Jeune homme et la mort'' verruilt Olga De Soto, als choreografe, de dans zelf ook al voor een meer reflexieve, afstandelijke benadering van theater. Dit werk, gestart als een opdracht om een hommage te maken aan het ballet van Jean Cocteau en Roland Petit uit 1946, eindigde als een portret van mensen die de oorspronkelijke voorstelling bijwoonden. De Soto beschouwt dit immers, niet onterecht, als de enige mogelijkheid om een hommage te brengen aan een werk dat je zelf nooit zag. De portretten van de hoogbejaarde toeschouwers zijn boeiend. Ze tonen een mentaliteitsgeschiedenis: hoe onbevangen werd in het naoorlogse klimaat kunst gemaakt en bekeken? Ze tonen ook hoe intrigerend de verhalen van oude mensen kunnen zijn. Ze tonen ten slotte de onbestendigheid van het geheugen. Toch slaagt de voorstelling maar half, om de simpele reden dat De Soto de projectie van deze filmbeelden op een onhandige en overbodige manier wil ensceneren, terwijl de montage van de films zelf in veel opzichten scherpte mist.

Pieter T'JONCK

Het KunstenFESTIVALdesArts loopt nog tot zondag 22 mei - www.kfda.be